-
Brief van het bijkantoorKoninkrijksdienst 1977 | oktober
-
-
Brief van het bijkantoor
Geliefde Koninkrijksverkondigers,
Wij leven in een tijd van snelle ontwikkelingen. Geen wonder want over de Duivel staat geschreven dat hij grote toorn heeft „daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft”. Doch ook van de zijde van Gods getrouwe hemelse vrouw-organisatie is een sneller afwikkelen van alle noodzakelijke stappen te verwachten. De engelen weten immers dat Jezus Christus zijn aardse volgelingen beloofd heeft: „Ja, ik kom vlug” (Openb. 12:12; 22:20). Het besturende lichaam doet, met alle bijbelse profetieën in gedachten, alles om de gemeenten van Gods volk te versterken. De nieuwe regelingen die allemaal kortgeleden van kracht geworden zijn, dragen daar beslist toe bij. — Micha 5:5.
Het is dus zeker zaak om nu dicht bij Gods organisatie te blijven. Het duister in de wereld wordt gaandeweg dieper, ernstige gebeurtenissen werpen hun schaduwen al vooruit, in de hemelse gewesten rond de aarde spelen zich schokkende dingen af, maar Gods dienstknechten gaan ongehinderd verder. Psalm 91:9 onthult daar de reden van: „Omdat gij hebt gezegd: ’Jehovah is mijn toevlucht’, hebt gij de Allerhoogste zelf tot uw woning gemaakt.”
Omdat wij zo in Jehovah opgaan, is het goed onszelf altijd voor ogen te houden dat niet wat wíj willen belangrijk is, doch wat Híj wil. Tegen Gods uitdrukkelijke wil ingaan is altijd vragen om ernstige moeilijkheden. Wij zullen ons daarom niet onttrekken aan zijn wil dat het goede nieuws over de gehele aarde door een ieder van ons bekendgemaakt dient te worden. Wij weten dat hij wil dat wij de onderlinge bijeenkomsten niet zullen veronachtzamen zodat wij tot een nauwkeuriger kennis van Hem komen, en ons leven steeds meer in lijn met zijn gedachten kunnen brengen. Laten wij ons daarom met vreugde aan „de Vader der hemelse lichten” onderwerpen want „elke goede gave en elk volmaakt
-
-
Ontwikkel de bekwaamheid om te sprekenKoninkrijksdienst 1977 | oktober
-
-
Ontwikkel de bekwaamheid om te spreken
1 Bij het zich kwijten van Jezus’ opdracht om te prediken en te onderwijzen, discipelen te maken en hen te dopen, was het de eerste christenen volkomen duidelijk dat zij met anderen over Gods Woord moesten spreken. Omwille van de waarheid leerden zij als het ware vrijmoedig te spreken. Over de joden die Petrus en Johannes hoorden spreken, zegt het verslag in Handelingen 4:13: „Toen zij nu zagen hoe vrijuit Petrus en Johannes spraken en bemerkten dat zij ongeletterde en gewone mensen waren, verwonderden zij zich.”
2 Ja, de joden vroegen zich terecht af hoe het kwam dat deze gewone mannen, voormalige vissers, zich tot zulke bijzonder krachtige en vrijmoedige openbare sprekers ontpopten. En het verslag (Hand. 4:13) zegt dan ook: „En zij herkenden hen als personen die met Jezus waren geweest.” Petrus en Johannes hadden de Schriften bestudeerd; zij waren bijbelstudenten. Zij leerden van Jezus, hun Onderwijzer, en zij ontwikkelden de bekwaamheid om te spreken, in het besef dat zij dit moesten doen ten einde Jezus’ geboden ten uitvoer te leggen. Met verdere hulp van Gods heilige geest werden zij derhalve gebruikt om in het spreken in het openbaar en in de predikingsactiviteit van de vroege christelijke gemeente de leiding te nemen. — Hand. hfdst. 2 tot 5.
BID JE EROM?
3 Christenen in deze tijd moeten de waarheidsboodschap eveneens krachtig en vrijmoedig verbreiden. Bid jij net als de eerste christenen om vrijmoedigheid van spreken? (Hand. 4:29) Het verslag geeft te kennen dat Jehovah hun gebed verhoorde. — Hand. 4:31.
4 De apostel Paulus was een uitstekend voorbeeld van iemand die bekwaamheid in het spreken ontwikkelde. Toen Paulus op zijn derde zendingsreis in Efeze was, „[sprak hij] drie maanden lang met vrijmoedigheid . . ., terwijl hij lezingen hield en overredingskracht gebruikte aangaande het koninkrijk Gods” (Hand. 19:8). Er zij opgemerkt dat Paulus zich niet slechts verliet op enige bekwaamheid die hij van nature bezat, want later schreef hij aan de gemeente te Efeze: „Blijft bidden . . . dat mij bekwaamheid om te spreken gegeven mag worden” (Ef. 6:18-20). Bid jij ten behoeve van jezelf en ten behoeve van medechristenen dat jullie bekwaamheid om te spreken gegeven mag worden, evenals Paulus en de andere eerste christenen dit deden?
WERK JE ERAAN?
5 Wij allen, jong en oud, mannen en vrouwen, behoren de bekwaamheid te ontwikkelen goed over de waarheid te kunnen spreken. Dit vergt werk. Werk jij eraan om bekwaamheid in het spreken te ontwikkelen? Paulus gaf Timótheüs de raad: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden als een werkman die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid juist hanteert” (2 Tim. 2:15). Ook wij moeten ons uiterste best doen om bekwaamheid in het spreken te ontwikkelen, zodat wij ons in dat opzicht nergens over behoeven te schamen. Laten wij ons door tegenwerpingen het zwijgen opleggen, of kunnen wij ze soms als springplank gebruiken tot een verder gesprek en over onze schriftuurlijke hoop uitweiden?
6 Hoe werken wij eraan om bekwaamheid in het spreken te verwerven? Eén manier is door al onze toewijzingen voor de Theocratische School goed voor te bereiden. Wij allen dienen te trachten de punten ter raadgeving die ons gegeven worden, toe te passen, en met elke lezing die wij houden onze spreekbekwaamheid te verbeteren. Hetzelfde geldt voor broeders die een aandeel op de dienstvergadering hebben, of die openbare bijbellezingen houden of op de Wachttoren-studie lezen. Hoe meer wij spreken, des te beter het ons afgaat. Wij allen moeten bij het van huis tot huis gaan, proberen goed en krachtig te spreken. Wij zullen meer succes hebben wanneer wij ons van tevoren voorbereiden, zodat wij het gespreksonderwerp dat wij van plan zijn te gebruiken goed kennen.
7 Houd echter in gedachten dat krachtige spraak nog geen grove spraak betekent. Wij doen er verstandig aan tact en onderscheidingsvermogen te gebruiken, eigenschappen die bij het ontwikkelen van spreekbekwaamheid behoren (Kol. 4:6). Jehovah zal stellig ons werk zegenen en onze gebeden verhoren, zodat wij de bekwaamheid kunnen ontwikkelen om het Woord met kracht te spreken.
-
-
Vriendelijkheid trekt aanKoninkrijksdienst 1977 | oktober
-
-
Vriendelijkheid trekt aan
1 Heb jij toen je aan de velddienst deelnam, wel eens iemand uit zijn slaap gehaald? Hoe heb je die situatie toen aangepakt? Of als de huisbewoner het erg druk heeft en niet kan luisteren, wat doe je dan?
2 Het zou beslist aan de orde zijn om in bovenstaande en soortgelijke omstandigheden vriendelijkheid te tonen. Wij persoonlijk waarderen het wanneer iemand die bij ons aan de deur komt, beleefd en vriendelijk is en er oprecht naar informeert hoe wij het maken. Als wij dus bemerken dat wij op een ongelegen tijdstip hebben aangebeld, zou het van vriendelijkheid getuigen onze excuses aan te bieden voor het feit dat we gestoord hebben in plaats van erop te staan een uitvoerige aanbieding te doen. Mogelijk kun je een strooibiljet of tijdschrift achterlaten en regelingen treffen om een andere keer terug te komen.
3 Er kunnen zich onverwachte gelegenheden voordoen om vriendelijkheid te tonen. Misschien zie je een vrouw moeizaam met zware boodschappentassen sjouwen. Zou een aanbod om te helpen niet gewaardeerd worden en tot een fijn getuigenis kunnen leiden? Ook Jezus Christus gaf een uitmuntend voorbeeld in het tonen van vriendelijkheid, zoals uit Matthéüs 15:32 blijkt. Hij hield er rekening mee hoe mensen zich voelden en was erop bedacht aan hun behoeften te voldoen.
4 De waarde van vriendelijkheid wordt goed geïllustreerd door de volgende ervaring uit Canada: „Op een zaterdagmiddag troffen mijn man en ik een vrouw die juist haar voordeur afsloot om weg te gaan. Wij vroegen of we haar een lift konden geven, aangezien wij toevallig naar dezelfde plaats gingen. Toen wij daar aankwamen, bleek dat haar vrienden op het punt stonden weg te gaan om een begrafenis in het buitenland bij te wonen, en die avond niet thuis zouden komen. Deze dame was dus gestrand, en daarom nodigden wij haar uit samen met
-