Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w85 1/8 blz. 10-15
  • Ware christenen zijn Koninkrijkspredikers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ware christenen zijn Koninkrijkspredikers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • De opdracht om te prediken
  • Door goddelijke voorzienigheid
  • „Van huis tot huis”
  • Onderwijs in het openbaar en van huis tot huis
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1991
  • ’Eerst moet het goede nieuws worden gepredikt’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1988
  • Het van-huis-tot-huiswerk — Waarom nu belangrijk?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2008
  • IJver voor Jehovah’s huis
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
w85 1/8 blz. 10-15

Ware christenen zijn Koninkrijkspredikers

„Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — MATTHÉÜS 24:14.

1, 2. (a) Waarom moet de Koninkrijksboodschap nu over de hele wereld worden bekendgemaakt? (b) Welke vragen zou iedere getuige van Jehovah zich kunnen stellen?

AANKONDIGER VAN JEHOVAH’S KONINKRIJK. Dat is al tientallen jaren de voornaamste functie van dit tijdschrift. De zinsnede maakt zelfs deel uit van de door het auteursrecht beschermde titel. En het is uitermate belangrijk dat de Koninkrijksboodschap nu over de hele wereld wordt bekendgemaakt. Waarom? Om wat Jezus Christus zei nadat hij andere onderdelen had genoemd van „het teken” van zijn onzichtbare „tegenwoordigheid” en het einde van dit samenstel. Jezus zei: „De Blijde Boodschap van het Koninkrijk zal over heel de wereld verkondigd worden tot getuigenis voor alle volkeren en dan zal het einde komen.” — Matthéüs 24:3, 14, Willibrordvertaling.

2 Thans is „het einde” inderdaad nabij. Daarom zou iedere opgedragen getuige van Jehovah er goed aan doen zich af te vragen: Hoe sta ik tegenover de Koninkrijksprediking? Heb ik er geregeld een aandeel aan? En verricht ik mijn bediening bekwaam en ijverig?

De opdracht om te prediken

3. Wat wordt door Jezus’ in Matthéüs 5:14-16 opgetekende woorden te kennen gegeven met betrekking tot zijn volgelingen?

3 Geen enkele echte christen kan zich met recht onttrekken aan het bevoorrechte werk het „goede nieuws” aan anderen te verkondigen. Jezus zei tot zijn discipelen: „Gij zijt het licht der wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen worden. Wanneer men een lamp aansteekt, zet men die ook niet onder de korenmaat, maar op de lampestandaard, en ze schijnt op allen in het huis. Laat evenzo uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw voortreffelijke werken mogen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven” (Matthéüs 5:14-16). Dit duidde erop dat Jezus’ discipelen Koninkrijkspredikers zouden zijn.

4. Wat is er over de voornaamste Koninkrijksverkondiger gezegd?

4 Over de voornaamste Koninkrijksprediker is gezegd: „Tijdens Zijn prediking van het koninkrijk ging onze Heer ertoe over . . . de Koninkrijksbediening voor te bereiden en te organiseren . . . Hij maakte een begin met de profetische bediening . . . en liet zowel de Twaalf als de Zeventig daarin delen. Terwijl Hij het komende koninkrijk predikte en ’tekenen’ verrichtte, zond Hij hen voor Zijn aangezicht uit met een soortgelijke boodschap en soortgelijke vermogens om krachtige werken te verrichten. Door een prachtige cursus in nauwgezet onderwijs . . . leidde Hij hen ondertussen op voor later te ontvangen posities van groter vertrouwen.” — A Church History, door Milo Mahan.

5. Wat deed Jezus op het gebied van de Koninkrijksprediking?

5 Jezus gaf zijn apostelen en de zeventig discipelen die hij uitzond, voortreffelijk onderricht (Lukas 6:12-16; 10:1-22). Bovendien trok ons Grote Voorbeeld zelf „van stad tot stad en van dorp tot dorp, terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk Gods predikte en bekendmaakte”. Hij werd vergezeld door de apostelen en zekere vrouwen, „die hen van hun bezittingen dienden” (Lukas 8:1-3). Ja, Jezus was een ijverig verkondiger van het goede nieuws en hij deed stappen om een organisatie voor de Koninkrijksprediking op te zetten.

6. Welke opdracht gaf Jezus zijn volgelingen voordat hij naar de hemel opsteeg?

6 Na een bediening van drie en een half jaar beëindigde Jezus zijn aardse loopbaan. Maar voordat hij naar de hemel opsteeg, gaf hij zijn volgelingen deze opdracht: „Gaat . . . en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matthéüs 28:19, 20). Ja, zij zouden Koninkrijkspredikers zijn.

7. Waarom zouden Jezus’ discipelen, hoewel het hun aanvankelijk aan nauwkeurige kennis over het Koninkrijk ontbrak, erin slagen zijn getuigen te zijn?

7 Toen Jezus op het punt stond de aarde te verlaten, vroegen zijn discipelen: „Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?” Zijn antwoord aan hen luidde: „Het komt u niet toe kennis te verkrijgen van de tijden of tijdperken die de Vader in zijn eigen rechtsmacht heeft gesteld.” Al ontbrak het de discipelen destijds aan nauwkeurige kennis over het Koninkrijk, Jezus kon hun wel opdragen verkondigers van dit koninkrijk te zijn, want zij zouden de nodige hulp krijgen om hun opdracht te volvoeren. „Maar gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u komt,” vervolgde Jezus, „en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judéa en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:6-8). Onder leiding van de heilige geest zouden Jezus’ volgelingen uiteindelijk beseffen dat het Koninkrijk een hemelse regering zou zijn (Johannes 16:12, 13). En mettertijd zouden de feiten over dat Koninkrijk „tot de verst verwijderde streek der aarde” worden verkondigd.

8. Hoe succesvol was het predikingswerk in de eerste eeuw?

8 Die getuigen kweten zich heel goed van hun taak. Natuurlijk was Jehovah met hen, èn zij genoten de steun van de verheerlijkte Jezus Christus (Handelingen 8:1-8; 11:19-21). Geen wonder dat de apostel Paulus al in 60 à 61 G.T. kon zeggen dat het „goede nieuws” reeds ’in heel de schepping onder de hemel was gepredikt’! — Kolossenzen 1:23.

9. Wat is, zoals hier wordt opgemerkt, het voornaamste werk van de christelijke gemeente?

9 Over het getuigeniswerk staat geschreven: „De verkondiging van het evangelie is . . . niet één activiteit uit de vele waarmee de Kerk van het N[ieuwe] T[estament] zich bezighoudt, maar is haar fundamentele, haar essentiële activiteit. . . . Let wel, Jezus zei niet [in Handelingen 1:8]: Gij zult getuigen van mij, of: Gij zult getuigenis afleggen van mij, maar: Gij zult mijn getuigen zijn. Het gebruik van het werkwoord ’zijn’ is hier van een waarde die in volle ernst en letterlijk opgevat moet worden. De uitdrukking [in het Grieks] zegt niet alleen wat de Kerk zou doen, maar wat de Kerk zou zijn. . . . De Kerk van Jezus Christus is . . . een getuigend lichaam” (Pentecost and the Missionary Witness of the Church, door Harry R. Boer, blz. 110-114). Ja, getuigen is het voornaamste werk van de ware christelijke gemeente.

Door goddelijke voorzienigheid

10, 11. (a) Hoe waren de eerste-eeuwse Koninkrijksverkondigers georganiseerd? (b) Wat gebeurde er als zich nieuwe omstandigheden voordeden?

10 De eerste-eeuwse Koninkrijksverkondigers ontvingen leiding van een besturend lichaam. Binnen de organisatie dienden reizende ouderlingen, en de gemeentelijke taken werden behartigd door opzieners en dienaren in de bediening (Handelingen 15:1, 2, 22-36; Filippenzen 1:1). Maar wat gebeurde er als zich nieuwe omstandigheden voordeden?

11 Welnu, beschouw eens wat er kort na Pinksteren in 33 G.T. gebeurde. Grieks-sprekende joden begonnen te murmureren tegen Hebreeuws-sprekende joden „omdat hun weduwen bij de dagelijkse voedselverdeling over het hoofd werden gezien”. Om het probleem op te lossen, stelden de apostelen „zeven goed bekend staande mannen” aan om voor deze voedselverdeling te zorgen (Handelingen 6:1-8). Hierover lezen wij: „Eerst was, voor zover ons wordt verteld, de zorg dat de dagelijkse openbare maaltijden onpartijdig werden verdeeld het enige waarvoor de ’zeven’ werden uitgekozen, maar natuurlijk zouden daar andere taken bij komen naarmate de noodzaak zich voordeed, want hoewel de beginselen van het nieuwe geloof onveranderlijk waren, werden de uitrusting en de presentatiemethoden waardoor deze beginselen het doeltreffendst vaste voet zouden krijgen en verbreid konden worden, overgelaten aan de wijsheid en praktische ervaring van opeenvolgende geslachten . . . De aanpassing en modificatie van niet-essentiële details . . . is in elke grote organisatie een gebiedende noodzaak.” — Hours With the Bible, Serie over het Nieuwe Testament, deel II, door Cunningham Geikie.

12. (a) Wat heeft tot de vooruitgang van het vroege christendom bijgedragen? (b) Waar werden Jezus’ volgelingen voor het eerst christenen genoemd, en hoe kwam dit?

12 Het gebedsvolle vertrouwen op God, gepaard met „de wijsheid en praktische ervaring” van het besturende lichaam, droeg bij tot de vooruitgang van het vroege christendom. En er gebeurden stellig dingen door goddelijke voorzienigheid. Van Jezus’ vroege volgelingen werd bijvoorbeeld gezegd dat zij tot „De Weg” behoorden (Handelingen 9:1, 2). Maar misschien reeds in 44 G.T. werden in Syrisch Antiochië „de discipelen door goddelijke voorzienigheid christenen . . . genoemd” (Handelingen 11:26). Dit was een door God geschonken naam die zij graag aannamen. — 1 Petrus 4:16.a

13. Waarvan maakten de vroege christenen gebruik bij hun Koninkrijksprediking, zoals Jehovah’s Getuigen zich nu van moderne methoden voor het uitgeven van lectuur bedienen?

13 Onder die vroege christenen deden zich ook andere ontwikkelingen voor die aan de goddelijke voorzienigheid toe te schrijven waren. Zoals Jehovah’s Getuigen zich bijvoorbeeld nu bedienen van moderne methoden voor het uitgeven van lectuur, waren de vroege christenen pioniers op het gebied van het gebruik van de codex — een ware zegen voor hun ijverige Koninkrijksprediking. In dit verband schreef C. C. McCown: „De religieuze boeken van de christenen, zowel het Oude Testament als de nieuwe geschriften . . . waren niet bedoeld om door de welgestelden op hun gemak gelezen te worden. Hardwerkende zakenmensen wilden zoveel mogelijk materiaal in een boek hebben. Zij en de vurige christelijke zendelingen wilden over de mogelijkheid beschikken om snel naar deze of gene bewijstekst te verwijzen, zonder ellenlange stukken papyrus te hoeven ontrollen.” — The Biblical Archaeologist Reader, blz. 261.

14. Onder wat voor omstandigheden waren Jezus’ apostelen gaarne bereid te prediken?

14 Wegens de methoden die de vroege christenen toepasten om het Koninkrijk te prediken, was het zeer belangrijk dat zij over „de mogelijkheid [beschikten] om snel naar deze of gene bewijstekst te verwijzen”. Natuurlijk gaven zij de mensen soms informeel getuigenis, net zoals Jehovah’s Getuigen dit thans vaak doen. Hierover is gezegd: „Een van de bijzondere kenmerken van de apostolische prediking was het incidentele karakter ervan. Een apostel wachtte niet tot zich een opzienbarende gelegenheid voordeed. De enige gelegenheid die hij had om voor een staatsfunctionaris te verschijnen, was wanneer hij, zoals Paulus voor Felix, als gevangene voor een in purper getooide heerser werd geleid om zich te verantwoorden en zich te verweren tegen de beschuldiging van wetsovertreding. Niet dat hij van gelegenheden verstoken was, maar die kreeg hij in de gevangenis, aan de kant van de weg en in de nederige woning waar hij onderdak vond voor de nacht. . . . Hij was van mening dat zijn boodschap grotendeels voor individuele personen was, hoewel hij evenzeer bereid was ze voor een menigte ten gehore te brengen. Overal voelde hij zich thuis, ongeacht het aantal mensen dat naar hem luisterde. Hij was het voorbeeld van Christus niet vergeten, . . . [wiens] stoa de stoffige hoofdweg was, of de drukke straat, of het kiezelstrand van joods Galiléa . . . [De apostelen] waren niet vergeten dat hij hun aan het begin van hun nauwe omgang met hem speciale instructies had gegeven over de beste methoden om zijn leerstellingen te prediken, dat hij aan deze eerste lessen kracht had bijgezet door andere en dat hij hun, vlak voor zijn hemelvaart, de wereld had aangewezen als hun veld en elk schepsel als hun toehoorder.” — History of the Christian Church, door John F. Hurst, deel I, blz. 96.

„Van huis tot huis”

15. Hoe verrichtten de apostelen het predikingswerk vlak na Pinksteren in 33 G.T.?

15 De dagen na Pinksteren in 33 G.T. gebruikten Jezus’ discipelen al een schitterende methode om het „goede nieuws” te prediken. Wat deden de vervolgde apostelen nadat zij vanwege de naam van Jezus Christus oneer hadden geleden? Nu, „zij bleven zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken”! (Handelingen 5:41, 42) Ja, de apostelen getuigden van huis tot huis.

16. In wat voor predikingsactiviteit leidde Paulus de ouderlingen in Efeze op?

16 Later kon de apostel Paulus aangestelde ouderlingen uit Efeze het volgende te binnen brengen: „Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen. Doch ik heb zowel aan joden als aan Grieken grondig getuigenis afgelegd omtrent berouw jegens God en geloof in onze Heer Jezus” (Handelingen 20:20, 21). Paulus bedoelde niet dat hij aangestelde ouderlingen bij hen thuis onderwees. In plaats daarvan gaf hij ongelovige joden en Grieken getuigenis over berouw jegens Jehovah God en geloof in Jezus Christus. Ongetwijfeld heeft Paulus die ouderlingen ook geleerd hoe zij van huis tot huis moesten getuigen.

17. Wat hebben verscheidene geleerden over Paulus’ van-huis-tot-huisbediening in Efeze gezegd?

17 Over de bediening van de apostel in Efeze is gezegd: „Paulus had over het algemeen de gewoonte om zijn ambacht uit te oefenen van zonsopgang tot elf uur ’s ochtends (Handelingen 20:34-35), op welk uur Tyránnus klaar was met de lessen die hij gaf; om vervolgens van elf uur ’s ochtends tot vier uur ’s middags in de zaal [of aula] te prediken, vergaderingen met helpers te houden, privé-gesprekken met kandidaten te voeren en plannen te maken voor de uitbreiding van het werk naar het binnenland; en om ten slotte van huis tot huis mensen te zoeken die belangstelling hadden voor het evangelie, wat van vier uur ’s middags tot ver in de nacht duurde (Handelingen 20:20-21, 31)” (A. E. Bailey). Andere geleerden hebben gezegd: „Hij was er niet tevreden mee slechts lezingen te houden op openbare vergaderingen en verder van andere methoden af te zien, maar verrichtte zijn grootse werk ijverig privé, van huis tot huis, en wist de hemelse waarheid letterlijk te laten doordringen tot de haard en het hart van de Efeziërs” (A. A. Livermore). „In het openbaar en van huis tot huis, in de stad en overal in de provincie, had hij het evangelie gepredikt” (E. M. Blaiklock). „Het is opmerkenswaard dat deze grootste aller predikers van huis tot huis predikte en niet louter beleefdheidsbezoeken bracht.” — A. T. Robertson.

18. (a) Waarom is er volgens u een deugdelijke schriftuurlijke basis voor de van-huis-tot-huisbediening van Jehovah’s Getuigen? (b) Waar en hoe prediken Jehovah’s Getuigen, in navolging van Jezus en zijn vroege discipelen, de Koninkrijksboodschap?

18 De van-huis-tot-huisprediking werd in 33 G.T. door Jezus’ apostelen verricht. Ze maakte deel uit van Paulus’ bediening in Efeze en ongetwijfeld ook elders. Er is dus een deugdelijke schriftuurlijke basis voor de van-huis-tot-huisbediening van Jehovah’s Getuigen. En dit geldt eveneens voor verscheidene andere methoden die zij gebruiken om de Koninkrijksboodschap te verbreiden. Het is interessant dat McClintock en Strongs Cyclopedia vermeldt: „Waar maar ook mensen bijeengebracht konden worden, vonden onze Heer en zijn apostelen een plaats om te prediken. De berghelling, zee- en rivieroevers, de openbare weg, particuliere woningen, de voorhal van de Tempel, de joodse synagoge en verscheidene andere plaatsen werden geschikt bevonden voor de verkondiging van het Evangelie” (Deel VIII, blz. 483). Net als Jezus en zijn vroege discipelen prediken Jehovah’s Getuigen de Koninkrijksboodschap ’op de openbare weg, in particuliere woningen en op verscheidene andere plaatsen’. Zij doen bijvoorbeeld straatwerk met tijdschriften (dit tijdschrift en het zusterblad Ontwaakt!) en staan vooral bekend om hun van-huis-tot-huisprediking.

19. Hoe worden er beslissingen genomen in verband met de predikingsmethoden die thans door Jehovah’s Getuigen gebruikt worden?

19 De thans door Jehovah’s Getuigen gebruikte basisvormen van de bediening waren in de eerste eeuw al ingeburgerd, en bovendien is het juist dat het hedendaagse Besturende Lichaam van gezalfde christenen beslist welke predikingsmethoden in deze tijd geschikt zijn. Zulke beslissingen kunnen ten dele gebaseerd zijn op „de wijsheid en praktische ervaring” van deze mannen. Zij nemen echter vooral beslissingen zoals het eerste-eeuwse christelijke besturende lichaam dit deed. In gebed worden Gods leiding en de leiding van zijn heilige geest gezocht en er worden schriftuurlijke precedenten gevolgd om vast te stellen welke predikingsmethoden in deze „laatste dagen” het geschiktst zijn. — 2 Timótheüs 3:1; Handelingen 15:23, 28.

20. (a) Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat Gods goedkeuring op de door Jehovah’s Getuigen gebruikte predikingsmethoden rust? (b) Hoe dienen al Jehovah’s dienstknechten tegenover de Koninkrijksprediking te staan?

20 Het is duidelijk dat de door Jehovah’s Getuigen gebruikte predikingsmethoden aan goddelijke voorzienigheid toe te schrijven zijn, want God heeft deze krachtsinspanningen met overvloedig succes en zegen bekroond (Spreuken 10:22). Grote menigten aanvaarden de ware aanbidding en sluiten zich aan bij het overblijfsel van Jezus’ gezalfde volgelingen; zij gaan dan deel uitmaken van de enige organisatie die Jehovah’s heilige naam eert en onbevreesd het goede nieuws van het opgerichte hemelse koninkrijk bekendmaakt. Mogen alle dienstknechten van Jehovah zich daarom blijven inspannen om discipelen te maken nu dit stelsel zijn einde nadert. Dit moeten wij getrouw doen, want ware christenen zijn ontegenzeglijk Koninkrijkspredikers.

[Voetnoten]

a Zie Deel II, blz. 220, 221, van Hulp tot begrip van de bijbel, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.

Wat zegt u over het volgende?

◻ Waarom dient de Koninkrijksboodschap nu overal op aarde te worden bekendgemaakt?

◻ Wat is het voornaamste werk van alle ware christenen?

◻ Waarom kan men zeggen dat er onder Jehovah’s dienstknechten inderdaad dingen gebeuren door goddelijke voorzienigheid?

◻ Welke deugdelijke basis heeft de van-huis-tot-huisprediking van Jehovah’s Getuigen?

[Illustratie op blz. 11]

Jezus zei: ’Gaat, maakt discipelen.’ Doet u dit voornaamste werk van alle ware christenen met ijver?

[Illustratie op blz. 13]

Predikt u geregeld van huis tot huis? Jezus’ vroege apostelen deden dit en de ijverige Koninkrijksverkondiger Paulus eveneens

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen