-
„Weest rijk in juiste werken”De Wachttoren 1955 | 15 oktober
-
-
bemerkt, gaat het materialisme ten koste van het geestelijke, en het geestelijke prijs te geven, betekent ten slotte uw leven prijs te geven: „Het bedenken des vleses betekent de dood, maar het bedenken des geestes betekent leven en vrede.” Velen roemen thans in de god van het materialisme, terwijl hun roem in werkelijkheid hun schande is: „Hun god is hun buik, en hun heerlijkheid bestaat in hun schande, en zij hebben hun geest gericht op dingen op de aarde.” Doe Jehovah’s werk en niet wat uw buik verlangt! — Kol. 2:23; Rom. 8:6; Fil. 3:19, NW.
14. Wat is de algemene standaard van geluk? Wat moeten wij thans daarom doen?
14 Geld is niet de algemene standaard van geluk. Sommige rijke mensen zijn gelukkig, velen niet. Sommige arme mensen zijn gelukkig, velen niet. Jeugd is niet de algemene standaard van geluk. Sommige jeugdige personen zijn gelukkig, sommigen niet. Vele bejaarde personen zijn gelukkig, velen niet. Gezondheid is niet de algemene standaard van geluk. Sommige gezonde mensen zijn gelukkig, maar velen zijn bedroefd. Sommige zieke personen zijn gelukkiger dan gezonde personen. Hetzelfde kan worden gezegd van de beroemde en de onbekende, de populaire en de impopulaire, de begaafde en de middelmatige persoon — geen van deze toestanden is de algemene standaard van geluk. De algemene standaard van geluk, vrede en tevredenheid is het kennen van Jehovah. Allen die Jehovah kennen en hem dienen — of zij nu rijk of arm, jong of oud, gezond of ziek, beroemd of onbekend, populair of impopulair, begaafd of middelmatig zijn — allen zijn gelukkig, tevreden en vervuld met hoop. Kennis tot zich nemen van Jehovah en Christus en het water der waarheid vervolgens uit te geven aan anderen, betekent eeuwig leven: „De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd.” Zulke gelukkige personen bestuderen thans Jehovah’s Woord, vertellen het aan anderen, gehoorzamen zijn bevelen, leven rein, prediken systematisch, worden rijk in juiste werken en grijpen daardoor het werkelijke leven stevig vast, het leven dat tot overvloeiens toe vervuld zal zijn van voldoening schenkende werken tot de eeuwige lof van de grote Schepper-God, Jehovah. — Spr. 11:25, NBG; Joh. 17:3, NW.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1955 | 15 oktober
-
-
Vragen van lezers
● In Psalm 110:1 staat dat Christus aan Jehovah’s rechterhand zit, maar in vers 5 wordt vermeld dat Jehovah aan Christus’ rechterhand is, aangezien „HERE,” volgens het boek Wat heeft de religie voor de mensheid gedaan?, bladzijde 97, daar Jehovah betekent. Wanneer Christus aan Jehovah’s rechterhand is, zou dat dan niet betekenen dat Jehovah aan Christus’ linkerhand is? — R.C., Australië.
Psalm 110 beschouwt Jehovah als sprekend tot Christus, want naar Jehovah wordt in de derde persoon verwezen en naar Christus in de tweede persoon. Vers 1 (OB; AS) luidt: „De HEERE [Jehovah] spreekt tot mijnen heer: Zet u aan mijne rechterhand.” Vers 5 luidt: „De HEER is aan uwe rechterhand, hij verbrijzelt koningen ten dage zijns toorns.” „U” en „uwe” verwijzen naar Christus, dus „HEER” in vers 5 verwijst naar de HEER Jehovah. De psalm spreekt er dus eerst over dat Christus aan Jehovah’s rechterhand zit, en vermeldt dan later dat Jehovah aan Christus’ rechterhand is.
Aan de rechterhand zijn, behoeft niet noodzakelijkerwijs een letterlijke plaats te betekenen, evenmin als Jezus’ toelichtende woorden betekenen dat de schapen nu letterlijk altijd aan zijn rechterzijde zijn en de bokken letterlijk aan zijn linkerzijde. Het is niet letterlijker dan de zitplaats waarvan in Psalm 110:1 sprake is. Jezus heeft sedert de tijd van zijn opstanding en hemelvaart tot 1914, toen hij als de op de troon geplaatste Koning opstond, niet letterlijk gezeten. Dat hij zat, betekende dat hij slechts inactief was wat betreft het aanvaarden van de koninklijke plichten. Zo moet ook de rechterhandpositie niet noodzakelijkerwijs letterlijk worden opgevat, doch symbolisch. De rechterzijde duidt op de plaats van voorkeur, van uitnemendheid, van gunst en goedkeuring. De linkerhandpositie is, zoals in de illustratie van de schapen en de bokken, de zijde van afkeur en ongenade. Prediker 10:2 brengt de gedachte tot uitdrukking, wanneer daarin wordt gezegd: „Het hart van den wijze zit rechts, het hart van den dwaze zit links” (PC). Of, „De geest van een wijs man draagt bij tot zijn succes, de geest van den dwaas draagt bij tot zijn falen.” (AT). Hier stelt rechts het succes voor, links het falen. Het zou absurd zijn te trachten deze tekst op de letterlijke plaats van het hart toe te passen, want dat zit links, of de persoon nu wijs of dwaas is. De bejaarde Jakob volgde deze regel van de uitnemendheid der rechterhand, door zijn rechterhand op Jozefs jongere zoon Efraïm te leggen en hem de superieure afscheidszegen te geven, terwijl hij zijn linkerhand op de oudere knaap Manasse legde en hem een mindere zegen gaf (Gen. 48:14-20). In overeenstemming hiermede wordt Christus Jezus zelf profetisch afgebeeld als zeggend tot zijn hemelse Vader: „Overvloed van vreugde is bij uw aangezicht, liefelijkheid is in uw rechterhand, voor eeuwig.” — Ps. 16:11, NBG.
Wanneer wij de aangelegenheden daarom niet letterlijk trachten op te vatten, bestaat er geen enkele moeilijkheid te begrijpen dat Jehovah en Christus aan elkaars rechterhand zijn, zoals uit Psalm 110:1, 5 blijkt. Elk verkeert bij de ander in de positie van voorkeur en uitnemendheid.
● In Romeinen 7:9 spreekt Paulus alsof hij eens heeft geleefd voordat het wetsverbond bestond, en dat hij leefde toen het ontstond. Hoe moeten wij Paulus’ woorden opvatten, aangezien dat eeuwen voor zijn tijd was? D.S., Verenigde Staten.
Paulus betoogt dat de wet, door de zonde bekend te maken, de zondigheid van de mens openbaarde: Zij werden er als zondaars door veroordeeld, en de zonde verdiende de dood. De wet bracht de zonde dus tot leven en veroorzaakte dat zij die onder de wet stonden, de dood verdienden. Een onvolmaakt mens, die de wet niet volmaakt kon houden, werd als zondaar veroordeeld en was de dood waardig. Met deze achtergrond schreef Paulus in Romeinen 7:9 (NW): „Ik was eens levend afgescheiden van de wet; maar toen het gebod kwam, kwam de zonde weer tot leven, maar ik stierf.” Voordat de wet werd gegeven, spreekt hij over zichzelf als zijnde levend, maar toen de wet in werking trad, bracht ze de zonde tot leven en werd hij er door ter dood veroordeeld.
Maar hoe kon dit waar zijn in het geval van de apostel Paulus? Het wetsverbond trad vijftien eeuwen voordat hij werd geboren, in werking. Hij was niet „levend afgescheiden van de wet” noch leefde hij toen de wet kwam. Paulus was echter een vleselijke afstammeling van Abraham, tot wie God zeide: „In uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde” (Gen. 22:18). Abraham was Gods vriend en hij werd in Gods ogen vanwege zijn geloof gerechtvaardigd. Terwijl Paulus nog ongeboren in de heupen van Abraham leefde had hij door geloof een hoop op leven. Maar 330 jaar nadat Abraham stierf, werd het wetsverbond toegevoegd aan de goddelijke belofte die aan Abraham was gedaan. Uit dit wetsverbond bleek duidelijk dat Abrahams vleselijke afstammelingen, de twaalf stammen van Israël, zondaars waren en het wetsverbond overtraden. Paulus werd onder dit wetsverbond geboren, en daar hij zichzelf niet kon rechtvaardigen ten leven door de werken van het wetsverbond te doen, stierf zijn hoop op leven door dit verbond.
Hij leefde dus alleen afgescheiden van de wet, voordat ze kwam, in de figuurlijke zijn dat hij zich in de heupen van zijn voorvader Abraham bevond. Dit is hetzelfde als wanneer de Bijbel er over spreekt dat Levi tienden betaalt aan Melchizedek, alhoewel Levi pas lang na de tijd van Melchizedek leefde. Maar Levi’s voorvader Abraham betaalde bij een gelegenheid tienden aan Melchizedek, en daarom schreef Paulus: „En, wanneer ik de uitdrukking mag gebruiken door Abraham heeft zelfs Levi, die tienden ontvangt, tienden betaald, want hij was nog in de heupen van zijn voorvader toen Melchizedek hem ontmoette [en van Abraham tienden ontving]” (Hebr. 7:9, 10, NW). De Bijbel verschaft dus zelf de betekenis waarin Paulus afgescheiden van de wet af voor haar komst leefde. — Zie De Wachttoren van 15 januari 1946, bladzijde 29.
-
-
MededelingenDe Wachttoren 1955 | 15 oktober
-
-
Mededelingen
EEN VERSTANDIG GEBRUIK MAKEN VAN DE VERKORTE TIJD DIE IS OVERGEBLEVEN
Onze moderne eeuw heeft alles tot in de puntjes toe geperfectioneerd. In minder tijd kan er thans veel meer worden gepresteerd dan „in de goede oude tijd.” En toch heeft men tijd te kort. Politieke bewegingen eisen tijd op. Religie vraagt om tijd. Bovendien hebben de mensen hun hobbies waaraan zij veel tijd besteden. Alles vraagt om tijd. Maar wat hebben al deze tijd opeisende dingen voortgebracht? Wat heeft bijvoorbeeld de religie voor de mensheid gedaan? Jehovah’s getuigen hebben het antwoord op deze vraag in de Bijbel gevonden. Zij hebben gezien dat enkel de ware religie het recht heeft onze tijd op te eisen, omdat zij positieve en waarlijk opbeurende resultaten heeft op geleverd. Ware religie is het dienen van God en brengt vrede en eeuwig leven voort. Ware religie vraagt echter ook uw tijd op om haar te beoefenen. Jehovah’s getuigen doen dit tijdens de maand november door dit belangrijke nieuws tot de mensen te brengen in de vorm van het boek Wat heeft de religie voor de mensheid gedaan? Zij geven dit boek af tezamen met een actuele brochure tegen een bijdrage van slechts ƒ 2,–. Ook u kunt meehelpen de ware religie te beoefenen en aan deze opvoedende veldtocht deelnemen. Gaat hiervoor naar de Koninkrijkszaal van Jehovah’s getuigen in uw omgeving of vraagt het bijkantoor van uw land om nadere inlichtingen. — Ef. 5:15, 16, NW.
„ONTWAAKT!” BRENGT TROOST EN HOOP
Zes en dertig jaar geleden begon er een geestelijke ontwaking onder ware christenen, waardoor een „gouden tijdperk” van zegeningen en geestelijk inzicht in de wereldtoestanden werd ingeluid. Gelijktijdig werd de hemel van de wereld verduisterd en werd de mensheid bevangen door vrees voor de toekomst. Om millioenen personen vertroosting te brengen, werd er een tijdschrift geboren dat een ongeëvenaard succes heeft gehad op zijn gebied. Alhoewel het in deze korte spanne tijds een oplaag verkreeg van 1.450.000 exemplaren, neemt zijn populariteit met ieder nummer toe. Het is het tijdschrift Ontwaakt! Zijt gij een geregelde lezer? Zo niet, schat het dan eens naar waarde. Ontwaakt! onthult de werkelijke redenen voor de alomverbreide misdadigheid. Onbelemmerd door traditie, behandelt het de feiten met positieve klaarheid en waarachtigheid. En, iets unieks in nieuwspublicaties, het vestigt voortdurend de aandacht op de zekere hoop voor de mensheid — de oprichting van een rechtvaardige nieuwe wereld. Vrees wordt vervangen door zekerheid, onzekerheid door kennis, ontmoediging door vertrouwen in de toekomst. De kosten? Slechts ƒ 4,00 voor een jaarabonnement van 24 nummers. Schrijf er vandaag nog om en ontvang tegelijk met uw eerste exemplaar drie voortreffelijke gedrukte preken.
-
-
Beproef uw geheugenDe Wachttoren 1955 | 15 oktober
-
-
Beproef uw geheugen
Herinnert gij u, na het lezen van dit nummer van „De Wachttoren” —
✔ Welk uitmuntend voorbeeld van rechtschapenheid werd gegeven door de eerste inboorling van Taiwan die een getuige van Jehovah werd? Blz. 307, §4.
✔ Hoe de mens door God werd toegerust om te werken? Blz. 308, §3.
✔ Waarom er met name regelingen werden getroffen dat de mens diende te werken? Blz. 309, §4.
✔ Welk gezond doel vacanties dienen, en wanneer zegeningen van de vacantie ophouden? Blz. 310, §9.
✔ Wat deze wereld werkelijk scheelt? Blz. 314, §20.
✔ Welk ene dat gij kunt verwerven, van het grootste belang is? Blz. 315, §2.
✔ Wat er voor zal zorgen dat het in eeuwigheid leven in de nieuwe wereld niet saai zal worden? Blz. 317, §10.
✔ Of Psalm 110:1, 5 door de war haalt of Jehovah dan wel Christus aan de rechterhand is? Blz. 319, §4.
-