Is uw religie goed genoeg?
„VOOR mij? Wel, dat zou ik denken. Ze was goed genoeg voor mijn voorouders en dus is ze ook goed genoeg voor mij.”
Hoe vaak nemen aanhangers van de godsdiensten van deze wereld niet een dergelijk standpunt in! Hoewel de meesten wel de zwakke punten in de religie van hun keuze erkennen, zijn zij toch van mening dat men beter de een of andere religie kan hebben dan helemaal geen. Slagzinnen op borden zoals ’Bezoek de kerk van uw keuze’, zoals men deze in verschillende landen ziet, illustreren dat het het belangrijkste is om ergens toe te behoren, en niet tot welke kerk of sekte.
Vindt u uw religie goed genoeg voor u? Ook al zou u deze vraag zonder aarzelen met Ja beantwoorden, zou u dit dan even definitief en bevestigend doen wanneer u werd gevraagd: Is uw religie goed genoeg voor God? Indien iemand u zou vragen deugdelijke redenen te verschaffen voor het geloof dat uw religie goed genoeg was voor God, wat zou u dan zeggen? Zou u schriftuurlijke argumenten voor uw beslissing kunnen aanvoeren? Misschien is u vanaf uw jeugd verteld, dat uw religie goed genoeg voor u is, maar stel uzelf eens de tot nadenken stemmende vraag: Hoe weet u dat ze goed genoeg is voor God?
Beschouw de honderden andere religieuze stelsels eens. Zijn ze alle goed genoeg? Misschien wel voor hun leden, maar ook voor God? Sommigen betogen dat niet zozeer het religieuze stelsel, maar de oprechtheid en diepte van de aanbidding van het individu bij God telt. Is dat zo? Denkt Gód er zo over, of is dit een speculatie? Een speciale religie vormt een weg tot redding of niet. Het is net zo iets als dood of levend te zijn. Iemand is de één of de ander. Er is geen middenweg.
Men zou kunnen betogen dat alle religiën wel goed genoeg moeten zijn, daar God ze honderden jaren heeft laten bestaan. Dat is het moeilijke punt in deze aangelegenheid. Het is inderdaad waar dat God alle religiën tot op onze tijd heeft laten bestaan. In ons geslacht is de situatie echter geheel anders. Waarom? Eén Korinthiërs 10:11 (NW) geeft het volgende antwoord: „Dit alles nu bleef hun overkomen als een voorbeeld en werd opgeschreven tot waarschuwing van ons, over wie de volbrachte einden van de samenstelsels van dingen zijn gekomen.” Ja, wij zijn in de voorzegde „tijd van het einde” aangeland, de tijd van de afrekening voor alle stelsels — politieke, commerciële en speciaal religieuze. Alle staan voor God terecht. Zij die in Zijn oog niet goed genoeg zijn, zullen dit geslacht niet overleven, maar voor eeuwig worden afgesneden. Alleen datgene wat God goed genoeg vindt, zal het einde van deze wereld overleven. Toen Jezus het over deze kritieke laatste dagen had, waarschuwde hij: „Alle natiën zullen voor hem worden vergaderd, en hij zal de mensen van elkaar scheiden.” En wat zal er met hen gebeuren die door hem worden afgekeurd? Jezus voegde er aan toe: „En dezen zullen heengaan in de eeuwige afsnijding, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.” — Matth. 25:32, 46, NW.
NIET ALLE ZIJN GOED GENOEG
Wij dienen ons er niet toe te laten verleiden om te denken dat alle religie voor God automatisch goed genoeg is, enkel en alleen omdat het onder „religie” is te rangschikken. Indien wij dit woord en het gebruik ervan in de bijbel aan een onderzoek onderwerpen, blijkt duidelijk dat een religie in Gods ogen goed of verkeerd is. Over de tijd sprekend dat hij een joodse Farizeeër was, zegt Paulus: „Ik leefde volgens de strengste sekte van onze religie, als een Farizeeër” (Hand. 26:5, Catholic Douay version). Bovendien waarschuwde hij de christenen te Kolosse: „Laat niemand u verleiden, bereidwillig in nederigheid en religie van engelen” (Kol. 2:18, Catholic Douay version). In beide gevallen gebruikte Paulus het woord „religie” in verband met aanbidding die voor God vals en onaanvaardbaar was.
De bijbelschrijver Jakobus bezigt het woord zowel in verband met aanbidding die ijdel is, als met aanbidding die door God als waar en aanvaardbaar wordt beschouwd: „Wanneer iemand zichzelf religieus vindt, zijn tong niet breidelt maar zijn eigen hart bedriegt, dan is de religie van deze man ijdel. Religie die voor God en de Vader rein en onbevlekt is, is deze: de vaderlozen en weduwen in hun verdrukking te bezoeken en zich onbevlekt van deze wereld te bewaren.” — Jak. 1:26, 27, Catholic Douay version.
Volgens de wijze waarop het woord „religie” in deze teksten wordt gebruikt, betekent het, eenvoudig gedefinieerd, een vorm of stelsel van aanbidding. In overeenstemming hiermee gebruikt de New World Translation of the Christian Greek Scriptures in deze teksten de uitdrukking „vorm van aanbidding” in plaats van „religie”. Dit stemt overeen met het Hebreeuwse woord ervoor ‛a·boh·dáh, dat letterlijk „dienst”, ongeacht het ware of valse karakter ervan of voor wie deze wordt verricht, betekent.
Wanneer wij het aldus begrijpen, wordt het ons wel duidelijk dat zelfs het communisme onder de term „religie” gerangschikt kan worden, daar de Staat wordt aanbeden en men deze dient. Geld of materialisme kan ook als een onderwerp van opperste toewijding en dus als iemands religie worden beschouwd. Vandaar dat op dit einde van de wereld niet alleen de religiën van de christenheid en het heidendom worden geoordeeld, maar eveneens deze andere zaken die aanbeden worden, of het nu regeringen, instellingen, afzonderlijke personen of dingen zijn.
OPRECHTHEID OP ZICH IS NIET VOLDOENDE
Enkel en alleen oprechtheid bij het aanvaarden en volgen van een religieuze organisatie verzekert ons niet van Gods goedkeuring en zijn bescherming door het einde van deze wereld heen. Oprechtheid, overtuiging of diepte van toewijding maken van bedrog geen waarheid.
Een paar eeuwen geleden geloofden de geleerde mannen van de wereld oprecht dat de aarde plat was. Maakte hun oprechtheid en overtuiging nu de aarde plat? Neen. Ze bleef rond. ’s Mensen toewijding aan een theorie bracht hier geen verandering in. De theorie moest gewijzigd worden en niet het feit.
Denk ook eens aan de storm van oppositie welke de astronoom Galilei ontketende door openlijk het geloof van Copernicus dat de aarde niet het centrum van het universum was, maar dat ze, te zamen met de andere planeten, rond de zon als middelpunt draaide, te ondersteunen. Waarnemingen met de pas uitgevonden telescoop overtuigden Galilei er van dat hij het bij het rechte eind had. In 1616 brandmerkten theologen van het Heilig Officie het denkbeeld dat de planeten rond de zon draaien als ketterij en kort hierna werd Galilei door paus Paulus V aangespoord om de veroordeelde leer niet te „handhaven, te onderwijzen of te verdedigen”. Later werd hij, in hechtenis genomen door de Inquisitie, gedwongen om zijn standpunt te herroepen.
De kerkelijke theologen waren ongetwijfeld oprecht in hun overtuiging dat de aarde niet om de zon draaide, hetgeen blijkt uit hun felle reactie op Galilei’s opinie. Werden diens ontdekkingen echter door hun oprechtheid, overtuiging en radicale reactie van nul en gener waarde gemaakt? Heeft ware wetenschap niet uitgemaakt, dat de planeten inderdaad een baan rond de zon beschrijven? Werd de aarde er door het standpunt van de kerk op enigerlei wijze van weerhouden om de door God vastgestelde baan rond de zon af te leggen? Neen. Het kerkelijke gezichtspunt was onjuist, fout. Hun oprechtheid kon de werkelijkheid niet teniet doen.
Met religie is het thans net zo. Oprechtheid en overtuiging zijn aanbevelenswaardige deugden, maar ze kunnen een leugen niet in waarheid veranderen, noch een valse religie in een ware. Het is een vorm van zelfbedrog met verschrikkelijke consequenties om te denken dat God zich hier niet om bekommert en dat alle religiën goed genoeg zijn. Een blik op de geschiedenis toont dat God de valse soorten van religie nooit heeft goedgekeurd. In vroegere oordeelsperioden is Gods wraak over valse religieuze stelsels, te zamen met hun volgelingen, ook al waren ze oprecht, gekomen.
DOOR GOD VERWORPEN
Bezie eens de voorbeelden van Assyrië en Babylon, respectievelijk de tweede en de derde wereldmacht. Onder beide heerschappijen kwam religie op de eerste plaats. Op het hoogtepunt van Babylons macht werd haar koning gedurende een religieus feest, vanwege valse aanbidding door Gods woordvoerder Daniël het volgende meegedeeld: „Gij zijt in de weegschaal gewogen en te licht bevonden.” Nog in diezelfde nacht overweldigden Medo-Perzische horden de schijnbaar onneembare stad, doodden de koning en onderwierpen Babylon. Waar is het Babylonische stelsel van aanbidding heden ten dage? Werden haar goden en tempels gespaard omdat het een religie was en haar aanbidders oprecht waren? Neen. Het was een valse vorm van aanbidding, afgekeurd door de Almachtige God, die haar vernietiging voorzegde.
Met de Assyrische vorm van aanbidding gebeurde hetzelfde. Toen Sanherib, de koning van Assyrië of Assur, tegen Jeruzalem optrok, tartte hij de Israëlieten met de volgende woorden: „Heeft soms één van de goden der volken zijn land ooit kunnen redden uit de macht van den koning van Assur? Waar zijn de goden van Hamath en Arpad, waar zijn de goden van Sefarvaïm, Hena en Ivva? Hebben zij soms Samaria uit mijn macht gered? Wie waren er onder al de goden der landen, die hun land uit mijn macht hebben gered?” Sanherib dreigde Jeruzalem omver te werpen en geloofde dat zijn god hem de overwinning zou schenken. Werd zijn religieuze overtuiging verwezenlijkt? Zie eens hoe het afliep: „In dien nacht ging de Engel des HEREN uit en sloeg in het leger van Assur honderd vijf en tachtig duizend man. Toen men vroeg in den morgen opstond, zie, zij allen waren lijken.” En wat gebeurde er met Sanherib? „Eens, toen hij zich neerboog in den tempel van zijn god Nisroch, doodden zijn zonen . . . hem met het zwaard” (2 Kon. 18:33-35; 19:35, 37). De Assyrische religie redde noch de natie noch Sanherib van rampspoed. Voor God was hun religie niet goed genoeg.
Op het einde van het huidige samenstel van dingen zal de religiën die voor God niet goed genoeg waren, een soortgelijk lot ten deel vallen. Alleen die welke voor God goed genoeg is, zal blijven bestaan, net zoals Daniël de ondergang van Babylon overleefde en Jeruzalem aan Sanheribs Assyrische troepen ontkwam.
WAAROM NIET GOED GENOEG?
Wat is er verkeerd aan valse aanbidding en wat heeft er altijd aan gemankeerd? Jezus zei: „Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet den wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.” Deze protesterende personen waren van mening dat hun religie goed genoeg voor hen was, maar deden nooit moeite om Gods Boek van vereisten te raadplegen ten einde zich er van te vergewissen of deze ook voor Hem goed genoeg was! Zij verrichtten wel dienst, maar in strijd met de manier welke God als een vereiste had gesteld. Het was hun weg, niet die van God. Daarom was hun dienst wetteloosheid, onaanvaardbare aanbidding, verwerpelijk. — Matth. 7:21-23.
Het is niet mogelijk dat de religiën van deze wereld thans Gods wil doen. Indien dit het geval was, dan konden wij verwachten net als bij de vroege christelijke organisatie in de eerste eeuw, de resultaten hiervan te zien. Een in het oog springend resultaat van ware aanbidding dat deze boven alle andere zou stellen, werd door Jezus in Johannes 17:3 (NW) genoemd: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij kennis tot zich nemen van u, de enige waarachtige God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” Volgelingen van de juiste religie, de enige welke voor God goed genoeg is, zouden HUN GOD KENNEN. Zij zouden vertrouwd zijn met zijn naam, voornemens en wil.
Hoeveel leden van de religiën van deze wereld kennen deze belangrijke punten? Een predikant gaf hierop een kenmerkend antwoord, dat op 2 januari 1960 in de Evening News van Paterson, in de Amerikaanse staat New Jersey, was opgenomen. Hij zei: „De grootste taak waar de kerk thans mee wordt geconfronteerd, is het bekeren van haar eigen leden.” Het artikel voegde er nog aan toe: „Onderzoekingen wijzen uit, dat miljoenen kerklidmaten er uitzonderlijk vage ideeën over de centrale geloofsverklaringen op nahouden . . . In Californië kreeg een geestelijke onlangs bijvoorbeeld de schok van zijn leven bij de ontdekking dat geen enkel volwassen lid van zijn gemeente bij het afleggen van een proef bestaande uit het beantwoorden van 20 eenvoudige vragen over de bijbel, een voldoende haalde.”
In religiën van allerlei richtingen merkte men hetzelfde op. In een Zwitsers persbericht stond het volgende: „De helft van de kinderen weet zelfs niet eens wat het betekent om de handen te vouwen en te bidden. Hun ouders hebben het hun nooit verteld.” In een katholiek Frans parochieblad werd het volgende verklaard: „De honderden negenjarigen die wij voor de catechisatie inschrijven, weten weinig of niets over God en het christendom. In tijdelijke, aardse aangelegenheden, ontbreekt het hen aan niets. In religieus opzicht ontbreekt het hen aan alles, weten zij niets.”
Enorme aantallen mensen brengen een mensenleeftijd in religieuze organisaties door en kunnen toch geen verstandelijk gesprek voeren over hetgeen zij hebben geleerd. Vraag de gemiddelde religieuze mens eens wat hij gelooft en, wat nog belangrijker is, wat de basis voor zijn geloof vormt, en hij kan u niet de gewenste inlichtingen verschaffen. Wat zou u denken wanneer u uw kind naar een middelbare school zou laten gaan en u na de diploma-uitreiking zou bemerken dat hij niet kon lezen of schrijven? Indien het kind normaal was, zou u wel tot de conclusie moeten komen dat er iets met het onderwijssysteem mis was. Daarom móeten wij, wanneer de mensen nadat zij zoveel tijd aan religie hebben besteed, geen redenen voor hun geloof kunnen aanvoeren, wel tot de conclusie komen dat niet alleen de aanbidder, maar ook het stelsel van aanbidding, verkeerd is.
De apostel Petrus verschafte dit christelijke vereiste: „Altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop die in u is” (1 Petr. 3:15). Het onvermogen dat de aanhangers van de religiën der christenheid ten aanzien hiervan aan de dag leggen, stelt onomstotelijk vast dat Gods geest niet met deze religiën is, want anders zouden zij „vurig van geest” zijn en in staat anderen er van te overtuigen dat zij het ware geloof bezitten. Ware christenen in de enige juiste religie kunnen dit echter wel. Bij hen is de kennis van God, te zamen met het vermogen en de bereidheid om hier met anderen over te spreken, in overvloedige mate aanwezig.
Wanneer Jehovah’s getuigen nu weer eens bij u aan de deur komen, vraag hun dan rekenschap van hun hoop. Indien zij u Gods naam kunnen mededelen en u over zijn voornemens en zijn wil voor deze tijd kunnen vertellen, zult u zeker weten dat zij een religie hebben die niet alleen voor Jehovah’s getuigen, maar ook voor God goed genoeg is om deze door het einde van de wereld heen te laten bestaan.
Hoe rampzalig zou het zijn om zelfvoldaan een religie te volgen en bij de goddelijke oordeelsvoltrekking te Armageddon tot de ontdekking te komen dat ze wel goed genoeg was voor u, maar niet voor God!