Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w68 15/8 blz. 492-497
  • Gods vereisten voor het leven erkennen

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gods vereisten voor het leven erkennen
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE BETEKENIS VAN DE WATERDOOP
  • ERKENNEN DAT WIJ ZONDAARS ZIJN
  • VAN JEHOVAH AFKOMSTIGE REDDING DOOR BEMIDDELING VAN CHRISTUS
  • ZICH ONVOORWAARDELIJK OPDRAGEN
  • Dopen volgt op het maken van discipelen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1973
  • De doop — een christelijk vereiste
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
  • De betekenis van je doop
    Aanbid de enige ware God
  • De betekenis van jouw doop
    Verenigd in de aanbidding van de enige ware God
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
w68 15/8 blz. 492-497

Gods vereisten voor het leven erkennen

1, 2. Wat zijn de twee vragen die aan alle kandidaten voor de waterdoop, zoals deze door Jehovah’s getuigen wordt verricht, gesteld worden?

DE SPREKER, een van Jehovah’s getuigen, stelde aan het eind van zijn toespraak over de doop degenen die op het punt stonden gedoopt te worden de volgende vraag: „1. Hebt u voor God erkend dat u een zondaar bent, die redding nodig heeft, en hebt u tegenover hem beleden dat deze redding van hem, de Vader, uitgaat en door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus, tot u komt?” Na een hoorbaar „Ja” ten antwoord te hebben gekregen, stelde hij vervolgens de vraag: „2. Hebt u zich op grond van dit geloof in God en zijn voorziening voor redding, onvoorwaardelijk aan God opgedragen om voortaan zijn wil te doen, zoals hij deze door bemiddeling van Jezus Christus en door middel van de bijbel, onder de verlichtende kracht van de heilige geest, aan u openbaart?” Na ook op deze tweede vraag een hoorbaar „Ja” ten antwoord te hebben gekregen, deelde de spreker degenen die op het punt stonden ondergedompeld te worden mee dat zij in aanmerking kwamen voor de openbare ceremonie van de waterdoop.

2 Deze zelfde twee vragen worden door Jehovah’s getuigen aan alle kandidaten voor de waterdoop gesteld, of de ceremonie nu is georganiseerd voor de doop van één of twee personen of voor de doop van duizenden, zoals bijvoorbeeld tijdens de in juli 1958 in de stad New York gehouden internationale „Goddelijke Wil”-vergadering van Jehovah’s getuigen, toen 7136 personen in water werden ondergedompeld.

3. Welke vragen kunnen terecht worden gesteld met betrekking tot de gedachten die in deze fundamentele vragen opgesloten liggen?

3 Na de bovenstaande twee vragen te hebben gelezen, vraagt u zich echter wellicht af: Wat is de betekenis van de waterdoop zoals deze door Jehovah’s getuigen wordt verricht en wat wordt erdoor tot stand gebracht? Hoe erkent men voor Jehovah dat men een zondaar is, die redding nodig heeft? Hoe komt men te weten dat redding van Jehovah, de Vader, uitgaat en door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus, tot ons komt? Hoe pakt men het verder aan om zich onvoorwaardelijk aan het doen van Gods wil op te dragen, en op welke wijze wordt zo iemand Gods wil door bemiddeling van Jezus Christus en door middel van de bijbel, onder de verlichtende kracht van de heilige geest geopenbaard? Al deze vragen zijn zo belangrijk, dat wij ze aan een ernstige beschouwing dienen te onderwerpen, en laten wij ons, ten einde waarheidsgetrouwe en bevredigende antwoorden te krijgen, tot Gods Woord der waarheid wenden en zien wat het hierover te zeggen heeft.

DE BETEKENIS VAN DE WATERDOOP

4. (a) Welke betekenis had de doop die door Johannes de Doper werd verricht? (b) Hoe werd de joodse natie op haar zondige staat opmerkzaam gemaakt, en wat zouden de offers die zij brachten hen doen beseffen?

4 Laten wij om te beginnen de betekenis van de waterdoop aan een onderzoek onderwerpen. De discipel Lukas vermeldt dat in de lente van het jaar 29 G.T. de volgende gebeurtenis plaatsvond: „In het vijftiende regeringsjaar van Tiberius Caesar, toen Pontius Pilatus bestuurder van Judéa was, . . . in de dagen van de overpriester Annas en van Kajafas, kwam Gods bekendmaking tot Johannes, de zoon van Zacharías, in de wildernis. Daarop kwam hij in de gehele omtrek van de Jordaan en predikte de doop als een symbool van berouw tot vergeving van zonden” (Luk. 3:1-3). Johannes de Doper oefende dit werk van het dopen ten behoeve van berouwvolle joden uit. Wij lezen dat zijn doop „als een symbool van berouw tot vergeving van zonden” geschiedde. Lukas vertelt ons verder dat Johannes de woorden van de profeet Jesaja in vervulling deed gaan, want hij ’bereidde de weg van Jehovah’ (Luk. 3:4). Johannes de Doper was de voorloper van hem die door alle vlees als Gods middel tot redding zou worden gezien, namelijk Jezus Christus. De joodse natie stond in een verbondsverhouding tot Jehovah God en was als zijn uitverkoren volk dus verplicht de wetten en geboden van Jehovah te houden. Daar de joden zondaars waren en onvolmaakt waren geboren, waren zij dus overtreders van de wetten die Jehovah hun had gegeven. Eeuwenlang had de Almachtige God hen ervan doordrongen dat zij zondaars waren die iemand nodig hadden om hen uit hun gevallen toestand los te kopen. Door bemiddeling van zijn profeet Mozes had God hun een reeks wetten en geboden gegeven waardoor hun krachtig onder de aandacht werd gebracht dat zij zondaars waren en dat hun zonden verzoend moesten worden. Jehovah God had door bemiddeling van Mozes gezegd dat de natie Israël elk jaar een verzoendag moest houden en dat er op die dag, de tiende dag van de zevende maand, offers voor hun zonden gebracht moesten worden, welke offers voortdurend als een verordening of wet tot ’onbepaalde tijd’ moesten worden gebracht. Door deze jaarlijkse herinnering zouden de Israëlieten zich hun zonden te binnen brengen en de noodzaak beseffen voor het brengen van dierlijke slachtoffers om hun zonden te verzoenen. Zij zouden tevens inzien dat het bloed van stieren en bokken hen nooit van hun zonden zou verlossen en volmaakt zou maken, anders zouden de dierlijke slachtoffers wel hebben opgehouden. — Hebr. 10:4.

5. Waarom was de doop door Johannes de Doper voor de joden noodzakelijk?

5 Tegen het jaar 29 G.T. hadden de joden vele eeuwen achtereen hun verzoendag gehad, doch gedurende die tijd waren zij van God vervreemd geraakt, waren zelfs in ballingschap geweest en hadden opgehouden als een onafhankelijke natie van God te bestaan. Nu deed Johannes de Doper een beroep op hen om berouw te hebben en gedoopt te worden tot vergeving van zonden tegen Gods rechtvaardige wetten. Door in de rivier de Jordaan door Johannes te worden gedoopt, gaven de joden te kennen dat zij berouw hadden over hun zonden tegen de wet van God. Zij bereidden zich voor op de komst van hem die Gods middel tot redding voor de mensheid zou zijn, namelijk Jezus.

6. Waarom trok Johannes de Doper de noodzaak voor Jezus’ doop in twijfel?

6 Na ongeveer zes maanden te hebben gedoopt, kwam Jezus, die thans ongeveer dertig jaar oud was, naar Johannes de Doper toe en vroeg Johannes hem te dopen. Maar, zo redeneerde Johannes, hoe kon Jezus nu naar hem komen om te worden gedoopt? Johannes wist dat zijn doop als een symbool van berouw over zonden tegen Gods wet geschiedde, en hij wist dat Jezus geen gewoon man was, doch in plaats daarvan een zondeloos schepsel want later zei hij: „Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt!” (Joh. 1:29) Johannes de Doper zei daarom tot Jezus: „Ik moet door u gedoopt worden, en gij komt tot mij?” Daarop antwoordde Jezus: „Laat het deze keer zo zijn, want aldus past het ons alles wat rechtvaardig is te volbrengen.” — Matth. 3:14, 15.

7. (a) Welke betekenis had Jezus’ doop door Johannes? (b) Waarom was de doop met Pinksteren van de eerste volgelingen van Jezus zinnebeeldig aan die van Jezus?

7 Wat was nu de betekenis van deze doop van Jezus door Johannes? Hij geschiedde niet als een symbool van berouw over zonden, want Jezus had geen zonden. Hij vond ook niet plaats als een symbool van het feit dat Jezus daar zijn leven aan God opdroeg, want hij was een jood en een lid van een natie die reeds aan God was opgedragen en in een verbondsverhouding tot God stond. Door deze stap van de waterdoop symboliseerde Jezus derhalve iets anders, namelijk dat hij zich voor het aangezicht van Jehovah aanbood om Jehovah’s wil te doen die voor die tijd gold. Dat wil zeggen, Jezus bood zich aan zijn hemelse Vader, Jehovah God, aan om ten behoeve van het „koninkrijk der hemelen” te worden gebruikt zoals het Jehovah goeddacht. Het behaagde God dat Jezus zich aanbood, en ons wordt verteld dat een stem uit de hemelen zei: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd” (Matth. 3:17; Hebr. 10:5-7). De eerste volgelingen van Jezus behoorden tot de joodse natie, tot degenen die in een opgedragen verhouding tot Jehovah God stonden, tot een natie die voor God was afgezonderd en verplicht was Gods wil te doen zoals deze in het Wetsverbond was uiteengezet. Het bijbelverslag laat ons zien dat de apostel Petrus met Pinksteren in 33 G.T. zulke joodse mensen aanraadde een waterdoop te ondergaan „in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden”, namelijk om discipelen van Jezus Christus te worden (Hand. 2:37-41; Matth. 28:19, 20). Het zou een doop genoemd kunnen worden waarbij men zich aan God aanbood om als discipelen van Jezus Christus zijn wil te doen. Omstreeks 52 G.T. raadde de apostel Paulus zekere discipelen in Éfeze aan in de naam van de Heer Jezus te worden gedoopt (Hand. 19:4-6). Dezen waren te voren met Johannes’ doop gedoopt als een symbool van berouw. Door de nieuwe doop droegen deze besneden gelovigen zich echter aan Jehovah op ten einde zijn wil te doen en de geboden die onder het nieuwe verbond golden, ten uitvoer te brengen. Daar zij leden waren van een natie die sedert het jaar 36 G.T. reeds door Jehovah God was verworpen en niet langer in zijn speciale gunst stond, was hun doop in de naam van Jezus een doop als een symbool van hun opdracht, waardoor zij symboliseerden dat zij zich door bemiddeling van Christus Jezus aan God hadden opgedragen. — Dan. 9:24-26.

8. (a) Welke passende betekenis kreeg de doop toen de eerste niet-jood, Cornelius, werd gedoopt? (b) Wat werd toen dus voor allen die christenen zouden worden, noodzakelijk?

8 Ja, toen in het jaar 36 G.T. het goede nieuws van de Heer Jezus tot de eerste niet-jood werd gepredikt, namelijk tot de Italiaanse hoofdman over honderd Cornelius, kreeg de waterdoop werkelijk een passende betekenis. De niet-joden of de heidense natiën stonden niet in een opgedragen verhouding tot Jehovah, zoals tot op 36 G.T. het geval was geweest met de natie Israël. Zij stonden niet in een nationaal verbond met de Schepper van hemel en aarde. Toen daarom in 36 G.T. de weg tot Gods gunst voor hen werd geopend, moesten zij allereerst in hun eigen geest de beslissing nemen dat zij zich aan God wilden opdragen om zijn wil te doen. Zij moesten God het verzoek doen om een rein geweten. Zij moesten zich derhalve aan God opdragen of zich onvoorwaardelijk afzonderen om Gods wil te doen, en als zij dan in water werden ondergedompeld of gedoopt, symboliseerde zulk een doop op passende wijze dat zij stierven ten aanzien van hun vroegere levenswijze en levend werden om Gods wil ten aanzien van discipelen van Jezus Christus te doen. Van nu af aan legden zij zich er dus met hun hart, geest, ziel en kracht op toe om als vervulling van hun opdracht, Gods wil te doen. Aldus droegen zij zich onvoorwaardelijk aan God op, opdat hij met hen kon doen zoals het Hem in overeenstemming met zijn Woord behaagde. De waterdoop werd een gepaste openbare bekendmaking van zulk een opdracht. De waterdoop is dus een noodzakelijke stap voor een gelovige die zich wenst te verheugen in de redding van God door bemiddeling van Jezus Christus. Deze redding valt ten deel aan hen die geloof stellen in het Woord van God en Gods geboden onderhouden. — 1 Petr. 3:21.

ERKENNEN DAT WIJ ZONDAARS ZIJN

9. Hoe komt men te weten dat men een zondaar is die redding nodig heeft?

9 Nu echter de vraag: Hoe komt iemand tot de conclusie dat hij voor de God van het universum, Jehovah, een zondaar is die redding nodig heeft door bemiddeling van Christus? Men behoeft zich slechts tot Gods Woord te wenden om te bemerken dat men onvolmaakt en zondig is geboren. Slaat u het boek Psalmen in uw bijbel maar eens op. Wij lezen daar: „Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen” (51:7 5). Davids zoon Salomo maakte ook melding van het feit dat ’er geen mens is die niet zondigt’ (1 Kon. 8:46). De apostel Johannes schreef onder inspiratie: „Indien wij de bewering uiten: ’Wij hebben geen zonde’, misleiden wij onszelf en de waarheid is niet in ons” (1 Joh. 1:8). Zonde is het missen van volmaaktheid als doel. Doordat onze eerste ouders ongehoorzaam zijn geweest aan Gods rechtvaardige en volmaakte wetten, hebben zij ons allen een begin gegeven op de weg van zonde en de dood. Dat geen enkel mens eeuwig blijft leven, vormt er een bewijs voor dat alle mensen in zonde zijn geboren, want, zoals de apostel Paulus zegt, „het loon dat de zonde betaalt, is de dood”. — Rom. 6:23.

10. Geloven alle mensen dat de mensheid in zonde is geboren en dat de dood een gevolg van zonde is? Waarom antwoordt u aldus?

10 Er zijn er tegenwoordig velen die niet in deze bijbelse waarheden geloven. Voor de meer dan 160 miljoen boeddhisten die de wereld telt, is geen enkele daad zonde. Het begrip zonde is onbekend onder hen. Het gaat er alleen om dat een slechte daad een slecht gevolg heeft. Als iemand dus een boeddhist was, zou het hem moeilijk vallen te beseffen wat de gevolgen van zonde zijn, of trouwens om te erkennen dat hij een zondaar is. Miljoenen mensen van verschillende religies denken dat de dood uit God is. Nadat een jong meisje door haar broer was vermoord, verklaarde één katholieke geestelijke dat God in feite tot dit meisje had gezegd dat de reden voor haar dood was: „Dat ik je liefheb en je thuis wil hebben.”

11. Hoe kunnen wij tot juiste gevolgtrekkingen komen wat onszelf als zondaars betreft?

11 Ten einde tot de juiste en nauwkeurige gevolgtrekking met betrekking tot onszelf als zondaars te komen, is het derhalve noodzakelijk naar God, de Schepper van de mens, te luisteren en in te zien dat zonde de dood voortbrengt en dat wij ons derhalve tot God moeten wenden om redding te verkrijgen. Nadat God de mens in de hof van Eden had geplaatst, zei hij tot hem in dat paradijs: „Van alle bomen in den hof moogt gij vrij eten, maar van den boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven” (Gen. 2:16, 17). Adam en Eva waren beiden ongehoorzaam aan die wet van God en ontvingen het hun toekomende loon, namelijk de dood. Hun nakomelingen, de gehele menselijke familie, werden allen geboren na die zonde van ongehoorzaamheid in de hof van Eden en werden derhalve allen in zonde geboren en tot de dood veroordeeld. Dit beseffend, zei de apostel Paulus: „Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden” (1 Kor. 15:22). Door waarneming weet men dat de mens sterft, en hieruit blijkt dat het mensengeslacht redding en bevrijding van de dood nodig heeft. De mens moet van de geestelijke en lichamelijke gevolgen van de zonde worden gered. Als men deze gezindheid heeft verkregen, kan men vervolgens de vraag stellen: „Hoe komt men te weten dat redding van de Vader, Jehovah, uitgaat en door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus tot ons komt?”

VAN JEHOVAH AFKOMSTIGE REDDING DOOR BEMIDDELING VAN CHRISTUS

12. Wat moeten wij beseffen met betrekking tot een eventuele redding door de mens?

12 Men kan alleen tot het inzicht komen dat de van Jehovah afkomstige redding door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus komt wanneer men beseft dat elke loskoping door de onvolmaakte mens vergeefs is. Zo luidt Jehovah’s woord tot de mensenkinderen: „Hoort dit, al gij volken. Leent het oor, al gij bewoners van het samenstel van dingen, zowel gij mensenzonen als gij mannenzonen, gij rijke en gij arme te zamen. Zij die op hun middelen voor levensonderhoud vertrouwen, en die zich op de overvloed van hun rijkdom blijven beroemen, niet één van hen kan zelfs ook maar een broeder op enigerlei wijze loskopen, noch God een losprijs voor hem geven” (Ps. 49:1, 2, 6, 7, NW; 2, 3, 7, 8, NBG). Door zich tot een andere bron te wenden, tot de wijsheid van God — hetgeen door een studie van Zijn Woord der waarheid, de bijbel, mogelijk is — kan men dus op de hoogte komen van de redding die van Jehovah afkomstig is.

13, 14. Zet uiteen welke stappen Jehovah God heeft gedaan om loskoping door bemiddeling van Jezus Christus te bewerkstelligen.

13 Zodra Jehovah bemerkte dat Adam en Eva zijn wet in Eden ongehoorzaam waren geweest, ging hij een voorziening treffen voor de loskoping van het nageslacht van het eerste mensenpaar. Onmiddellijk maakte hij er melding van een zaad voort te brengen dat de aanstichter van de opstand, namelijk Jehovah’s aartsvijand, Satan de Duivel, zou vermorzelen (Gen. 3:15). Daarna gebruikte hij de natie Israël als een profetisch beeld door middel waarvan hij vele illustraties en inlichtingen gaf die wezen op degene die de loskoper der mensheid zou zijn, namelijk Christus Jezus. Door middel van de zegeningen die zijn dienstknecht Jakob over diens twaalf zonen uitsprak, voorzei hij bijvoorbeeld de komst van de beloofde rechtvaardige. Tot de vierde zoon, Juda, zei Jakob: „De schepter zal van Juda niet wijken, noch de heerserstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn” (Gen. 49:10). Later zei hij door bemiddeling van zijn profeet Jesaja ten aanzien van Degene die volgens zijn belofte zou komen: „Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op den troon van David en over zijn koninkrijk, doordat hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid. De ijver van den HERE der heerscharen zal dit doen.” — Jes. 9:5, 6 6, 7.

14 Jaren nadat Jesaja deze geïnspireerde woorden had uitgesproken, liet God zijn dienstknecht Daniël de volgende woorden met betrekking tot Degene die zou komen, optekenen: „Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en twee en zestig weken” (Dan. 9:25). Nadat Jezus naar de aarde was gekomen en op wonderbare wijze als een volmaakt kind aan de vrouw van Jozef, de maagd Maria, was geboren, groeide hij op tot een volwassen man. Hij kwam bij de Jordaan tot Johannes de Doper, die onder inspiratie over Jezus zei: „Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt!” — Joh. 1:29.

15. (a) Hoe getuigde Jezus dat hij ’s mensen redder was? (b) Wat hebben de apostelen Paulus en Johannes hierover gezegd?

15 Deze Jezus zelf zei betreffende het doel van zijn komst naar de aarde: „De Zoon des mensen [is] niet gekomen . . . om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” (Matth. 20:28). De apostel Paulus bevestigt dit getuigenis van Jezus met deze woorden: „Want er is één God en één middelaar tussen God en mensen, een mens, Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen” (1 Tim. 2:5, 6). De apostel Johannes sprak als volgt over Jezus: „Bovendien hebben wij zelf aanschouwd en leggen wij er getuigenis van af dat de Vader zijn Zoon als Redder van de wereld heeft uitgezonden.” — 1 Joh. 4:14.

16. Waarom heeft Jehovah deze stappen gedaan?

16 Degene bij wie deze schitterende voorzieningen voor de mensheid hun oorsprong vinden, is Jehovah God, de Schepper van de mens. Ons wordt in Zijn Woord gezegd: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Joh. 3:16). Deze liefde van de zijde van God is groot. Hij wil zelfs niet dat goddelozen sterven, doch veeleer dat zij zich van hun goddeloosheid bekeren. Door bemiddeling van Ezechiël zegt hij: „Zowaar Ik leef, luidt het woord van den Here HERE, Ik heb geen behagen in den dood van den goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft” (Ezech. 33:11). Men komt deze dingen en nog veel meer te weten door het Woord van God, zijn geopenbaarde waarheid, de bijbel, te bestuderen.

ZICH ONVOORWAARDELIJK OPDRAGEN

17. Welke houding dient iemand te hebben na deze punten in verband met redding te hebben vastgesteld?

17 Na een basis te hebben verkregen voor dit geloof in God en zijn voorziening voor redding door bemiddeling van zijn Zoon, Christus Jezus, zal de leerling nu willen weten welke stap hij vervolgens moet doen om er zeker van te zijn dat hij onder de voordelen van Gods voorziening valt. Wij zouden dit kunnen vergelijken met iemand die vele weldaden heeft ontvangen en zijn weldoener iets wil terugdoen om blijk te geven van zijn waardering. De psalmist dacht er ook zo over en bracht het aldus onder woorden: „Hoe zal ik den HERE vergelden al zijn weldaden jegens mij? Den beker der verlossing zal ik opheffen, ik zal den naam des HEREN aanroepen. Mijn geloften zal ik den HERE betalen, in de tegenwoordigheid van al zijn volk” (Ps. 116:12-14). Wie beseft dat hij een zondaar is en weet dat redding van Jehovah uitgaat en door bemiddeling van zijn Zoon, Christus Jezus, tot ons komt, bestudeert vervolgens Gods Woord om te weten te komen wat Gods wil ten aanzien van hem is. Hij komt door een dergelijke studie te weten dat God bepaalde dingen van hem verlangt.

18. (a) Hoe heeft Salomo Gods vereisten ten aanzien van hen die zijn gunst willen verkrijgen, uiteengezet? (b) Waartoe heeft Jezus de mensen aangespoord?

18 De wijze koning Salomo heeft goed samengevat wat God van hen die voordeel van zijn voorzieningen voor leven willen treffen, verlangt. Na veel van de ijdelheid van dit leven te hebben geschetst, zegt hij het volgende tot hen die Gods goedkeuring willen verkrijgen: „Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad.” (Pred. 12:13, 14) Wanneer iemand de ware God, Jehovah, vreest — dat wil zeggen, met ontzag jegens hem is vervuld, vreest hem te mishagen en tracht zijn wil te doen — zal hij zijn geboden onderhouden. In Gods Woord zal hij de handelwijze uitgestippeld vinden die God behaagt en waardoor hij er blijk van geeft Gods wil op Gods wijze te willen doen. Zijn ijverige onderzoek van de Heilige Schrift zal hem openbaren dat Gods geboden geen drukkende last zijn. Jezus, ’s mensen losprijs en een van degenen in wiens naam men wordt gedoopt, heeft in feite tot hen die hij aanspoorde hem te volgen, gezegd: „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht.” — Matth. 11:28-30.

19. Welke rol speelt het gebed in iemands beslissing zich aan Jehovah op te dragen?

19 Iemand die het erom te doen is zich beschikbaar te stellen om Gods wil te doen, zal door bemiddeling van Christus Jezus in gebed tot Jehovah gaan en om Jehovah’s geest vragen, opdat deze met hem mag zijn en hem, door middel van de bijbel, precies te kennen mag geven wat hij moet doen om Jehovah’s gunst en zegen te winnen. Jezus gaf in zijn bergrede deze aanmoediging: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en u zal opengedaan worden” (Matth. 7:7). Nadat het iemand duidelijk is geworden dat het Jehovah’s wens is dat hij zich beschikbaar stelt ten einde Zijn wil te doen, dient hij de nodige stappen te doen om zich in een aanvaardbare toestand te brengen, zodat Jehovah zijn opdracht en waterdoop zal erkennen en zich met hem zal inlaten. Laten wij ons daarom tot Gods Woord wenden ten einde te weten te komen wat hij verlangt van hen die hem willen behagen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen