Gods geneesmiddel tegen zonde
WAT is er met deze wereld aan de hand? Ze lijdt aan een kwaal die zonde wordt genoemd. Evenals bij de beet van een vergiftige slang is het gevolg van de zonde de dood: „De steek die de dood veroorzaakt, is de zonde” (1 Kor. 15:56, NW). Wat is het tegengif of het geneesmiddel tegen „de steek die de dood veroorzaakt”? Is dit geneesmiddel voor alle soorten van zonde beschikbaar?
Voordat een arts voor een kwaal een geneesmiddel voorschrijft, stelt hij de diagnose. Hij moet precies weten waarin de kwaal bestaat. Wat valt er dan van deze kwaal, die zonde wordt genoemd, te zeggen?
Het Griekse woord voor zonde betekende oorspronkelijk missen. Later kreeg het de betekenis van erin tekort schieten iets te doen of zijn doel missen. Het Hebreeuwse woord betekende oorspronkelijk iets verkeerd doen, en derhalve ergens in tekort schieten. Omdat de mens zondigt, mist hij de ten doel gestelde standaard, hij gaat de verkeerde kant op en voldoet niet aan de rechtvaardige en volmaakte vereisten van de Almachtige God. „Allen hebben gezondigd en komen tekort aan de heerlijkheid Gods.” — Rom. 3:23, NW.
Er zijn thans dus niet enkele volmaakte en zondeloze personen op aarde terwijl anderen onvolmaakt en zondig zijn. Alle menselijke schepselen hebben als nakomelingen van Adam zonde en de gevolgen daarvan geërfd: „Het loon, dat de zonde geeft, is de dood.” Wanneer iemand zonder zonde zou zijn, zou hij niet met de stelligheid van de dood worden geconfronteerd. Adam stond in zijn volmaaktheid niet onder het doodsoordeel. Wanneer Adam Gods wetten gehoorzaam zou hebben gehouden, zou hij eeuwig op deze aarde hebben kunnen leven. Hij is alleen door een daad van opzettelijke ongehoorzaamheid onder het doodsoordeel gekomen. Adams Schepper verklaarde: „Van den boom der kennis van goed en kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage, dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.” — Rom. 6:23; Gen. 2:17.
God had het recht deze gehoorzaamheid te eisen. Adam had niets minder dan zijn bestaan aan zijn grootse Schepper te danken. Toen het eerste mensenpaar Gods wet geheel opzettelijk overtrad, zondigden zij, en de zonde had het doodsoordeel tot gevolg. Aangezien Adam en Eva pas na hun zondeval kinderen voortbrachten, werd geen van hun nakomelingen volmaakt geboren. Allen erfden de slechte gevolgen van de zonde — de dood. De apostel Paulus schreef dan ook: „Gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben.” — Rom. 5:12.
’s Mensen Schepper is derhalve niet voor de zonde verantwoordelijk. Gods werken zijn volmaakt. Men kan hem niet de schuld voor de zonde geven: „Volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen ongerechtigheid is; rechtvaardig en oprecht is hij. Zij hebben van hun zijde op ruïneuze wijze gehandeld; zij zijn zijn kinderen niet, de fout ligt bij henzelf.” — Deut. 32:4, 5, NW.
HET GENEESMIDDEL
Satan de Duivel draagt de grootste schuld voor het begin van ’s mensen zonde. Nadat dit geestelijke schepsel zich door hebzucht en trots in een duivel had veranderd, bracht hij het eerste mensenpaar tot zonde. Gods geneesmiddel tegen de zonde moet derhalve de vernietiging inhouden van degene die voornamelijk voor de zonde van de mens verantwoordelijk is. „Wie de zonde doet is uit den duivel”, schrijft de apostel Johannes, „want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou” (1 Joh. 3:8). God heeft Jezus Christus aangesteld om ’de werken des duivels te verbreken’, hetgeen hij door middel van Gods koninkrijk zal doen. Dit in de handen van Jezus Christus berustende koninkrijk zal deze van zonden vervulde wereld vernietigen en ten slotte ook aan de overgeërfde zonde een einde maken. De apostel zegt hierover: „Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft. De laatste vijand, die onttroond wordt, is de dood” (1 Kor. 15:25, 26). Aangezien de dood het gevolg van de zonde is, betekent de vernietiging van de dood het einde van de zonde.
Wat moeten degenen doen die ernaar verlangen de vernietiging van deze van zonden vervulde wereld te overleven ten einde zich in de gezegende toestanden van een zondeloze nieuwe wereld te verheugen? Zij moeten kennis tot zich nemen over Gods beloofde nieuwe wereld, die deze wereld spoedig zal vervangen: „Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont” (2 Petr. 3:13). Zij moeten vernemen dat het rantsoenoffer van Jezus Christus de basis vormt op grond waarvan men het einde van deze wereld kan overleven en eeuwig leven in de nieuwe wereld kan verwerven.
Het was voor de volmaakte Zoon van God noodzakelijk om naar de aarde te komen en zijn zondeloze, menselijke leven ten behoeve van Adams nakomelingen over te geven. Als de enige volmaakte of zondeloze man die uit een vrouw is geboren, had Jezus eeuwig op aarde kunnen leven. Het was echter Gods wil dat hij zijn recht op eeuwig leven op deze aarde, zou opofferen. Elke nakomeling van Adam kon voordeel trekken van Jezus’ rantsoenoffer, zoals Johannes schreef: „Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.” — 1 Joh. 2:2.
Bij Gods geneesmiddel voor de zonde zijn derhalve het rantsoenoffer van Jezus Christus en Gods koninkrijk — door middel waarvan de voordelen van dat offer aan alle gehoorzame mensen van goede wil geschonken zullen worden — inbegrepen.
GEEN PLAATS VOOR OPZETTELIJKE ZONDE
Betekent dit dat men op grond van Jezus’ slachtoffer in Gods ogen zondeloos is wanneer men zonde bedrijft? De apostel antwoordt: „Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! . . . Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat gij aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen.” — Rom. 6:1, 2, 12.
De christen die van Gods geneesmiddel voor zonde voordeel wenst te trekken, kan derhalve niet opzettelijk datgene beoefenen wat door God wordt veroordeeld. Om van Gods geneesmiddel voor de zonde voordeel te trekken, moet men zich er zowel in zijn hart als in zijn geest volledig aan hebben opgedragen de goddelijke wil te doen. Ondanks een van harte gevoelde liefde voor Gods wetten, zal een christen, als gevolg van zijn afstamming van Adam, echter toch zondigen. De apostel schreef over overgeërfde zonde: „Zo vind ik dan dezen regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij mij aanwezig; want naar den inwendigen mens verlustig ik mij in de wet Gods, maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn leden is. Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Gode zij dank door Jezus Christus, onzen Here! Derhalve ben ik zelf met mijn verstand dienstbaar aan de wet Gods, maar met mijn vlees aan de wet der zonde.” — Rom. 7:21-25.
Hoewel God in een geneesmiddel heeft voorzien voor overgeërfde zonde, bestaat er geen geneesmiddel voor opzettelijke zonden. In de bijbel wordt het volgende onderscheid tussen overgeërfde zonde en opzettelijke zonde gemaakt: „Als iemand zijn broeder ziet zondigen, een zonde niet tot den dood, moet hij bidden en God zal hem het leven geven, hun namelijk, die zondigen niet tot den dood. Er bestaat zonde tot den dood: daarvoor zeg ik niet, dat hij moet vragen” (1 Joh. 5:16). Wat is deze „zonde tot den dood” waarvoor geen geneesmiddel bestaat?
Jezus Christus heeft over een zonde gesproken waarop Gods geneesmiddel niet van toepassing is. Hij zei: „Wie gelasterd heeft tegen den Heiligen Geest, heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar staat schuldig aan eeuwige zonde.” De geïnspireerde apostel Paulus schreef hier eveneens over: „Indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over.” Wanneer iemand, nadat hij Gods wil heeft leren kennen en Gods geboden te weten is gekomen, opzettelijk en weloverwogen zonde blijft bedrijven, komt hij er niet voor in aanmerking de voordelen van Gods geneesmiddel voor zonde te ontvangen. — Mark. 3:29; Hebr. 10:26.
Er bestaat dus een verschil tussen een zondige daad die het gevolg is van de overerving van zonde en de moedwillige beoefening van zonde. Hoe kan iemand die zondigt, weten of hij vergeving kan ontvangen? Hoe kan men er zeker van zijn dat men niet een onvergeeflijke zonde heeft begaan?
VERSCHILLENDE HARTETOESTANDEN
Wie zonde bedrijft waarvoor geen geneesmiddel bestaat en ten aanzien waarvan geen genezing mogelijk is, maakt zondigen tot een geregelde bezigheid in zijn leven. Bewust en weloverwogen beoefent hij praktijken waardoor Gods wet wordt overtreden. Hij weet wat hij doet; hij zondigt met zijn ogen wijd open. Hij beoefent het kwade weloverwogen en heeft geen berouw. Hij hunkert er niet naar vergeving te ontvangen en ook zendt hij niet door bemiddeling van Jezus Christus een vurig gebed tot God op om vergeving. Hij keert zijn slechte handelwijze niet de rug toe.
Iemand die daarentegen ’een zonde niet tot de dood’ bedrijft, heeft een andere hartetoestand. Hij is gebroken van hart als gevolg van zijn handelwijze. Hij heeft er berouw over en bidt God vurig en volhardend om vergeving. Hij geeft het niet op goed te doen en bedrijft niet bij herhaling opzettelijke zonden, zodat hij het tot een regelmatige gewoonte maakt. Hij laat rijpe leden van de christelijke gemeente voor hem bidden: „Is iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in den naam des Heren. En het gelovige gebed zal den lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden.” Door zijn latere handelwijze toont hij dat hij geen opzettelijke, moedwillige zondaar is die zich ’aan eeuwige zonde schuldig’ heeft gemaakt. De hartetoestand van degenen die onvergeeflijke zonden bedrijven, is dus geheel verschillend van die welke degenen bezitten die een vergeeflijke zonde begaan. — Jak. 5:14, 15.
De christen die Gods wet liefheeft, zal al het mogelijke doen om zich ervoor te behoeden een „zonde tot den dood” te begaan. Hij hoedt zich ervoor kleine zondige daden te bedrijven, wetend dat wanneer zoiets niet in bedwang wordt gehouden, dit tot grote zonden van ontrouw jegens God kan leiden. Hij bestudeert Gods geboden en laat ze diep in zijn hart en geest bezinken. Hij oefent zijn geweten aan de hand van Gods wet. Door zijn liefde voor God en de goddelijke wet wordt hij er evenals Gods getrouwe dienstknecht Jozef toe gedreven verleidingen te ontvlieden. — Gen. 39:10-12.
Trek voordeel van Gods geneesmiddel voor zonde. Oefen geloof in het zonden verwijderende rantsoenoffer van Jezus Christus en vestig uw hoop op Gods koninkrijk. Zorg ervoor dat u ervoor in aanmerking komt eeuwig leven in Gods zondeloze nieuwe wereld te verkrijgen door thans de goddelijke wil te doen. Tot Jehovah’s onvergankelijke heerlijkheid zal er geen doodaanbrengende, overgeërfde zonde worden overgelaten om die nieuwe wereld te verderven, want dan zullen de geïnspireerde woorden in vervulling gaan: „Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.” — Openb. 21:4.