-
De bedienaren van goed nieuws aan uw deurDe Wachttoren 1953 | 1 april
-
-
De bedienaren van goed nieuws aan uw deur
GOED nieuws aan uw voordeur! Dat voorzeide Jezus Christus voor deze kritieke tijden. „Ziet! ik sta aan de deur en klop. Indien iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik in zijn huis komen en het avondmaal met hem nuttigen, en hij met mij.” Ware Christelijke bedienaren van het evangelie wenden zich op een dergelijke wijze tot de mensen „omdat zelfs Christus voor u heeft geleden, waardoor hij u een model heeft nagelaten, opdat gij nauwkeurig in zijn voetstappen zoudt volgen”. — Openb. 3:20; 1 Petr. 2:21, NW.
Wie zijn de bedienaren van goed nieuws? Jezus voorzeide de weergaloze ellende en het slechte nieuws van tegenwoordig, maar zeide tegelijkertijd: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven, en dan zal het volbrachte einde komen” (Matth. 24:14, NW). Noodzakelijkerwijs zouden de getuigen van de geboorte van Jehovah’s koninkrijk, dat onder Christus staat, Jehovah’s getuigen zijn. Sommigen zouden willen dat wij het aan de meer dan 250 sekten van de Christenheid overlaten, de boodschap bekend te maken. Maar hoe zouden zij die boodschap kunnen bekendmaken, wanneer zij spotten met de actualiteit er van, wanneer zij de predikers er van vervolgen en in plaats van het Koninkrijk onschriftuurlijke leerstellingen onderwijzen? En hoevelen zouden de boodschap horen indien ze beperkt bleef tot de vier muren van een orthodox sektarische kathedraal of „kerk”-gebouw? In de Verenigde Staten onthulden de statistieken van 1951, die volgens de algemene opinie, hoge cijfers aangeven, dat slechts acht en vijftig procent van de bevolking als lid van een kerk ingeschreven stond. Hierdoor worden ongeveer 65.000.000 mensen buiten beschouwing gelaten, en wanneer degenen die de kerk slechts zeer ongeregeld bezoeken, worden meegeteld, dan kunnen wij veilig zeggen dat alleen al in Amerika zeventig tot honderd millioen mensen niet voldoende worden bereikt. Toch hebben alle geestelijk nooddruftigen op de gehele aarde spreekgestoelten klaar staan en wachten op de komst van een bedienaar van het evangelie, die er op zal gaan staan en tot hen zal prediken. Ongelofelijk? Neen, deze spreekgestoelten zijn de drempels van de voordeuren.
Verraste mensen uit deze tijd behoeven bij het verschijnen van Gods dienaren aan hun deur, geen uitdrukking te geven aan verbazing. Jehovah gaf zijn voor-Christelijke profeten opdracht tot een dergelijke methode van prediking. Aan de getrouwe Jesaja werd gezegd dat hij zo moest prediken totdat de plaats van zijn activiteit verwoest zou zijn, „totdat de steden verwoest zijn zonder inwoners, en de huizen zonder lieden.” Bij monde van Ezechiël weerklonk er een machtige boodschap „bij de muren en aan de deuren der huizen”. Jezus zond dus met goede autoriteit zijn eerste volgelingen naar de huizen met een boodschap waardoor de bewoners zouden worden verdeeld, terwijl hij er aan toevoegde: „Indien het huis het waardig is, zo kome de vrede die gij het toewenst, daarover.” En hij nam persoonlijk de leiding „[predikte] van stad tot stad en van dorp tot dorp, en maakte het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekend.” — Jes. 6:11, Lu; Ezech. 33:30, NBG; Matth. 10:11-13; Luk. 8:1, NW.
Bij zijn algemene getuigeniswerk bezocht Jezus de huizen van „alle soorten van mensen”, om te zoeken en te redden wat verloren was. Hij nodigde zichzelf uit in het huis van Zacheüs en nadat deze overste der belastinggaarders zijn boodschap had aanvaard; zeide hij: „Heden is dit huis redding geschied.” In het huis van een zekere regeerder riep hij diens dochter in het leven terug. Hij zond bevelen naar het verblijf van een legeroverste om diens slaaf te genezen. Een „vrouw, Martha genaamd, ontving hem als gast in het huis”, alwaar Jezus bemerkte dat haar zuster Maria zeer veel belangstelling had, want zij „zat neer aan de voeten van de Meester en bleef naar zijn woord luisteren”. Jezus zeide hier dat Martha’s bezorgdheid voor stoffelijke dingen ijdel was; en toonde aan dat de geestelijke voorzieningen die hij opdiende, altijd de beweegreden en het doel van zijn bezoeken waren. — Luk. 19:5-10; Matth. 9:23-26; Luk. 7:2-10; 10:38-42, NW.
Het schijnt dus dat het van-huis-tot-huis-werk opnieuw werd bedoeld toen, na de uitstorting van de heilige geest op het Pinksterfeest, in het jaar 33 n. Chr., er van de discipelen werd gezegd dat zij ’dagelijks eendrachtelijk in de tempel volhardden, en van huis tot huis brood braken’ (Hand. 2:46). Met zekerheid weten wij dat de volgelingen van Jezus na zijn dood en opstanding de bediening bij de particuliere huizen tot verbazingwekkende grenzen uitbreidden. Ondanks de waarschuwing van de autoriteiten er mede op te houden, „bleven [zij] iedere dag in de tempel en van huis tot huis zonder ophouden onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus bekendmaken” (Hand. 5:42, NW). Paulus vertelt hoe verlangend hij was zich grondig van zijn apostelschap te kwijten. Merk op, volgens welke manieren hij te werk ging om hiervan verzekerd te zijn: „Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u welke dingen ook die nuttig waren, te vertellen, en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen.” — Hand. 20:20, NW.
Hoe natuurlijk is het met het oog op al deze dingen, dat Jehovah’s organisatie zich bij de enorme taak, het goede nieuws van het Koninkrijk in deze ingewikkelde moderne wereld over de gehele aarde te prediken, zo zeer zou verlaten op de eeuwenoude Schriftuurlijke van-deur-tot-deur-bediening! Hoe moeilijk de taak zelfs met dit hulpmiddel is, ze zou zonder dit hulpmiddel niet ten uitvoer gebracht kunnen worden. Toch zijn er nog moeilijkheden te overwinnen wanneer wij dit werk doeltreffend willen verrichten. Op welke wijze precies zullen wij op de volgende bladzijde beschouwen.
-
-
Rechtskundige documenten in een koekjestrommelDe Wachttoren 1953 | 1 april
-
-
Rechtskundige documenten in een koekjestrommel
De vroegere bevolking van Israël moge haar huishoudgeld dan niet uit een theepot of in een aarden spaarvarken hebben bewaard, toch bewaarden zij hun belangrijke rechtskundige documenten en manuscripten in iets wat op een koekjestrommel lijkt. Het Oosters Instituut van de Universiteit van Chicago heeft een van deze trommels ontvangen. Ze is gelijk een legkaart uit meer dan 100 brokstukken samengesteld, zoals die in de grot waar de Dode-Zee-Rol werd ontdekt, zijn gevonden. . . . In de Bijbel wordt melding gemaakt van de gewoonte om rechtskundige documenten in trommels te doen, het komt voor in Jeremia 32:14, waar de profeet Baruch de opdracht geeft: „Neem deze brieven, dezen koopbrief, zowel den verzegelden als dezen open brief, en leg ze in een aarden vat, opdat zij langen tijd bewaard blijven” (NBG). Een beschrijving van de trommel is door Dr. Carl H. Kraeling gegeven aan de Amerikaanse scholen voor Oosters Onderzoek. — Science News Letter, van 22 maart 1952.
-