Loyaliteit jegens Jehovah’s organisatie
„Neig, o Jehovah, uw oor. Antwoord mij, want ik ben diepbedroefd en arm. O, behoed toch mijn ziel, want ik ben loyaal.” — Ps. 86:1, 2, NW.
1. Op welke wijze geeft iemand van zijn loyaliteit jegens God blijk?
LOYALITEIT houdt de gedachte in van trouw, van innige verknochtheid in onwankelbare gehoorzaamheid, waarbij een toewijding komt die zo groot is, dat ze een sterke bindende kracht uitoefent en iemand in alle soorten van verdeeldheid veroorzakende moeilijkheden in een hechte en zekere positie zal houden. Loyaliteit jegens God wordt door zijn volk aan de dag gelegd wanneer het hem en zijn organisatie liefdevol aanhangt, en dit niet alleen onder gemakkelijke, maar ook onder moeilijke omstandigheden, ja, zoals de oude zegswijze luidt, „door dik en dun”.
2, 3. Wegens welke hoedanigheid wordt Abraham door bijbelschrijvers herdacht, en waarom was hij loyaal jegens Jehovah?
2 Men zou het voorbeeld van de getrouwe man Abraham kunnen gebruiken om te illustreren wat loyaliteit jegens God en zijn organisatie inhoudt. In 1943 v. Chr. sloot Jehovah een belangrijk verbond met Abraham (Gen. 12:4, 7). Abraham was toen vijfenzeventig jaar oud, en gedurende de honderd jaar die hij hierna nog heeft geleefd, bewees hij onder alle mogelijke beproevingen getrouw te zijn. Hij was hecht met Jehovah verbonden; deze verhouding was zelfs zo hecht dat hij in de bijbel „Jehovah’s vriend” werd genoemd (Jak. 2:23, NW). Na honderd jaar getrouwe dienst stierf hij op honderd vijfenzeventigjarige leeftijd (1843 v. Chr.), en in Genesis 25:8 (NW) vermeldt de bijbel hierover: „Toen blies Abraham de laatste adem uit en stierf in hoge ouderdom, oud en voldaan, en hij werd tot zijn volk vergaderd.” Het stemde Abraham zeer tevreden tot op de laatste dag loyaal jegens zijn God gebleven te zijn. Hij was zulk een in het oog springende figuur, dat er tweeduizend jaar later nog aan hem werd gedacht, want hij wordt in het elfde hoofdstuk van Hebreeën twee maal wegens zijn getrouwheid aan God genoemd.
3 Denk vervolgens ook eens na over de gedachte die in dat zelfde hoofdstuk over Abraham, Isaäk en Jakob tot uitdrukking wordt gebracht: „Daarom schaamt God zich niet over hen, om als hun God te worden aangeroepen” (Hebr. 11:16, NW). Sta er eens bij stil welk een loyaliteit deze mensen aan de dag gelegd moeten hebben om van de Soevereine Regeerder van het universum een dergelijke erkenning te ontvangen.
4. Waarom kunnen wij zeggen dat Jehovah’s getuigen van thans als Abraham zijn?
4 Hetzelfde kan gezegd worden van talloze hedendaagse getuigen van Jehovah uit vele delen der aarde. Deze Getuigen hebben over de gehele wereld een grote bekendheid verworven omdat zij zich zo nauwgezet aan bijbelse beginselen houden. Zij zullen zich door niets van het naleven van Gods bijbelse beginselen laten afhouden, zelfs al zou dit voor hen betekenen dat zij door hun vijanden ter dood worden gebracht. Vervolging van de zijde van caesar of intieme vrienden, het verlies van naaste familieleden of de verleidelijke lokstem van het materialisme, wordt tegemoet getreden met behulp van dezelfde krachtige bescherming: geloof gebaseerd op Gods Woord. De vele verschillende verslagen van alle delen der wereld, spreken steeds zonder mankeren zeer lovend over het feit dat deze Getuigen hun God trouw zijn.
5. Aan wie hebben Jehovah’s getuigen het te danken dat zij onderwijs krijgen in loyaliteit, en op welke wijze wordt dit onderwijs gegeven?
5 Waar vindt deze geest van toewijding zijn oorsprong? Wie neemt in het stellen van het voorbeeld van onwankelbare gehoorzaamheid, de leiding? Waar komt het moed schenkende voedsel van de Getuigen vandaan? Wij doen er wat dit betreft goed aan voor Jezus’ antwoord op deze vragen de bijbel op te slaan. „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt. Voorwaar, ik zeg u: Hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen” (Matth. 24:45-47, NW). Het zal beslist niet moeilijk zijn deze getrouwe, gelukkige „slaaf”, aan wie Jehovah’s getuigen dit alles te danken hebben, in onze tegenwoordige tijd te vinden.
6, 7. Vanwaar ontvangt de „getrouwe en beleidvolle slaaf” zijn instructies en voorbeeld ter navolging?
6 In het begin onderging deze „slaaf” de invloed van Christus Jezus, als gevolg waarvan hij dezelfde eigenschappen als zijn Meester aan de dag legde, onder meer de hoedanigheid waarvan David in Psalm 40:9 8 melding maakt: „Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God.” Betrouwbaar? Ja! Want de Onderwijzer, Jezus Christus, „is gisteren en heden en in eeuwigheid dezelfde” (Hebr. 13:8, NW). Deze „slaaf” leidde degenen die onder zijn zorg stonden ertoe op de tegenstand van de zijde van machtige joodse autoriteiten, die de christelijke apostelen het bevel gaven „nergens meer iets te zeggen of te leren op basis van de naam van Jezus”, het hoofd te bieden door rechtstreeks te antwoorden: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Hand. 4:18; 5:29, NW). De „huisknechten” van het geestelijke huisgezin van de Heer Jezus Christus werden goed gevoed en de uit getrouwe huisgenoten bestaande gemeenten waren er druk mee bezig anderen van voedsel te voorzien. „Ja, daarom werden de gemeenten aanhoudend in het geloof bevestigd en namen ze van dag tot dag voortdurend in aantal toe.” — Hand. 16:5, NW.
7 Er was slechts één plaats die door Christus werd erkend. Men zou die plaats kunnen verlaten, maar zou men dan een andere getrouwe „slaaf” kunnen vinden die onder leiding van Christus Jezus levengevend voedsel zou uitdelen? Neen! Petrus beantwoordde een dergelijke vraag met de woorden: „Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven.” — Joh. 6:68, NW.
8. (a) Op welke wijze bouwt deze „getrouwe en beleidvolle slaaf” het geloof van Gods volk op? (b) Hoe energiek kwijt deze slaaf zich van zijn verantwoordelijkheden?
8 Wanneer wij nu onze tijd onder de loep nemen, bemerken wij dat hetzelfde onwankelbare geloof van de vroege christenen in de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen bestaat. Wij zien dat ook dezen in aantal toenemen. Zij zijn een gelukkig volk. De nog steeds op aarde vertoevende gezalfde christenen, die onder leiding van Christus Jezus werken en de samengestelde „getrouwe en beleidvolle slaaf” vormen, dienen hun tot voorbeeld. Staat u eens een ogenblik bij hun hedendaagse organisatie stil. Doordat zij over de gehele wereld bij hun prediking van het goede nieuws bijbelse beginselen ondersteunen, zijn deze christenen duizenden malen in gevangenissen terechtgekomen, waar zij evenals hun broeders uit de oudheid zeggen: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” Zij dragen de verantwoordelijkheid „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken, en daarom trekken zij eropuit om overal op aarde, thans in 194 landen en eilanden in de wereldzeeën, tot gezinnen te prediken. De opzieners in de gemeenten ontvangen een speciale opleiding die ten doel heeft hen zodanig toe te rusten dat zij het geloof van de gemeenteleden kunnen opbouwen. Er worden zendelingen opgeleid en naar alle delen van de aarde gezonden. Elke gemeente wordt om de zoveel maanden door een rijpe bedienaar van het evangelie bezocht, die hulp verleent door de afzonderlijke personen in de gemeente te onderwijzen hoe zij betere bedienaren van het evangelie kunnen zijn. Er worden congressen georganiseerd, waar de getuigen hun normale voedsel uit Gods Woord ontvangen en zich in de omgang met vele anderen kunnen verheugen. Ook is ervoor gezorgd dat er in elke gemeente vijf vergaderingen met een geloof opbouwend programma worden gehouden. Er zijn in ruim 162 talen boeken en traktaten over vele onderwerpen gedrukt en verspreid. De bijbel is in een zo handzaam mogelijke vorm in een aantal talen uitgegeven, ten einde de huisgenoten des geloofs te helpen hem elke dag gemakkelijk te kunnen raadplegen. — Matth. 24:14, NW.
9. (a) Waarom is het tijdschrift De Wachttoren zo’n uitnemend voorbeeld van loyaliteit? (b) Wat zijn de resultaten?
9 Het tijdschrift De Wachttoren, dat thans in 68 talen verschijnt en waarvan elke keer ruim 4.400.000 exemplaren worden gedrukt, wordt nu reeds ruim tachtig jaar door de „getrouwe en beleidvolle slaaf” gepubliceerd. Doordat dit tijdschrift zich zo loyaal aan Gods Woord houdt, zien de abonnees iedere keer weer als naar een rijk geestelijk maal naar zijn geregelde bezoek uit. In zijn eerste uitgave, van juli 1879 (Deel 1 van de Engelse uitgave, No. 1, bladzijde 1), werd gezegd: „Het verkeert niet in slavernij aan een mens, een partij of een geloofsbelijdenis, maar alleen aan de bijbel”, en het houdt zich nog steeds stipt aan de bijbel. Evenals Abraham smaakt deze „slaaf”-klasse de voldoening vele jaren in Gods dienst gestaan te hebben (Gen. 25:8, NW). Verbind u met deze organisatie, zodat u God werkelijk kunt aanbidden!
10. Zal deze organisatie zo groot worden, dat het aan de nodige persoonlijke aandacht zal gaan ontbreken, en waarom antwoordt u aldus?
10 Alhoewel deze Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen een snel groeiende organisatie is, waar in het ene jaar 1959 zelfs wel 86.345 nieuwe gedoopte bedienaren van het evangelie bijkwamen (1960 Yearbook of Jehovah’s Witnesses, blz. 34), gaan de afzonderlijke leden niet in de menigte verloren. Door middel van een geregelde huisbijbelstudie wordt er aan de afzonderlijke personen nauwlettend aandacht geschonken. Verder worden zij door persoonlijke hulp in contact gebracht met de theocratische organisatie en wordt hun geleerd hoe zij werkelijk aan de vreugdevolle van-huis-tot-huis-bediening kunnen deelnemen. In elke gemeente doet de opziener alle mogelijke moeite om met iedereen in de gemeente bekend te raken. Dit is in overeenstemming met de instructies die Jehovah hierover in zijn Woord heeft laten optekenen, want wij lezen onder andere: „Schenk voortdurend aandacht aan uzelf en aan uw onderwijs” en „vertrouw die [dingen] toe aan getrouwe mensen, die op hun beurt voldoende bekwaam zullen zijn om anderen te onderwijzen” (1 Tim. 4:16; 2 Tim. 2:2, NW). Dezelfde doeltreffende organisatie-regeling die in Paulus’ tijd bestond, leidt thans in de gemeente van Jehovah’s getuigen een bloeiend bestaan (Ef. 4:11, 12, NW). Wij zien dat duizenden nieuwelingen deze organisatie opzoeken en dat degenen die er reeds lang mee samenwerken, ermee verbonden blijven.
11. Welk feit oefent invloed uit op onze kijk op deze organisatie, en voor welke twee geconstateerde punten interesseren wij ons nu in onze studie?
11 Op welke wijze zullen wij de organisatie derhalve bezien? Kunnen wij onafhankelijk zijn en de gedachte koesteren dat God zich met ons zal inlaten of ons zal gebruiken wanneer wij niet met zijn organisatie zijn verbonden? Willen wij loyaal zijn jegens deze organisatie, dan moeten wij haar erkennen als Gods organisatie, als een organisatie die door hem is ingesteld ten einde een werk te verrichten, ten einde iets tot stand te brengen, en dienen wij hiermee te blijven doorgaan totdat Jehovah zegt dat het voltooid is. Indien Jehovah de organisatie heeft gebouwd, is hij Degene die de verschillende verantwoordelijke posities welke personen erin bekleden, heeft ingesteld. Hij heeft hierover geen twijfel laten bestaan, want in Handelingen 20:28 (NW) staat vermeld: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente Gods te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht.” In Efeze 4:11, 12 (NW) wordt ons nog meer over het werk van deze organisatie verteld. De bijbelboeken 1 Timótheüs, 2 Timótheüs en Titus handelen voornamelijk over opzieners en hun taken in de gemeente, hetgeen voor ons aanleiding is hier twee punten aan een beschouwing te onderwerpen: in de eerste plaats de door Jehovah ingestelde positie van verantwoordelijkheid en in de tweede plaats de omstandigheid dat het menselijke schepsel dat het voorrecht geniet in die positie dienst te verrichten, onvolmaakt is.
12. (a) Geef een voorbeeld van personen die rechtstreeks met deze feiten te maken krijgen. (b) Hoe beziet Jehovah deze aangelegenheden?
12 Het is heel gemakkelijk de positie te vergeten en alleen de persoon te zien. Aäron en Mirjam begingen deze fout. Zij keken naar hun broer Mozes en vergaten door wie Mozes in zijn positie van verantwoordelijkheid was aangesteld. Zij waren van mening dat zij het er minstens even goed zouden afbrengen als Mozes. Het was niet moeilijk iets verkeerds aan Mozes op te merken. Hij was onvolmaakt. Hebt u echter opgemerkt hoe Jehovah deze aangelegenheid bezag? Jehovah zei over Mozes: „Aan hem wordt mijn gehele huis toevertrouwd.” Over Aäron en Mirjam wordt gezegd: „En Jehovah’s toorn ontbrandde tegen hen” (Num. 12:7, 9, NW). Het bijbelse verslag bevat in verband hiermee de volgende raad van Jehovah: „Wie Mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij versmaden, zullen gering geacht worden” (1 Sam. 2:30). Alle opzieners in de gemeenten van thans hebben gebreken. U zult niet lang hoeven te zoeken om deze gebreken te vinden; geen enkele opziener is volmaakt (Rom. 5:12, NW). Zij ontvangen, net als wij allemaal, aanmoedigende raadgevingen die ten doel hebben hen te helpen tot grotere rijpheid te geraken. Aangezien er meer van hen wordt gevraagd, zullen hun gebreken soms groter lijken dan ze in werkelijkheid zijn (Luk. 12:48, NW). Er wordt voortdurend scherp op hen gelet.
13. Kunnen wij altijd vaststellen wat de juiste handelwijze is die gevolgd moet worden? Op welke wijze?
13 Zachtmoedige en loyale personen zullen nauw met elkaar samenwerken omdat zij zich ervan bewust zijn dat God zijn organisatie in het leven heeft geroepen om verschillende dingen tot stand te brengen. Degenen die, net als schapen, zachtmoedig zijn, zullen acht slaan op de raad van de apostel Paulus: „Houdt hen in gedachtenis die onder u de leiding nemen, die het woord van God tot u hebben gesproken, en volgt hun geloof na, lettend op het einde van hun wandel. Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou u schadelijk zijn” (Hebr. 13:7, 17, NW). Uit liefde vestigen deze loyale, zachtmoedige en met schapen te vergelijken personen hun aandacht op de belangrijke dingen die op Gods werk betrekking hebben. Het is heel goed mogelijk dat kortzichtige personen deze belangrijke dingen niet zien, maar wanneer zij met hun studie doorgaan, zullen zij al gauw een grotere rijpheid verwerven en zal hun blik zich zowel verticaal als horizontaal verruimen. In Filippenzen 1:9, 10 (NW) legde Paulus hier dringend de nadruk op met de woorden: „Dit blijf ik bidden, dat uw liefde steeds overvloediger mag zijn met nauwkeurige kennis en volledig onderscheidingsvermogen, dat gij u van de belangrijkere dingen moogt vergewissen, zodat gij tot op de dag van Christus onberispelijk moogt zijn en anderen niet tot struikelen brengt.”
14. (a) Waarom zegt u dat opzieners door Gods geest worden aangesteld? (b) Zal die ene persoon alle taken in een gemeente behartigen? Waarin bestaat zijn verantwoordelijkheid dan wel?
14 De opzieners worden door God aangesteld, want in Handelingen 20:28 (NW) wordt gezegd dat de heilige geest deze personen in hun plaats of positie van verantwoordelijkheid als opzieners aanstelt. Wanneer God door middel van zijn Woord duidelijk maakt waarin het werk en de daarmee verband houdende verplichtingen bestaan, kan de „getrouwe en beleidvolle slaaf” via de theocratische organisatie de persoon vinden die aan de schriftuurlijke vereisten voldoet en hem voor het betreffende werk aanstellen. Alleen opgedragen broeders worden aangesteld en dit gebeurt pas nadat deze aangelegenheid onder gebed is beschouwd. Het gaat in de eerste plaats om het werk en degene die wordt aangesteld, moet produktief zijn en Gods voornemen ten uitvoer brengen. De kudde moet zodanig worden geweid, als in Gods bedoeling lag. De opziener die in deze speciale positie wordt aangesteld, moet het werk doen dat heel eenvoudig wordt beschreven als het ’weiden van de gemeente Gods’ (Hand. 20:28, NW). Vervolgens zijn er de assisterende dienaren in de bediening, die aan deze opziener worden toegewezen, en ook dezen hebben tot taak mee te helpen al het werk te behartigen dat het weiden van de gemeente met zich meebrengt (Ef. 4:11, 12, NW). Er zijn zoveel details waar aandacht aan besteed moet worden als het erop aankomt Gods gemeente in deze tijd te weiden. De vijf vergaderingen die elke week door de gemeenten worden gehouden, moeten worden voorbereid, waarbij in gedachten moet worden gehouden dat verscheidene personen in de gemeente aan het programma deelnemen. Dit betekent studie en het repeteren van programma-onderdelen, zodat alles instructief en opbouwend zal zijn. In verband met het bedieningswerk van huis tot huis, is het noodzakelijk alle gezinnen in de omgeving op systematische wijze te bezoeken, en dit betekent dat het gebied van de gemeente in kaart gebracht moet worden. De abonnementsstaten voor de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! moeten betrouwbaar zijn om een prompte toezending te verzekeren. Verder is het noodzakelijk de zieken en zwakken in de gemeente te bezoeken. De Koninkrijkszaal — of deze nu eigendom is of wordt gehuurd — moet schoon en netjes worden gehouden. Eén persoon, de opziener van de gemeente, zou dit nooit allemaal zelf kunnen doen; daarom zijn anderen bereid hem in deze details te helpen, en zij hebben hierbij in gedachten dat de toewijzing van God afkomstig is en deel uitmaakt van het herderlijke werk. Jehovah verwacht van de organisatie, zijn gemeente, dat ze dit werk verricht.
15. (a) Wat zijn enkele van de toewijzingen die door de gemeente-opziener worden uitgedeeld? (b) Dienen wij deze als minder belangrijk te beschouwen omdat ze door de opziener worden uitgedeeld?
15 In alle gemeenten van Jehovah’s getuigen is een voorziening voor de opleiding van de gemeenteleden getroffen, om hen allen te helpen tot grotere rijpheid te geraken. De rijperen ontvangen van de opziener de toewijzing anderen, die bij hun studie, bij het voorbereiden van van-huis-tot-huis-toespraakjes of in de een of andere tak van predikingsactiviteit graag geholpen willen worden, hulp te bieden. Dit behoort ook tot het herderlijke werk dat in werkelijkheid door Jehovah is ingesteld. En sta er eens bij stil hoe wonderbaarlijk het is om voor het verlenen van hulp gebruikt te worden of om door God erkend te worden als iemand die het waard is geweid te worden en een opleiding te ontvangen. In deze zelfde trant gesproken, zal iemand nooit neerzien op het voorrecht het opzicht te hebben over een klein boekstudiegroepje dat in een huis bijeenkomt om instructies voor de bediening in het veld te ontvangen en de gezinnen in die omgeving te bezoeken. Neen, Jezus heeft gezegd: „Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben ik in hun midden” (Matth. 18:20, NW). Alle toewijzingen in verband waarmee God opzieners door middel van zijn Woord de aansporing heeft gegeven zich er bij het weiden van de kudde van te bedienen, behoren met dezelfde gewillige, geestdriftige en liefdevolle zorg te worden behartigd. Luister maar naar wat Petrus zegt: „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, maar voorbeelden voor de kudde wordend” (1 Petr. 5:2, 3, NW). Het verantwoordelijkheidsgevoel en de zorg, bereidwilligheid, geestdrift en liefde nemen niet af omdat de gemeenteopziener ons de toewijzing heeft gegeven enkele details in verband met het weiden van de kudde te behartigen. Hier was ook geen sprake van toen Jezus de zeventig discipelen een predikingsopleiding gaf en hen daarna uitzond om te prediken. — Luk. 10:1-24, NW.
16. Welke houding draagt bij tot geluk en tot de grootste arbeidsprestaties in de gemeente?
16 Loyaliteit jegens Jehovah en vanzelfsprekend ook jegens zijn organisatie, wordt door daden getoond. Iemand die er redenen voor heeft om loyaal te zijn jegens Gods organisatie, zal het uitermate moeilijk, zo niet onmogelijk, vinden om zijn mond te houden of alleen maar toe te kijken wanneer het goede nieuws van Gods koninkrijk wordt gepredikt. Wij bereiden ons er veeleer op voor op de een of andere manier aan het weiden van de kudde deel te nemen door datgene te doen waartoe Petrus ons aanspoorde: „Versterkt daarom uw geest tot activiteit, houdt uw zinnen volledig bij elkaar; vestigt uw hoop op de onverdiende goedheid die u ten deel zal vallen bij de openbaring van Jezus Christus” (1 Petr. 1:13, NW). Sta er eens bij stil wat er in een gemeente tot stand gebracht zou kunnen worden en welk een opbouwende geestdrift er zou heersen wanneer de assistenten van de gemeente-opziener en allen die een bepaalde toewijzing hebben ontvangen om een aandeel te hebben aan het weiden van de kudde, zouden reageren zoals Paulus wist dat onze broeder Filémon zou doen: „Vertrouwend op uw meegaandheid schrijf ik u, wetend dat gij zelfs meer zult doen dan de dingen die ik zeg.” — Filem. 21, NW.
17. Hoe dient onze houding ten opzichte van de gemeenteorganisatie te zijn om aan het weiden van de gemeente te kunnen deelnemen?
17 Waarom zouden wij, in plaats dat wij op het gebied van studie of deelneming aan de verschillende activiteiten van de gemeente de gemakkelijkste handelwijze volgen, niet ’diep over deze dingen nadenken, er geheel in opgaan, opdat onze vooruitgang aan allen openbaar moge zijn’? (1 Tim. 4:15, NW) Zoek naar gelegenheden om in Gods organisatie tot grotere rijpheid te groeien in plaats van toe te geven aan de gemakzuchtige begeerten van het vlees. Als iedereen in een gemeente zou besluiten alleen te doen waar hij zin in heeft en het prettigste gebied om in te prediken of de gemakkelijkste bijbelstudiegroep om mee verbonden te zijn, zou uitkiezen, zou het voor de opziener erg moeilijk zijn de kudde te weiden. Hoe geheel anders is het wanneer iedereen Gods Woord en werk op de eerste plaats stelt en eraan wil meewerken de organisatie op te bouwen. Een dergelijke handelwijze wordt in Efeziërs 4:15 (NW) aangeraden: „Laten wij . . . door liefde opgroeien in alle dingen in hem die het hoofd is, Christus.”
18. Hoe is het mogelijk Jehovah’s geest te leren kennen, en door welk gemeenteprogramma wordt dit voor ons weerspiegeld?
18 Het getrouw bezoeken van de vergaderingen, waar wij met anderen van Gods organisatie bijeenkomen om geloof-opbouwende inlichtingen uit de bijbel aan een onderzoek te onderwerpen, vormt een bewijs van loyaliteit. De vergaderingen die in alle gemeenten worden gehouden, vormen zeer beslist een onderdeel van Gods organisatie in werking. Loyale christenen hebben de voorziening om op deze vergaderingen aanwezig te kunnen zijn, bovenaan op hun schema geplaatst. Paulus zegt ons waarom: „Het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar elkaar aanmoedigend, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen” (Hebr. 10:25, NW). Wij worden in de gelegenheid gesteld aan deze vergaderingen een aandeel te hebben doordat wij er uiting kunnen geven aan onze gedachten. Het bouwt ons langzamerhand op wanneer wij deze waarheden steeds beter kunnen uitleggen totdat ze deel gaan uitmaken van onze denkwijze. Wanneer wij door middel van het bezoeken van vergaderingen en congressen, deelneming aan de bedieningsactiviteit in het veld, omgang met andere, meer ervaren personen en het bestuderen van de vele publikaties, met de organisatie zijn verbonden, zal dit tot resultaat hebben dat wij als de organisatie spreken. Wij zullen er steeds dichter naar toe worden getrokken en wij zullen, in alles wat ze doet, met haar samenwerken, met haar spreken en ons met haar verheugen. Doordat de organisatie haar onderwijzer Christus Jezus volgt, worden wij dichter naar zijn denkwijze toe getrokken. Wij zullen dan de geest van Christus gaan bezitten (1 Kor. 2:16, NW). Aangezien Jezus de wil van zijn Vader weerspiegelt (Joh. 5:30, NW), kunnen wij Jehovah’s geest leren verstaan en in zijn wegen leren wandelen (Jes. 2:1-4). Hoe zou dit werk anders ooit tot stand gebracht kunnen worden? Dit is alleen mogelijk wanneer wij ons aan de instrumenten houden die door Jehovah worden gebruikt, zoals in Kolossenzen 3:10 (NW) wordt uiteengezet: „Bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid, die door middel van nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van Degene die ze schiep.”
19. In welk opzicht heeft Gods organisatie onze bescherming nodig?
19 Verder dragen wij de verantwoordelijkheid de organisatie te beschermen. Wij maken er deel van uit. Wij erkennen haar over de gehele wereld als de organisatie die door God is geschapen. Ze is werkzaam via de „getrouwe en beleidvolle slaaf” en wordt door deze slaaf gebruikt om zijn belangen over de gehele wereld te behartigen (Matth. 24:45-47, NW). Ze verstrekt ons voedsel ter rechter tijd. Ze gaat niet in staking. Ze is niet verdeeld, maar blijft sterk en onwrikbaar wanneer ze de Koninkrijksactiviteit leidt. Ze zorgt dag en nacht voor ons. Wij beschouwen haar niet als een grote naamloze vennootschap of als een reusachtige instelling die geëxploiteerd kan worden. Wanneer wij zien dat anderen zich ten koste van de organisatie trachten te bevoordelen, zullen wij ons er niet met een schouderophalen van afmaken en zeggen: „Och, wat heb ik ermee te maken?” Doordat de organisatie groeit, worden er vele eigendommen, machines, Koninkrijkszalen, congres-uitrustingsstukken, publikaties en voorraden gebruikt, maar wij volgen in dit verband niet de wereldse gewoonte deze dingen ten eigen bate aan te wenden en te concluderen dat de organisatie groot is en ze toch niet zal missen. Hetzelfde geldt voor de reinheid van de organisatie. Wij zullen ons er niet onverschillig van afmaken en denken: „Waarom zouden wij ons erover opwinden wanneer iemand zich aan een onreine daad schuldig heeft gemaakt? Waarom zouden wij iemands gevoelens kwetsen? De organisatie is groot; het geeft allemaal niet.” Het geeft echter wél. De organisatie is van God. Wanneer wij een diepgaande bezorgdheid aan de dag leggen, bemerken wij dat onszelf schade wordt berokkend en, wat nog erger is, dat er met Gods regeling wordt geknoeid.
20. Om welke redenen kunnen wij thans gelukkig zijn?
20 Kijk eens om u heen in de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen. Terwijl wij in deze gespannen tijd leven, waarin de hinderpalen voor wereldeenheid groter zijn dan ooit tevoren, bezitten wij een vrede die uit liefde voortspruit en zo diep geworteld is, dat machtige natiën ze niet kunnen uitroeien. Het materialisme en het nationalisme slagen er niet in de theocratische organisatie te verwoesten of haar genegenheid voor haar maker, Jehovah God, te doen verflauwen. Wij zien dat de mensen met opbouwend geestelijk voedsel worden gevoed, hetgeen groei en rijpheid tot gevolg heeft. Zoals Jezus Petrus gelastte, ’worden de schapen gevoed’ (Joh. 21:15-17, NW). De organisatie is rijp en deze rijpheid neemt iedere dag toe. Wij bezitten kennis over duidelijk in de Schrift uiteengezette leerstellingen, terwijl wij niet in het onzekere behoeven te verkeren over onze verhouding tot God en ons ook niet hoeven af te vragen wat Gods wil is. Wij bezitten het prachtigste materiaal om mee te werken, en wel in de vorm van publikaties, bijbels, instructies en aanmoedigende raadgevingen. De theocratische maatschappij vormt beslist een florerende, bloeiende, voorspoedige, veilige en zekere plaats om in te leven, hetgeen in Jesaja 32:18 heel goed onder woorden wordt gebracht: „Mijn volk zal in een verblijf des vredes wonen, in veilige woningen, in oorden van ongestoorde rust.” Deze toestand zal eeuwig blijven bestaan. Ja, wij kunnen ons net als Abraham voldaan voelen. In deze Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen zijn wij omringd door mensen die zich jegens God loyaal betonen; zij zijn Zijn vrienden en hij schaamt zich er niet voor hun God genoemd te worden. Blijf derhalve dicht bij Jehovah, leef in overeenstemming met zijn Woord en werk met zijn volk samen, ja, blijf eeuwig met Jehovah’s organisatie in leven.
[Illustratie op blz. 615]
„Waarom hebt gij u . . . niet ontzien tegen mijn knecht Mozes te spreken?”