Geluk vinden in het maken van discipelen
1. (a) Waarom is het belangrijk dat men gelukkig is in zijn werk? (b) Wat was volgens Salomo een gave van God?
BENT u gelukkig in uw werk? Dit dient zo te zijn. U wijdt zoveel van uw tijd, in feite uw hele leven, aan uw beroep of roeping, dat het leven alleen de moeite waard is als u er gelukkig in bent. Over dit punt zei Salomo: „Zo begreep ik, dat er niets beter is voor de mens, dan zich verheugen en zich te goed doen in het leven. Want als iemand kan eten en drinken, en van al zijn zwoegen genieten, dan is dat een gave van God!” (Pred. 3:12, 13, PC) Ja, het was de bedoeling dat de mens zou werken, hard werken. Dit zou geen geestdodend werk zijn, maar een bezigheid waarvan hij intens zou genieten en waarin rijke en voldoening schenkende beloningen zouden liggen. Wat een zegen zou het zijn de vervulling van deze belofte te ondervinden door een carrière te vinden waaraan men van ganser harte zou kunnen werken, met de voldoening dat men „niets beter” zou kunnen vinden en waarvan men inderdaad zou „genieten”! Salomo beschrijft dit als „een gave van God”.
2. Wat is het doel van dit artikel, vergeleken met het voorgaande?
2 In ons voorgaande artikel hebben wij het werk dat bestaat in het maken van discipelen, waarmee Jehovah’s getuigen thans op wereldomvattende schaal bezig zijn, onder de loep genomen. Het voorbeeld dat Jezus Christus stelde in het maken van discipelen, werd besproken en de gezamenlijke krachtsinspanningen die de Getuigen thans in het werk stellen om het werk te voltooien, werden in hoofdlijnen aangegeven. Nu gaat onze belangstelling echter uit naar het werk vanuit het standpunt van de individuele prediker. Wij zullen de vreugde en het geluk bespreken dat de afzonderlijke persoon ten deel valt als hij zich op dat werk toelegt.
3. Hoe laat werk zich met spel vergelijken, als het erom gaat wat iemand gelukkig maakt?
3 Wat maakt iemand werkelijk gelukkig? Werk of spel? Een mate van spel, zeker, ter ontspanning, voor afwisseling en lichaamsbeweging. Doch voornamelijk het werk schenkt geluk. Calvin Coolidge, de dertigste president van de Verenigde Staten, zei op 27 juli 1920 in zijn inauguratierede: „Werk is geen vloek, het is het voorrecht van het verstand, het enige middel tot volwassenheid, en de maatstaf van beschaving. Wilden werken niet.”
4. (a) Wat was Jezus’ houding ten opzichte van werk? (b) Hoe denkt Jehovah over werk, zoals in de toewijzing die Adam en Eva werd gegeven, tot uiting komt?
4 De bijbel bracht ditzelfde punt eerder dan Coolidge naar voren. Met betrekking tot het harde werk waarmee hij zelf bezig was, zei Jezus Christus: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig” (Joh. 4:34). Hij schepte behagen in werk, niet in spel. Het voedde en bevredigde hem meer dan letterlijk voedsel. Toen Adam en Eva geschapen werden en in de hof van Eden werden geplaatst, trof Jehovah regelingen voor bezigheden die hen tevreden en gelukkig zouden maken. „En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt” (Gen. 1:28). Aantonend dat hoewel de mens hard moest blijven werken, de volledige regeling toch Gods definitieve goedkeuring had, zegt Genesis 1:31: „En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed.” God wist dat hard werken goed voor de mens zou zijn.
5. Welk soort van werk maakt werkelijk gelukkig?
5 Maar welk soort van werk zal de mens gelukkig maken? Albert Schweitzer, bekend natuurkundige en Nobelprijswinnaar, identificeerde een van de vereisten voor werk dat tevredenheid schenkt, toen hij zei: „Eerbied voor het leven . . . staat de geleerde niet toe alleen voor zijn wetenschap te leven, zelfs al maakt dit hem voor de gemeenschap zeer bruikbaar. Het wordt de kunstenaar daardoor niet vergund alleen voor zijn kunst te leven, zelfs al inspireert hij daardoor velen. Deze eerbied maakt het de zakenman onmogelijk zich te verbeelden dat hij door zijn zakelijke activiteiten aan alle gerechtvaardigde eisen voldoet. Eerbied voor het leven dwingt allen ertoe een deel van hun eigen leven voor anderen op te offeren” (New York Times Magazine van 9 januari 1955, die Schweitzers 80ste verjaardag herdacht). Graaf Tolstoi zei: „Het is de roeping van iedere man en vrouw andere mensen te dienen.” Ondervinding had deze mannen geleerd dat zelfzuchtig streven ten koste van anderen geen ware voldoening schenkt, maar werk dat liefdevol in het belang van anderen wordt gedaan, wel. Dit is één vereiste voor werk dat iemand gelukkig zal maken.
6. Wat zegt de bijbel over werken ten behoeve van anderen?
6 Ook dit aspect van werk is in overeenstemming met bijbelse beginselen. De apostel Paulus zei: „Ik heb u in alle dingen getoond dat gij door aldus te arbeiden de zwakken moet bijstaan en de woorden van de Heer Jezus in gedachten moet houden, toen hijzelf zei: ’Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen’” (Hand. 20:35). Arbeid die ten behoeve van anderen wordt verricht, schenkt pas waar geluk.
7. Waarom dient het werk dat bestaat in het maken van discipelen, iemand dus gelukkig te maken?
7 En hoe voldoet het werk dat bestaat in het maken van discipelen, aan dit vereiste? Is er werk dat meer voor een ander zou kunnen doen dan dit, dat hem de waarheid wordt onderwezen die hem op de weg tot eeuwig leven plaatst? Hoe zou dit kunnen? Het zou in het hoogste belang van de mens zijn, zijn geest te bevrijden van onwetendheid en slavernij aan verkeerde gedachten. „Tot de joden dan die hem hadden geloofd, zei Jezus verder: ’Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij werkelijk mijn discipelen, en gij zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken.’” — Joh. 8:31, 32.
GELUK IN HET WERK ZELF
8. Waar begint het werk dat bestaat in het maken van discipelen, en waarom kan men er geluk in vinden?
8 Het werk dat bestaat in het maken van discipelen, begint bij het grondig uitkammen van een gebied om naar degenen te zoeken die een hart bezitten dat tot rechtvaardigheid neigt, een oor dat bereid is te luisteren en een geest die bereid is te redeneren. Dit betekent van deur tot deur te gaan en met iedere persoon die u ontmoet, te spreken, ongeacht wie hij is, wat zijn status in het leven of zijn religieuze overtuiging is. Op het eerste gezicht zou het moeilijk kunnen schijnen, in zulk werk geluk te vinden. Toch is dat beslist niet het geval. Iemand die ermee bezig is, wordt bewogen door de juiste beweegreden: liefde. Hij heeft liefde voor zijn naaste omdat hij niet wil dat deze persoon het eeuwige leven ontgaat als hij liefde voor genoemde rechtvaardigheid bezit. Hij heeft liefde voor God, omdat hij wil dat Zijn naam wordt gezuiverd van alle smaad die er, door onwetendheid omtrent zijn voornemens en door tegenstand hiertegen, op wordt geworpen. Met deze liefdevolle beweegreden in zijn hart, zal hij gelukkig zijn, ongeacht of hij van de meerderheid der mensen die hij ontmoet, onverschilligheid ondervindt.
9. (a) Hoe wordt de prediker dikwijls ontvangen, en hoe wordt hieraan het hoofd geboden? (b) Door het opvolgen van welke raad wordt elk gevoel van teleurstelling uitgeschakeld?
9 Men heeft ondervonden dat het op de meeste plaatsen moeilijk is het zo te regelen dat men een paar minuten kan gaan zitten praten en het doel van het bezoek uiteenzetten. Dit komt meestal omdat de geest zich, óf door vooroordeel, óf door een werkelijk gebrek aan belangstelling om een nieuw denkbeeld in zich op te nemen, afsluit. De prediker past dus zijn geest aan iedere nieuwe situatie die hij tegenkomt, aan. Als degene met wie hij spreekt, er kennelijk tegen gekant en vijandig is, wordt er weinig tijd verspild. Het is het beste zich beleefd terug te trekken en iemand anders te bezoeken. Jezus’ raad in zulke gevallen luidde: „Als men u ergens niet ontvangt of niet naar uw woorden luistert, verlaat dan dat huis of die stad en schudt het stof van uw voeten” (Matth. 10:14). Door deze uitstekende raad op te volgen, schakelt men elk mogelijke gevoel van teleurstelling van de zijde van de prediker uit. Daar hij zijn best heeft gedaan het goede nieuws op de meest aantrekkelijke manier aan te bieden, stelt hij zich ermee tevreden het daarbij te laten. Een fris, nieuw bezoek eist thans zijn aandacht op.
10. Hoe wordt men, door het juiste doel voor ogen te houden, geholpen gelukkig te zijn in het werk van deur tot deur?
10 Als hij bij het begin van zijn onderzoekingswerk de verkeerde beweegreden in zijn hart of het verkeerde doel in gedachten had, zou hij erg ongelukkig en teleurgesteld kunnen worden. De evenwichtige prediker houdt echter in gedachten dat naar verhouding weinigen de gelegenheid een discipel te zijn, van ganser harte zullen aangrijpen of zelfs maar een beetje belangstelling voor een beter begrip van de bijbel zullen tonen. Jezus Christus maakte dit duidelijk toen hij zei: „Gaat in door de nauwe poort; want breed en wijd is de weg die naar de vernietiging voert, en velen zijn er die daardoor ingaan; maar nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden” (Matth. 7:13, 14). Het is dus niet zijn doel de wereld te bekeren, daar hij weet dat dit onmogelijk is. Neen, zijn doel is eenvoudig degenen te vinden die misschien zouden willen luisteren. Dit houdt in dat hij weet wat hij in het gebied kan verwachten, en dit maakt de juiste geestelijke instelling mogelijk: gelukkig te zijn in zijn werk.
11. Welk onderdeel van het werk dat erin bestaat discipelen te maken, brengt grotere vreugde, en waarom is dit zo?
11 Het werk dat bestaat in het maken van discipelen, verandert enigszins van karakter als er belangstellende personen worden aangetroffen. Als er aanwijzingen zijn dat zij het zouden waarderen hun kennis van bijbelse waarheden te vergroten en verdere besprekingen op prijs zouden stellen, dan worden er nabezoeken gebracht. Nu verandert de reden voor iemands geluk min of meer. Als men tijd besteedt aan hen die een begin van belangstelling voor de Koninkrijksboodschap hebben getoond, vloeit er geluk uit voort als men hen met grotere hoeveelheden nauwkeurige schriftuurlijke kennis gaat voeden. Alhoewel men vreugde in alle takken van activiteit met betrekking tot het maken van discipelen vindt, schenkt het toch veel grotere vreugde als men zich concentreert op het helpen van iemand die er belang in stelt zijn Schepper en Diens werken te leren kennen. De beweegreden van liefde blijft echter dezelfde.
12. Waarom is de vreugde van het huisbijbelstudiewerk zelfs nog groter?
12 Als de belangstelling van die persoon dusdanig is aangewakkerd dat er met een geregelde huisbijbelstudie wordt begonnen, neemt het geluk van de prediker zelfs nog meer toe. Gewoonlijk wordt er elke week op een vastgestelde tijd een uur voor deze studie gereserveerd. Ieder van hen kent het onderwerp dat in de komende les wordt behandeld en ieder bereidt zich erop voor. In de loop der tijd groeit er een nauwe band van vriendschap en waardering tussen leraar en leerling en er worden vorderingen gemaakt. Er openbaart zich een fijne geest van mededeelzaamheid. Dit is in overeenstemming met het beginsel dat tot uitdrukking wordt gebracht in Galáten 6:6: „Laat bovendien een ieder die mondeling in het woord wordt onderwezen, in alle goede dingen delen met degene die het mondelinge onderricht geeft.” Men beleeft samen kostbare uren van geluk die nimmer vergeten zullen worden.
GELUK IN PERSOONLIJKE VOORBEREIDING
13. Dient de dienstknecht van God alleen geluk te verwachten in het rechtstreekse werk in verband met het maken van discipelen, of wat dan wel?
13 Er bestaat geen twijfel over dat er geluk is te vinden in het werk zelf, maar hoe staat het met de andere uren van iemands leven, wanneer hij niet op die manier actief bezig is? Dient men te verwachten dat men alleen geluk kan vinden als men hard bezig is met het werk dat rechtstreeks in verband staat met het maken van discipelen, of moet men verwachten geluk te vinden in alle andere aspecten van het leven als een opgedragen dienaar van God? Men dient het in alle aspecten van zijn leven te vinden. Een van deze aspecten betreft zijn persoonlijke voorbereiding op zijn predikingswerk.
14. (a) Hoe dient men over bekwaamheid te denken, en hoe is dit van toepassing op het onderwijzen van bijbelse waarheden aan anderen? (b) Welke gelegenheden staan onbeperkt open voor de dienstknecht van God, en welk doel dient hij hiermee te beogen?
14 Het onderwijzen van bijbelse waarheden aan anderen vereist werkelijke bekwaamheid. Dit is in feite een van de glanspunten die bijdragen tot een blijvende belangstelling in het werk. Spreuken 22:29 zegt: „Ziet gij een man, vaardig in zijn werk, hij zal ten dienste van koningen gesteld worden; ten dienste van onaanzienlijken wordt hij niet gesteld.” Dit beginsel is speciaal van toepassing op dienstknechten van God. Dit is de reden waarom 2 Timótheüs 2:15 zegt: „Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God aan te bieden, als een werkman die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid juist hanteert.” De gelegenheden, in bijbelkennis en kennis die daarmee in verband staat, toe te nemen, zijn onbeperkt en de gelegenheden, het aanbieden van deze kennis aan anderen te verbeteren, dat wil zeggen, ’het woord der waarheid juist te hanteren’, zijn eveneens onbeperkt. Het ideale doel om in gedachten te houden, is natuurlijk Jezus Christus na te bootsen, over wie werd gezegd: „Nooit heeft iemand anders op deze wijze gesproken.” — Joh. 7:46.
15. Hoe dient men te staan tegenover een schema voor persoonlijke studie?
15 Zij die ernstige pogingen doen om in hun nauwkeurige kennis en de bekwaamheid deze aan anderen aan te bieden, voortdurend vorderingen te maken, hebben een schema voor persoonlijke studie. Deze uren, die zijn gereserveerd voor rustige, persoonlijke voorbereiding en meditatie, zijn uren die de grootste vreugde en bevrediging schenken. Voor enkelen blijkt het moeilijk deze uren te vinden, maar door zorgvuldige overdenking en een strak schema zal er een mogelijkheid gevonden worden. Persoonlijke voorbereiding is te noodzakelijk dan dat wij ze te licht mogen opvatten. Bovendien draagt ze zoveel bij tot iemands geluk.
GELUK IN DE OMGANG MET ANDEREN
16. (a) Met welke eigenschap heeft God de mens met betrekking tot omgang geschapen, doch wat bemerken wij in dit verband onder de mensen? (b) Welke vragen kunnen wij ons stellen met betrekking tot de omgang met anderen?
16 Geluk kan dan alleen uw deel zijn als u gelukkig bent in het gezelschap van anderen. Kluizenaars zijn geen gelukkige, evenwichtige personen. Mensen leven in groepsverband. Zij willen met elkaar omgaan en met elkaar leven, niet van elkaar gescheiden zijn. Zij werden met deze aanleg geschapen en het is een prachtige door God gegeven eigenschap. Maar wat zien wij? Mensen willen bij elkaar zijn maar zij kunnen niet met elkaar overweg. Twee jonge mensen zijn dolverliefd als zij gaan trouwen, maar kort daarop verkoelen zij jegens elkaar. Hele naties zouden graag in vrede met elkaar leven, maar ondervinden dat dit iedere dag moeilijker wordt. Het toenemen van deze ongewenste karaktertrekken in onze tijd voorzeggend, zei de apostel Paulus: „Maar weet dit, dat er in de laatste dagen kritieke tijden zullen aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hoogmoedig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, deloyaal, geen natuurlijke genegenheid hebbend, niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig, zonder liefde voor het goede, verraders, onbezonnen, opgeblazen van trots, met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God, die een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten; en keer u af van dezen” (2 Tim. 3:1-5). Het is duidelijk dat zij die deze eigenschappen ontwikkelen, niet gelukkig met zich zelf of in de omgang met anderen zullen zijn. Maar zal het grootse werk, waarmee Gods dienstknechten druk bezig zijn, hen voor het ontwikkelen van deze karaktertrekken beschermen? Zal hun werk hen helpen in hun omgang met alle mensen gelukkig en evenwichtig te zijn, ongeacht waar zij bemerken dat deze omgang nodig is?
17. Hoe zullen de kwaliteiten die men in het predikings- en onderwijzingswerk ontwikkelt, iemand in zijn betrekkingen met anderen tot voordeel strekken?
17 Zonder twijfel. De voortreffelijke beweegredenen en eigenschappen die in een christen worden ontwikkeld als hij belangstellende personen zoekt en hun dan de waarheden van Gods Woord onderwijst, kunnen niet ter zijde worden geschoven als hij op een ander terrein omgang met mensen heeft. Ware dienstknechten van God hebben geen gespleten persoonlijkheid. Als een christen uit liefdevolle beweegredenen het predikings- en onderwijzingswerk op zich neemt, zal hij ook in alle andere omgang met mensen liefdevolle beweegredenen hebben. Hij volgt de raad van de apostel Paulus op, die staat opgetekend in Galáten 6:10: „Laten wij daarom dus, zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof.” Hoe kan hij dus in de omgang met mensen bij andere gelegenheden anders dan gelukkig zijn? Onmogelijk.
18. Hoe kan men, met het oog op 1 Korinthiërs 15:33, in elke soort van omgang met buitenstaanders gelukkig zijn?
18 Maar zegt 1 Korinthiërs 15:33 niet: „Wordt niet misleid. Slechte omgang bederft nuttige gewoonten”? Ja, en die verklaring is waar. Een christen is niet op zulke omgang uit. Hij beperkt zijn omgang zoveel mogelijk tot degenen die hetzelfde kostbare geloof bezitten. In zijn wereldse werk en dagelijkse bezigheden verkeert hij voortdurend tussen andere mensen. Aangezien hij de zekere Koninkrijkshoop echter altijd tot anker heeft, wordt hij er niet toe verleid het voorbeeld van deze wereldse personen over te nemen. Bij zulke omgang bedenkt hij veeleer dat zijn leven aan God en zijn dienst is opgedragen, en daarom heeft hij dus belangstelling voor het eeuwige welzijn van elke persoon van wie mocht blijken dat hij belangstelling voor het goede nieuws heeft. Hij interesseert zich niet voor anderen om zelfzuchtige redenen, doch hij heeft belangstelling voor hen van een zuiver onzelfzuchtig standpunt uit. Daarom bezit hij dus in elke soort van omgang een positieve, optimistische geesteshouding en zienswijze. Hij kan in bijna alle omgang met anderen gelukkig zijn.
’NIMMER OPGEVEN’
19. (a) Welke raad wordt degenen gegeven die een begin maken met het werk dat erin bestaat discipelen te maken? (b) Kan men in dit werk jaar in jaar uit gelukkig zijn?
19 Tot degenen die met dit werk beginnen, zegt de apostel Paulus: „Laten wij het derhalve niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te rechter tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden” (Gal. 6:9). U zult zeggen dat dit een voortreffelijke vermaning is waarbij nog een voortreffelijke beloning in het vooruitzicht wordt gesteld. Maar kan iemand gelukkig zijn in het werk dat bestaat in het maken van discipelen als hij dit tot zijn carrière maakt, dat wil zeggen, er jaar in jaar uit mee voortgaat? Beslist! Degenen die het geprobeerd hebben, hebben in feite ondervonden dat hun vreugde na ieder jaar groter en rijker wordt. Wilt u er bewijzen voor hebben dat dit waar is? Beschouw dan de levensgeschiedenis van enkelen met betrekking tot wie dit alles waar is.
20. Wat vertelt één Getuige, die van zijn prediking een carrière heeft gemaakt, over hetgeen het wil zeggen met dit werk te beginnen?
20 Hier is een Getuige die zijn predikingscarrière ongeveer veertig jaar geleden begon. Hij zegt: „Ik zal nooit de eerste keer vergeten dat ik uittrok in de dienst van de Allerhoogste. Het was een prachtige dag in de nazomer of herfst van 1920, in Winnipeg in Canada. Mijn broer en ik reikten alleen maar strooibiljetten uit, maar de tevredenheid en vrede des geestes die ik uit deze geringe dienst putte, gaven mij de verzekering dat de Almachtige, in tegenstelling tot aardse meesters, blij is met zelfs onvolmaakte en kleine diensten die jegens hem worden verleend. Zoals het horen van de waarheid een zekere vreugde en vrede des geestes met zich brengt, zo schenkt het nog grotere vreugde de stap van de dienst te doen.
21. Wat was volgens deze Getuige zijn ervaring toen hij zijn activiteit in de door hem gekozen carrière vergrootte?
21 Toen ik later bezig was met het verspreiden van lectuur van huis tot huis, ondervond ik grotere vreugden en zegeningen. Vanaf die dag tot nu toe ben ik nooit van huis tot huis gegaan zonder van sommigen persoonlijke vriendelijkheid, van anderen waardering voor Jehovah’s Woord, en bovenal, Jehovah’s zegen, bestaande uit vrede des geestes en tevredenheid, te ondervinden.”
22. Wat zegt hij na ongeveer veertig jaar gepredikt te hebben?
22 Na getrouw als een volle-tijdprediker in Canada, de Verenigde Staten en in een buitenlandse zendingstoewijzing te hebben gediend, zegt hij: „Hoe langer ik dit grote voorrecht geniet, hoe meer ik Jehovah ervoor dank dat hij beter voor mij is dan enige andere meester maar zou kunnen zijn en dat hij mij gespaard en geleid heeft.”
23. Wat zegt iemand anders die de prediking tot zijn levenswerk heeft gemaakt, over het begin van zijn carrière?
23 Iemand anders die zijn hele leven aan het werk dat bestaat in het maken van discipelen, heeft gewijd, zegt: „Zij die in hun jeugd de grootse waarheden van de bijbel leren kennen, zijn waarlijk rijk gezegend. Ik ben mijn Vader altijd dankbaar geweest voor het toegewijde onderwijs dat hij mij in mijn prilste jaren gaf omtrent de grote God Jehovah en zijn Koninkrijksvoornemens, en omtrent de ziel en de hoop op leven. Mijn jonge jaren bracht ik in Christchurch in Nieuw-Zeeland door. Als schooljongen werkte ik hard aan mijn schoolwerk en ik kwam als nummer één in aanmerking voor een studiebeurs voor de universiteit, een prijs waarvoor alle middelbare scholen en „colleges” in Nieuw-Zeeland met elkaar wedijveren. Ik was op weg een atoomgeleerde te worden, doch nu kwam ik middenin een materialistische denkwijze in combinatie met de evolutieleer terecht, die ik al gauw even onredelijk en waardeloos vond als de „hellevuur”-leer van de geestelijkheid. De bijbel begon zijn volle kracht in mijn leven te doen gelden. Alhoewel ik doorging tot ik mijn doctoraal had behaald, besteedde ik tijdens het grootste deel van mijn universiteitsdagen bijna evenveel tijd in de predikingsdienst als een pionier. Ik was vaak in de vakantiepioniersdienst.”
24. Wat zegt hij over geluk en tevredenheid na vele jaren in een buitenlandse toewijzing?
24 Na vreugdevolle jaren in Gods dienst in Nieuw-Zeeland, Australië, de Verenigde Staten en Japan, zegt hij: „Eenmaal ben ik in de gelegenheid geweest mijn op jaren gerakende ouders in Nieuw-Zeeland op te zoeken, en hiervoor was ik innig dankbaar. Het is thans [zevenentwintig] jaar geleden dat ik een gelukkig, theocratisch tehuis verliet om daarheen te gaan waar Jehovah mij in zijn volle-tijddienst zou zenden. Onze innige familieband was sterk, maar de banden die ons in de Koninkrijksbediening samenbinden, zijn sterker, zelfs in landen die ver uit elkaar liggen. Het was een vreugde mijn ouders even sterk in de Koninkrijksbediening te vinden als altijd. Nieuw-Zeeland kwam mij echter niet meer als mijn thuis voor, en Australië evenmin. De levenswijze in Australië en Nieuw-Zeeland leek ’vreemd’, vergeleken met de levenswijze waaraan wij in het Japanse zendingsgebied gewend waren geraakt. Door dit bezoek ging ik werkelijk dat „thuis” waarderen dat Jehovah ons in het rijk van de theocratische dienst toewijst.”
25. Hoe begon één lid van de Bethelfamilie te Brooklyn zijn carrière als bedienaar van het evangelie, en hoe beschreef hij zijn vele jaren in Jehovah’s dienst?
25 Iemand anders zei: „Calitri in Italië was de plaats waar ik in december 1879 werd geboren. Mijn vrome ouders lieten mij dopen en later als rooms-katholiek vormen. Wij hadden er geen flauw vermoeden van dat ik op de leeftijd van [vijfentachtig] jaar met liefde zou terugzien op [negenenvijftig] jaar als een van Jehovah’s getuigen.” In 1900, toen hij eenentwintig jaar was, verhuisde hij naar de Verenigde Staten en kwam vier jaar later tot een kennis der waarheid. In 1909 voegde hij zich bij de staf van het Wachttorengenootschap om daarna een getrouwe, ijverige dienstknecht van God te worden. Hij zei verder: „Terugblikkend op [negenenvijftig] jaar in Jehovah’s dienst, kan ik naar waarheid zeggen dat dit de gelukkigste jaren van mijn leven zijn geweest. [Zesenvijftig] jaar ervan ben ik lid van de Bethelfamilie te Brooklyn geweest — een dienstvoorrecht dat ik van ganser harte aan elke jonge christen aanbeveel. Zeker, er waren beproevingen, doch deze deden ons geloof in Jehovah toenemen. Ik heb er nimmer aan getwijfeld dat hij het Genootschap gebruikt om het wereldomvattende getuigeniswerk te leiden dat Jezus in Matthéüs 24:14 heeft voorzegd. Zoals Paulus zei, alle verdrukkingen ’zijn als niets in vergelijking met de heerlijkheid die ons geopenbaard zal worden’.”
26. Hoe denken vele oudere leden van de Bethelfamilie over gelegenheden om met hun broeders om te gaan?
26 Er zijn een aantal van zulke getrouwe, bejaarde dienstknechten van God die hun getrouwe dienst hier op het hoofdbureau in Brooklyn voortzetten. Het valt hun soms moeilijk alles wat er wordt gezegd te verstaan, maar zij ontbreken nooit op een vergadering. Alhoewel het in vele gevallen heel veel moeite en soms de liefdevolle hulp van enkele jongeren kost, missen zij nimmer de ochtenddienst vóór het ontbijt, de grote en kleine bijeenkomsten of hun eigen gemeentevergaderingen, zelfs al zijn die soms tamelijk ver weg en moeten zij erheen lopen. Hun vreugde in de omgang met anderen die belang stellen in de werken van God, blijft onverflauwd.
27. Wat zijn enkele dingen die iemand in gedachten dient te hebben als hij het werkelijke geluk wil vinden?
27 Ja, spel maakt niet gelukkig, maar hard werken wel. Doch het moet het juiste soort van werk zijn, dat wil zeggen, werk dat ten behoeve van anderen wordt verricht. Geen ander werk kan zo aan dit vereiste voldoen als het werk dat bestaat in het maken van discipelen van Jezus Christus. Niet alleen zult u gelukkig zijn in het werk zelf, maar u zult geluk en tevredenheid vinden in alles wat u doet. Ja, als u aan dit werk uw leven wijdt, zal dát de uitwerking op uw gehele leven zijn. Bent u werkelijk gelukkig in uw tegenwoordige werk? Zo niet, dan hebt u waarschijnlijk het verkeerde beroep. U dient geluk te vinden in het maken van discipelen.
Moge de God die hoop geeft, u vervullen met alle vreugde en vrede doordat gij gelooft, opdat gij overvloedig moogt zijn in hoop met kracht van heilige geest. — Rom. 15:13.