Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w84 15/12 blz. 8-13
  • ’Geheel Israël zal worden gered’

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • ’Geheel Israël zal worden gered’
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1984
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Uit wie bestaat „geheel Israël”?
  • Het enten van takken thans volbracht
  • Israël Gods
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Israël Gods
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
  • „Geheel Israël” gered ter zegening van de gehele mensheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1984
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1984
w84 15/12 blz. 8-13

’Geheel Israël zal worden gered’

„Op deze wijze zal geheel Israël worden gered. Zoals er staat geschreven: ’De bevrijder zal uit Sion komen en de goddeloze praktijken van Jakob wegdoen.’” — ROMEINEN 11:26.

1. (a) Welke vragen worden met betrekking tot Romeinen 11:26 opgeworpen? (b) Waarom is de republiek Israël niet het Israël dat „gered” zou worden?

WELKE natie wordt hier bedoeld? Hoe wordt ze gered? En hoe is haar redding van invloed op alle andere natiën? Welnu, toen in 1948 het Britse mandaat over Palestina afliep, namen de joden een deel van het gebied in bezit en stichtten de republiek Israël. Door hun overwinning op de Arabische strijdkrachten in de zesdaagse oorlog van 1967, breidden de Israëli’s de grenzen van hun republiek uit. Maar sedert de oprichting van de republiek Israël heeft ze haar bestaan met wapengeweld moeten handhaven. Of het hedendaagse Israël nu al dan niet over kernbommen beschikt ter bescherming van haar bestaan als natie, ze vertrouwt beslist niet op een ’bevrijder uit Sion’. Ja, samen met heidense natiën maakt dit betrekkelijk jonge politieke lichaam deel uit van de Verenigde Naties! Het is duidelijk dat deze republiek geen theocratie is, de staatsvorm die de natie Israël destijds in de dagen van Mozes, in 1513 v.G.T., kreeg.

2. Hoe verschilde de oprichting van de republiek Israël van de repatriëring van de joden in 537 v.G.T.?

2 De Oostenrijkse Israëliet Theodor Herzl, die in 1897 de Zionistische wereldorganisatie oprichtte, verklaarde dat de joden een natie waren en eiste dat er gebied werd gereserveerd voor de oprichting van een joodse staat. Maar niets in alle ontwikkelingen rond de republiek Israël vertoont enige overeenkomst met de repatriëring van de joden in 537 v.G.T., het eerste jaar van de Perzische heerser Cyrus de Grote. Dat herstel in de oudheid was een vervulling van het door Israëls God, Jehovah, bekendgemaakte en in Jesaja 45:1-5 voorzegde voornemen (2 Kron. 36:22, 23; Ezra 1:1-4). Maar zoals wij hebben gezien, werd bij de oprichting van de republiek Israël niet vol geloof in de God van het oude Israël de weg des vredes bewandeld. Dit kan dus niet geïnterpreteerd worden als een vervulling van de profetieën uit de Hebreeuwse Geschriften en het vormt al evenmin een bewijs dat de komst van de joodse Messías nabij is.

3. Welke zienswijze hadden de Internationale bijbelonderzoekers eens over de wijze waarop „geheel Israël” gered zou worden, maar wat gebeurde er in verband hiermee in 1932?

3 Tot het jaar 1929 toe dachten de leden van de Internationale vereniging van bijbelonderzoekers dat de natuurlijke joden nog steeds Gods uitverkoren volk waren, dat zij in ongeloof naar Palestina terug zouden keren, dat zij daar bekeerd zouden worden tot Jezus Christus als het beloofde Zaad van Abraham en dat zij daarna de toonaangevende natie der aarde zouden worden en tot zegen van de gehele mensheid zouden dienen. In 1932 werd echter bewezen dat dit berustte op een verkeerd begrip van de bijbelse profetieën, met inbegrip van de in Romeinen 11:26 opgetekende profetie over de redding van „geheel Israël”. — Zie Studie VIII van het boek Thy Kingdom Come, in 1891 uitgegeven door de Watch Tower Bible & Tract Society.

Uit wie bestaat „geheel Israël”?

4. Uit welke huidige omstandigheden blijkt dat de republiek Israël niet „het Israël Gods” is?

4 Wat de joodse schrijver van Romeinen 11:26 „geheel Israël” noemde, werd in Galáten 6:16 door hem aangeduid als „het Israël Gods”. Maar indien de natuurlijke joden in de republiek Israël en overal elders op aarde niet „geheel Israël” vormen, wie zijn dan wel de leden van deze natie? Deze vraag is uiterst belangrijk, aangezien de hedendaagse natuurlijke joden niet weten tot welke van Israëls twaalf stammen zij behoren. Zij hebben rabbijnen maar geen priesterschap, geen hogepriester op aarde, geen tempel in Jeruzalem en geen altaar in die stad waarop zij overeenkomstig de Wet die God hun via Mozes heeft gegeven, slachtoffers kunnen brengen. Dit alles is er al niet meer sinds de Romeinen in 70 G.T. Jeruzalem hebben vernietigd. Er is ook niets waaruit blijkt dat de God wiens naam zij weigeren uit te spreken, nog langer met hen als natie is. Toch heeft Jehovah God zelfs in deze twintigste eeuw wel degelijk een Israël op aarde. Wie zijn er derhalve de leden van?

5, 6. Hoe toonde Paulus aan dat het niet van natuurlijke, vleselijke omstandigheden afhangt of iemand tot „het Israël Gods” behoort?

5 De natuurlijke jood Saulus van Tarsus, die het voorrecht genoot de christelijke apostel Paulus te worden, verschaft een bevredigend antwoord. Omstreeks het jaar 56 G.T. richtte hij een lange brief aan „allen die te Rome zijn als Gods geliefden, geroepen om heiligen te zijn” (Rom. 1:1, 7). In die brief stelde Paulus de identiteit vast van degenen die door God als ware Israëlieten werden beschouwd — geen Israëlieten naar het vlees maar naar de geest. Paulus schreef:

6 „Niet allen die uit Israël voortspruiten, zijn werkelijk ’Israël’. Evenmin zijn zij allen kinderen omdat zij Abrahams zaad zijn, maar: ’Wat „uw zaad” genoemd zal worden, zal door Isaäk zijn.’ Dat wil zeggen: de kinderen in het vlees zijn niet werkelijk de kinderen van God, maar de kinderen der belofte worden als het zaad gerekend. . . . Bovendien roept Jesaja omtrent Israël uit: ’Al was het getal van de zonen Israëls als het zand der zee, het overblijfsel is het dat zal worden gered. Want Jehovah zal op aarde een afrekening houden, welke hij volledig en snel tot een einde zal brengen.’ Ook zoals Jesaja eertijds had gezegd: ’Indien Jehovah der legerscharen ons geen zaad had gelaten, zouden wij net als Sodom zijn geworden en aan Gomorra gelijk zijn gemaakt.’” — Rom. 9:6-9, 27-29.

7, 8. Waarom bleven de natuurlijke Israëlieten in gebreke alle plaatsen in te nemen die bestemd waren voor de takken van de symbolische olijfboom die in Romeinen hoofdstuk 11 wordt beschreven?

7 Later, in Romeinen hoofdstuk 11, vergeleek Paulus de natie Israël met een olijfboom die in verband staat met „Jehovah’s vriend”, de patriarch Abraham (Jak. 2:23). Nadat die „vriend” van zijn gehoorzaamheid blijk had gegeven, zei God hem: „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen, ten gevolge van het feit dat gij naar mijn stem hebt geluisterd” (Gen. 22:18). Omdat de meerderheid van de natuurlijke joden niet het geloof van hun voorvader Abraham bleek te bezitten en God niet gehoorzaamde, werden die ongelovige Israëlieten weggekapt van de symbolische olijfboom die in de Grotere Abraham, Jehovah God, geworteld was. Hun plaats werd ingenomen door gelovige heidenen, of niet-joden, opdat de symbolische boom het volledige aantal takken zou hebben. Zij die de plaats van de natuurlijke Israëlieten innamen, werden „Abrahams zaad” als proselieten, of Israëlieten die dit waren geworden op grond van adoptie of aanneming van de zijde van God, de Grotere Abraham (Gal. 3:26-29). Zij werden Israëlieten in geestelijke zin, dat wil zeggen, geestelijke Israëlieten. Daarom vervolgde Paulus met de woorden:

8 „Want, broeders, opdat gij niet eigenwijs zoudt zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis: een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en aldus zal gans Israël behouden worden, gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden. En dit is mijn verbond met hen, wanneer Ik hun zonden wegneem.” — Rom. 11:25-27, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.

9. Hoe staat de republiek Israël tegenover de Middelaar van het nieuwe verbond, hoewel „de bestemde tijden der natiën” in 1914 zijn geëindigd?

9 Wij merken op dat Paulus niet zegt, „totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn”. In plaats daarvan zegt hij, „totdat de volheid der heidenen binnengaat”, of, „totdat het volledige aantal mensen der natiën is binnengekomen”. De tijden der heidenen, of „de bestemde tijden der natiën”, eindigden in 1914, het jaar waarin de Eerste Wereldoorlog uitbrak (Luk. 21:24; Statenvertaling). Niettemin beweren thans, zeventig jaar later, de republiek Israël en de natuurlijke joden overal op aarde niet dat zij zijn opgenomen in het nieuwe verbond dat Jehovah volgens zijn zeggen met het huis van Israël zou sluiten (Jer. 31:31-34). Meer dan negentien eeuwen geleden, op 14 Nisan 33 G.T., op de avond van het joodse Pascha, bood de toekomstige Middelaar van dat verbond zijn getrouwe apostelen een beker wijn aan en merkte daarbij op: „Deze beker betekent het nieuwe verbond krachtens mijn bloed, dat ten behoeve van u vergoten zal worden” (Luk. 22:20). Maar na al die tijd erkent de republiek Israël Jezus Christus niet als de Middelaar van het verbond dat in Jeremia’s profetie werd voorzegd.

10. Hoe groot was het aantal gelovige natuurlijke joden die deel gingen uitmaken van Abrahams „zaad” waardoor de gehele mensheid gezegend zou worden, en wat is daar de consequentie van?

10 Volgens de Israëli’s is „de bevrijder” nog niet uit Sion gekomen (Jes. 59:20; Rom. 11:26). Maar op de Pinksterdag in 33 G.T. aanvaardde een overblijfsel van het oude Israël Jezus wel als de Messías. Dat overblijfsel begon toen de beloofde heilige geest te ontvangen en werd vanaf die tijd in het voorzegde nieuwe verbond opgenomen. Toch was een overblijfsel niet voldoende om de geestelijke „bruid” van Christus, die uit 144.000 leden bestaat, voltallig te maken (Openb. 7:1-8; 14:1-3; 21:9). Er waren dus niet genoeg natuurlijke Israëlieten die deel gingen uitmaken van de symbolische olijfboom die geworteld was in de Grotere Abraham, die had beloofd dat het „zaad” van de oude patriarch zegeningen voor alle families der aarde, joodse en niet-joodse, zou brengen.

11, 12. Welk Israël wordt bedoeld met „geheel Israël”, en hoe kan dit aan de hand van de Schrift bewezen worden?

11 Hoe zou „geheel Israël” dan door bemiddeling van de beloofde „bevrijder” „gered” moeten worden? Merk op dat Paulus zijn brief aan de Romeinen omstreeks 56 G.T. schreef, nadat hij aan de Galáten had geschreven (omstreeks 50-52 G.T.). Romeinen 11:25-27 werd dus op schrift gesteld nadat hij in Galáten 6:16 over „het Israël Gods” had gesproken. Dàt is het Israël waarmee door bemiddeling van Jezus Christus, niet door bemiddeling van de profeet Mozes, het nieuwe verbond werd gesloten. Jezus was de Middelaar voor een christelijk Israël, een geestelijk Israël, dat als natie werd geboren op de Pinksterdag in 33 G.T., toen de heilige geest werd uitgestort op de joden die Jezus Christus als Middelaar van het nieuwe verbond aanvaardden.

12 De joodse apostel Petrus was bij die gelegenheid aanwezig. Later schreef hij aan degenen die waren „uitverkoren overeenkomstig de voorkennis van God” en zei: „Gij zijt ’een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk tot een speciaal bezit’ . . . eens waart gij geen volk, maar nu zijt gij Gods volk” (1 Petr. 1:1, 2; 2:9, 10). Hierdoor wordt bevestigd dat met het Israël dat in zijn „geheel” zal worden „gered”, niet de hedendaagse republiek van de Israëli’s of de over de gehele aardbol verstrooide natuurlijke Israëlieten worden bedoeld. ’Het gehele Israël’ dat „gered” zou worden, was het geestelijke Israël dat op Pinksteren 33 G.T. geboren werd doordat het toen door Gods wedervoortbrengende geest werd verwekt. Tot dit „Israël Gods” zou de beloofde Bevrijder komen.

13. (a) Hoe en wanneer kwam de beloofde Bevrijder uit Sion? (b) Wie gingen mettertijd tot „het Israël Gods” behoren?

13 Deze Bevrijder kwam inderdaad op de Pinksterdag in 33 G.T. Hoe dan wel? Doordat Jehovah’s heilige geest werd uitgestort op ongeveer 120 discipelen die in de nationale hoofdstad Jeruzalem in een bovenzaal bijeen waren. Aldus werden die discipelen het eerste deel van „het Israël Gods”; zij waren verwekt tot geestelijk leven en bezaten de hoop op eeuwig leven in het geestenrijk in de hemel. Uiteindelijk gingen ook de niet-joden die in de beloofde Bevrijder geloofden tot dit geestelijke Israël behoren. Wanneer gebeurde dat? Bij de bekering van Samaritanen — en later van volslagen heidenen toen de Romeinse centurio Cornelius en zijn gezin en vrienden in 36 G.T. werden bekeerd. Jehovah, de Grotere Abraham, bracht al deze niet-joodse gelovigen door adoptie of aanneming in eendracht met zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, de symbolische stam van de figuurlijke olijfboom. Aldus konden deze niet-joden de plaats innemen van de ongelovige joden die weggebroken werden uit die olijfboom met 144.000 „takken”. — Hand. hfdst. 10; 15:14-21.

Het enten van takken thans volbracht

14. Wat kan thans deugdelijk worden bewezen met betrekking tot „geheel Israël”?

14 Die gewichtige gebeurtenis van 36 G.T. ligt thans ruim 1948 jaar achter ons. Het is derhalve logisch dat het door de Almachtige God verrichte werk dat in het redden van „geheel Israël” bestaat, nu op grootse wijze is volbracht. Deze tijdsperiode was veel langer dan het joodse tijdperk waarin God dit volk exclusief begunstigde en dat zich uitstrekte van 1513 v.G.T., in de tijd van Mozes, tot 36 G.T., toen er voor het eerst onbesneden niet-Israëlieten, of heidenen, werden bekeerd. Ongetwijfeld heeft deze langere periode genoeg tijd geboden om „geheel Israël” te redden, dat wil zeggen, er voldoende leden voor te verschaffen. Daarvoor beschikken wij thans over deugdelijke bewijzen.

15. Hoe zouden volgens Jezus’ profetie over het „teken” van „het besluit van het samenstel van dingen” de „uitverkorenen” bijeenvergaderd worden?

15 Jezus Christus doelde op die periode toen hij een profetie over zijn onzichtbare „tegenwoordigheid” als geestelijk schepsel en „het besluit van het samenstel van dingen” uitsprak en zei: „Dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnen, en dan zullen alle stammen der aarde zich in weeklacht slaan, en zij zullen de Zoon des mensen op de wolken des hemels zien komen met kracht en grote heerlijkheid. En hij zal zijn engelen uitzenden met een luid trompetgeschal, en zij zullen zijn uitverkorenen vergaderen van de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste daarvan” (Matth. 24:3, 30, 31). Wanneer begon die „tegenwoordigheid” van Jezus Christus?

16, 17. Wanneer begon de „tegenwoordigheid” van Jezus Christus, en welke opmerkelijke gebeurtenissen met betrekking tot de bijeenvergaderde „uitverkorenen” volgden daarop?

16 Jezus’ „tegenwoordigheid” begon aan het einde van de „zeven tijden” der heidenen in de herfst van 1914 (Dan. 4:23-36). Toen richtte de verheerlijkte Jezus Christus zijn aandacht op de door oorlog geteisterde aarde en ging er zijn macht over uitoefenen. De geschiedkundige feiten bewijzen dat de regerende Koning Jezus Christus in het naoorlogse jaar 1919 zijn hemelse engelen uitzond om „uitverkorenen” uit alle delen der aarde bijeen te vergaderen. Onder de supervisie van de Watch Tower Bible and Tract Society werden zij in een wereldomvattende eenheid bijeengebracht om vanaf dat tijdstip hun krachtsinspanningen te bundelen bij het volbrengen van Jezus’ profetische opdracht die opgetekend staat in Matthéüs 24:14: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.”

17 Op het in 1931 gehouden algemene congres van Gods volk namen zij unaniem de nieuwe naam aan, opdat zij in het vervolg als Jehovah’s Getuigen bekend zouden staan. Dit werd later gevolgd door de publikatie van het door het Genootschap gedrukte boek Jehovah, waarin veel aandacht werd besteed aan de door hen zo graag gedragen naam van God. Vol dankbaarheid ontvingen Jehovah’s Getuigen dat nieuwe boek in 1934, het jaar waarin nazi-leider Adolf Hitler alles op alles begon te zetten om de Getuigen in centraal Europa uit te roeien.

18. Uit welke ontwikkeling bleek te bestemder tijd dat het volledige aantal „uitverkorenen” bijeengebracht was?

18 Uit wat er daarna gebeurde, bleek dat het bijeenbrengen van de opgedragen en gedoopte „uitverkorenen” voor het hemelse koninkrijk voltooid was. Hoe dat zo? Omdat in het jaar 1935 de aandacht en de krachtsinspanningen van die „uitverkorenen” gericht werden op de „grote schare” uit het visioen in Openbaring 7:9-17. Uit wie zou deze „grote schare” bestaan? Uit mensen die eer en heerlijkheid aan Jehovah God en Jezus Christus zouden toeschrijven en die beloond zouden worden met eeuwig leven op een paradijsaarde, die zij zouden betreden na de grootste „verdrukking” uit de gehele menselijke geschiedenis overleefd te hebben. Deze begunstigde personen werden geïdentificeerd als de aardse „andere schapen” van de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus. Tot hun grote vreugde zouden zij één kudde gaan vormen met het nog op aarde levende overblijfsel van „geheel Israël”. — Joh. 10:16.

Hoe luidt uw antwoord?

□ Waarom is de republiek Israël niet het Israël dat in Romeinen 11:26 wordt bedoeld?

□ Waarom bleven de natuurlijke Israëlieten in gebreke alle plaatsen in te nemen die bestemd waren voor de takken van de symbolische olijfboom?

□ Wie is de beloofde Bevrijder, en wanneer en hoe kwam hij uit Sion?

□ Uit wie bestaat „geheel Israël”, en wanneer was hun volledige aantal bijeengebracht?

[Inzet op blz. 12]

In 1935 werden de „andere schapen” die zich bij het overblijfsel van „geheel Israël” hadden aangesloten, als de „grote schare” geïdentificeerd

[Illustratie op blz. 10]

Wat betekende de „beker” toen Jezus het Avondmaal des Heren instelde?

[Illustratie op blz. 12]

Congresgangers die tijdens het congres in Washington, D.C., (1935) geen plaats meer konden vinden in de zaal

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen