Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w81 15/7 blz. 13-19
  • Christenen en de hoop op het millennium

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Christenen en de hoop op het millennium
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE VROEGE CHRISTENEN WERDEN „MILLENARISTEN” GENOEMD
  • ER WERD NOG ALTIJD OP HET PARADIJS OP AARDE GEHOOPT
  • CHRISTUS HEEFT DE HOOP OP HET MILLENNIUM NIET TENIETGEDAAN
  • DE HOOP OP HET MILLENNIUM VOLLEDIG ONTHULD
  • EEN ’HEILIG GEHEIM’ UITGELEGD
  • EEN REVOLUTIONAIRE NIEUWE HOOP
  • DE HEMELSE HOOP VOOR EEN BEPERKT AANTAL „UITVERKORENEN”
  • De hoop op het millennium zegeviert
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Katholieken beroofd van de hoop op het millennium
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • De oorsprong van de hoop op het millennium
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Hoe „het herstel van alle dingen” tot stand wordt gebracht
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
w81 15/7 blz. 13-19

Christenen en de hoop op het millennium

„Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” — Matth. 6:10.

1. (a) Hoe spreekt de christenheid over de hoop op het millennium of het duizendjarige rijk? (b) Waarom brengt dit Jehovah’s Getuigen niet van streek?

DE GEESTELIJKE leiders van de Rooms-Katholieke Kerk en in werkelijkheid van de meeste grote, gevestigde protestantse religies spreken tot hun kerkgangers nooit over de hoop op het millennium. Zij spreken denigrerend over die hoop als „millenarisme” en noemen degenen die deze hoop koesteren „millenaristen”. Jehovah’s Getuigen schamen zich echter niet voor dit geloof, want onweerlegbare historische feiten tonen aan dat de vroege christenen eveneens de hoop op het millennium koesterden.

DE VROEGE CHRISTENEN WERDEN „MILLENARISTEN” GENOEMD

2. Wat verklaren twee encyclopedieën over het geloof dat de vroege christenen in het millennium stelden?

2 De Encyclopedia Americana verklaart met betrekking tot christenen die in de duizendjarige regering van Christus geloven: „Degenen die zulke denkbeelden koesteren, worden millenaristen of chiliasten genoemd en hun leerstelling chiliasme (Gr. chilioi, 1000). Van alle kanten wordt toegegeven dat deze denkbeelden zo niet algemeen dan toch op zijn minst heel gewoon waren in de oude kerk.” De Franse Encyclopædia Universalis vertelt ons: „In de westerse christenheid was het millenarisme gedurende de eerste drie eeuwen zeer actief in het joden-christendom. . . . Het millenarisme was gedurende de eerste eeuwen van het christendom zeer diep geworteld.”

3, 4. (a) Welke aanwijzingen zijn er dat christenen niet op de Openbaring hoefden te wachten om op het millennium te kunnen hopen? (b) Wat zullen sommigen misschien over de hoop op het millennium opmerken?

3 Er zijn bewijzen dat christenen zelfs voordat de apostel Johannes aan het einde van de eerste eeuw G.T. de Openbaring ontving, verwachtingen koesterden die met de duizendjarige regering van Christus verband hielden. Door de joodse profeten te lezen, hadden zij een voorproefje ontvangen van de schitterende hoop op het millennium, die Christus in de hoofdstukken 20 en 21 van Openbaring heeft gegeven. Het is interessant dat de Encyclopædia Britannica (uitgave van 1966) dit bevestigt door te verklaren: „Het denkbeeld van het millenarisme onder de vroege christenen . . . werd voornamelijk ontleend aan joodse eschatologische verwachtingen [verwachtingen betreffende de uiteindelijke bestemming van de mensheid en de wereld].” De uit dertig delen bestaande New Encyclopædia Britannica (1977) heeft over ditzelfde punt het volgende te zeggen: „In het boek Openbaring werd de opneming van joodse apocalyptiek [de verwachting van de uiteindelijke vernietiging van het kwaad en de overwinning van het goede] in het christendom voltooid. . . . Gedurende de eerste honderd jaar van de christelijke geschiedenis [33-133 G.T.] werd deze vorm van millenarisme, of chiliasme (van het Griekse woord voor duizend), algemeen binnen de kerk onderwezen en aanvaard.” — Wij cursiveren.

4 Sommigen zullen misschien opmerken: ’Dit kan wel waar zijn, maar de hoop die deze vroege christenen in verband met het millennium koesterden, betrof niet de aarde. Het was een hemelse hoop.’ Wat tonen de historische feiten en de bijbel evenwel aan? Laten wij eens zien.

ER WERD NOG ALTIJD OP HET PARADIJS OP AARDE GEHOOPT

5, 6. Welke denkbeelden koesterden de eerste-eeuwse christenen volgens verschillende autoriteiten?

5 Er zijn overvloedig veel bewijzen dat de vroege christenen nooit van mening zijn geweest dat alle profetieën en beloften in de Hebreeuwse Geschriften over het herstel van het paradijs op aarde door de komst van de Messías of Christus tenietgedaan waren. De Dictionnaire de Théologie Catholique geeft zelf toe: „De oorsprong van het millenarisme gaat terug tot vóór het christelijke tijdperk. Het geloof in een aardse regering van de Messías is geworteld in de verwachtingen van Israël.”

6 In A History of Christianity zegt geschiedschrijver Kenneth Scott Latourette over de vroege christenen die de tweede komst van Christus verwachtten: „Velen hingen de gedachte aan dat vóór het definitieve einde van de geschiedenis en de volledige volvoering van Gods voornemen, wanneer Zijn wil op volmaakte wijze gedaan zou worden — een hoop die gemeenschappelijk door alle christenen werd gedeeld — Christus zou wederkomen, zijn koninkrijk op aarde zou oprichten en duizend jaar lang zou regeren. . . . De opvatting van een tijdperk of tijdperken met een duur van duizend jaar was niet tot christenen beperkt, maar kon ook in het judaïsme worden aangetroffen.”

7. Waardoor wordt te kennen gegeven dat de vroege christenen het paradijs niet met de hemel verwarden?

7 De bewijzen stapelen zich dus op dat de vroege christenen „millenaristen” waren voor zover die naam van toepassing werd gebracht op degenen die de duizendjarige regering van Christus de Messías verwachtten. Jezus had onthuld dat hij vanuit de hemel zou regeren, maar hij deed niet de door de joden gekoesterde oorspronkelijke Messiaanse hoop teniet dat het paradijs op aarde gedurende dat millennium zou worden hersteld. Het is interessant op te merken dat het katholieke Supplément au Dictionnaire de la Bible toegeeft dat „het woord paradijs in joodse geschriften, evenals in de vroege christelijke literatuur, doorgaans niet synoniem is met hemel”. — Wij cursiveren.

CHRISTUS HEEFT DE HOOP OP HET MILLENNIUM NIET TENIETGEDAAN

8. (a) Waarvan vormde Jezus’ komst een waarborg? (b) Hoe toont de Schrift aan dat het paradijs op aarde hersteld zal worden?

8 In zijn beroemde Bergrede zei Jezus: „Denkt niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten te vernietigen. Ik ben niet gekomen om te vernietigen, maar om te vervullen” (Matth. 5:17). Of, zoals Today’s English Version de laatste zin weergeeft: „Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om hun leringen te verwezenlijken.” Aangezien Jezus kwam om de leringen van de profeten te verwezenlijken, vormde zijn komst een waarborg dat hun profetieën over het herstel van het paradijs op aarde zouden worden vervuld. Hier volgen slechts enkele van deze profetieën: Psalm 37:11, 29; 72:1-8, 16-19; 115:16; Jesaja 9:6, 7; 11:1-10; 45:18; Daniël 2:34, 35, 44, 45; 7:13, 14.

9. Hoe brengt het Modelgebed het Koninkrijk in verband met de hoop op het millennium?

9 Bovendien toonde Jezus in de Bergrede heel duidelijk aan dat de aarde betrokken is bij de volbrenging van de goddelijke wil of het goddelijke voornemen. Hij leerde zijn volgelingen bidden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:9, 10). Hij bracht de volbrenging van Gods wil op aarde in verband met de komst van Gods koninkrijk, dat niets anders is dan het Messiaanse koninkrijk. Het Onze Vader, dat door alle eeuwen heen letterlijk miljoenen malen door katholieken en protestanten is herhaald, is onder andere dus in werkelijkheid een gebed om de vervulling van de Messiaanse beloften die met de hoop op het millennium verband houden.

DE HOOP OP HET MILLENNIUM VOLLEDIG ONTHULD

10. (a) Wanneer en hoe onthulde Jezus volledig wat de hoop op het millennium inhield? (b) Welke hartverwarmende details verschafte hij?

10 Een kwart eeuw na de vernietiging van Jeruzalem door de Romeinen in 70 G.T. (waardoor er een eind kwam aan de joodse verwachtingen met betrekking tot een nationale bevrijding door een politieke Messías), onthulde Jezus, de ware Messías, volledig wat de ware hoop op het millennium inhield. De apostel Johannes schreef in zijn verslag van de Openbaring die hij via Jezus Christus van God had ontvangen:

„En ik zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de afgrond en een grote keten in zijn hand. En hij greep de draak, de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is, en hij bond hem voor duizend jaren. . . .

En ik zag tronen, en er waren er die daarop gingen zitten, en hun werd macht gegeven om te oordelen. . . . Gelukkig en heilig is een ieder die deel heeft aan de eerste opstanding; over dezen heeft de tweede dood geen autoriteit, maar zij zullen priesters van God en van de Christus zijn en zullen de duizend jaren met hem als koningen regeren.

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, . . . Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: ’Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven . . . En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.’” — Openb. 20:1-6; 21:1-4.

EEN ’HEILIG GEHEIM’ UITGELEGD

11. Hoe kwam de hoop op het millennium, zoals deze door Jezus werd onthuld, overeen met de oorspronkelijke Messiaanse hoop van de joden?

11 Kunt u niet de overeenkomst zien tussen deze beschrijving van de duizendjarige regering van Christus en de oorspronkelijke Messiaanse hoop van de joden, „de hoop op een ideale Messiaanse toekomst . . . het gouden tijdperk van paradijselijke gelukzaligheid . . . een wereld van volmaakte vrede en harmonie onder alle schepselen . . . ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde’”, om The Jewish Encyclopedia nog eens aan te halen?a

12, 13. Waaruit blijkt dat Jezus’ discipelen nog altijd een aardse regering van de Messías verwachtten?

12 Het valt echter niet te ontkennen dat er in verband met het Messiaanse koninkrijk belangrijke details waren die de joden niet begrepen en die zelfs de twaalf apostelen en andere vroege discipelen van Christus moeilijk konden vatten. Kort nadat Jezus zijn Bergrede had uitgesproken, waarin hij zijn discipelen leerde bidden om de komst van Gods koninkrijk en of Gods wil evenals in de hemel ook op aarde mocht geschieden, zei hij tot zijn discipelen: „Aan u is het heilige geheim van het koninkrijk Gods gegeven, maar voor hen die buiten zijn, geschieden alle dingen door middel van illustraties.” — Mark. 4:11.

13 Gedurende zijn gehele aardse bediening leerde Jezus zijn discipelen vele dingen over het Messiaanse koninkrijk. Ja, zelfs na zijn dood en helemaal tot op de tijd dat hij naar zijn hemelse Vader opsteeg, bleef hij hun „over de dingen [vertellen] die met het koninkrijk Gods verband houden”. Ondanks dit alles luidde de allerlaatste vraag die zij hem stelden: „Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?”, waardoor zij onthulden dat zij nog altijd verwachtten dat de Messías het letterlijke koninkrijk Israël zou herstellen (Hand. 1:3, 6). Hun gedachte dat het Messiaanse koninkrijk heerschappij, regering, betrof, was juist maar zij dachten ten onrechte dat de Messías op aarde zou regeren en dat zijn regering zuiver joods zou zijn.

14. (a) Wat stelde Christus’ discipelen in staat hun onjuiste hoop van zich af te zetten? (b) Welke belangrijke kenmerken van het „heilige geheim” gingen de vroege christenen geleidelijk aan begrijpen?

14 Pas na de uitstorting van de heilige geest met Pinksteren zetten Christus’ discipelen het begrip van een nationalistisch Messiaans koninkrijk van zich af en begonnen zij nieuwe en belangrijke kenmerken van „het heilige geheim van het koninkrijk Gods” te begrijpen. Eén aspect van dat „heilige geheim” was dat de Messías een hemelse koning zou zijn en dat zijn regering zich in de hemel zou bevinden (Joh. 18:36; Hand. 2:32-36; 1 Tim. 3:16). Andere kenmerken van dat „heilige geheim” — waarheden die nieuw en revolutionair waren voor getrouwe joodse geesten die door de Schrift en niet door Griekse filosofie waren gevormd — waren dat een beperkt aantal mensen als „heiligen” uitgekozen zou worden om metgezellen van de Messías in zijn koninkrijk te zijn, dat dezen te zamen met hem in de hemel zouden regeren en dat zij niet alleen uit de joden, maar ook uit de heidenen of niet-joden gekozen zouden worden. — Dan. 7:13, 14, 27; Luk. 12:32; 22:28-30; Joh. 14:1-3; Ef. 3:3-6; Kol. 1:26, 27.

EEN REVOLUTIONAIRE NIEUWE HOOP

15. Waarom was de gedachte om naar de hemel te gaan revolutionair voor het getrouwe joodse overblijfsel?

15 Dit alles was totaal nieuw. Zoals wij reeds in het artikel „De oorsprong van de hoop op het millennium” hebben gezien, was de oorspronkelijke Messiaanse hoop van de joden een aardse hoop, en was het louter aan de invloed van vals-religieuze tradities en filosofie te wijten dat sommigen van hen heel laat in hun geschiedenis in een onsterfelijke ziel gingen geloven. Het getrouwe joodse overblijfsel, dat aan de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften vasthield en Jezus als de ware Messías aanvaardde, geloofde beslist niet in inherente onsterfelijkheid. De gedachte aan een Messías die de aarde vanuit de hemel regeerde, terwijl zijzelf mederegeerders met hem in de hemel zouden worden, was voor hen derhalve des te revolutionairder.

16. Wat schreef Petrus over deze revolutionaire nieuwe hoop?

16 In een brief aan vroege christenen die deze zeer speciale roeping hadden ontvangen om te zamen met de hemelse Messías priesters en koningen te worden, schreef de apostel Petrus: „Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, want overeenkomstig zijn grote barmhartigheid heeft hij ons door de opstanding van Jezus Christus uit de doden een nieuwe geboorte gegeven tot een levende hoop, tot een onverderfelijke en onbesmette en onverwelkelijke erfenis. Ze is in de hemelen weggelegd voor u . . . Maar gij zijt ’een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap’.” — 1 Petr. 1:3, 4; 2:9.

17. Hoe toonde Paulus aan dat de roeping tot leven in de hemel iets nieuws was?

17 Ook de apostel Paulus schreef over deze uitzonderlijke roeping tot hemels leven met de woorden: „Hij heeft ons gered en heeft ons geroepen met een heilige roeping . . . nu is ze duidelijk zichtbaar gemaakt door de manifestatie van onze Redder, Christus Jezus, die de dood heeft tenietgedaan, maar licht heeft geworpen op leven en onverderfelijkheid” (2 Tim. 1:9, 10). Indien leven in de hemel de hoop van het getrouwe overblijfsel onder de joden was geweest, waarom moest Christus dan ’licht werpen’ op deze „heilige roeping” tot onverderfelijkheid? Neen, deze roeping tot hemels leven was duidelijk iets nieuws voor deze vroege christenen die uit de joden en de heidenen werden uitgekozen.

DE HEMELSE HOOP VOOR EEN BEPERKT AANTAL „UITVERKORENEN”

18, 19. Leg uit hoe Paulus’ tweede brief aan Timótheüs en Petrus’ eerste brief te kennen geven dat niet allen die eeuwig hopen te leven, koningen en priesters met Christus in de hemel zullen zijn (Openb. 5:9, 10).

18 Ontvangen echter allen die Christus aanvaarden en eeuwig hopen te leven, deze „heilige roeping” tot onverderfelijk leven in de hemel? Dat deze speciale roeping voor een beperkt aantal „uitverkorenen” bestemd is, geeft Paulus vervolgens te kennen door te zeggen: „Daarom ga ik voort alle dingen te verduren ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij de redding mogen verkrijgen die in eendracht met Christus Jezus gevonden wordt, te zamen met eeuwige heerlijkheid. Betrouwbaar is het woord: Stellig, indien wij te zamen zijn gestorven, zullen wij ook te zamen leven; indien wij blijven verduren, zullen wij ook te zamen als koningen regeren.” — 2 Tim. 2:10-12.

19 Indien allen die worden gered, tot „eeuwige heerlijkheid” worden geroepen om „te zamen als koningen [te] regeren” met Christus Jezus, over wie zullen zij dan moeten regeren? En indien allen deel zullen uitmaken van „een koninklijke priesterschap”, ten behoeve van wie zullen zij dan als koninklijke priesters moeten optreden?

20. Hoe tonen Paulus’ brieven aan dat de Galáten en de Romeinen aan dat het aantal geestelijke Israëlieten beperkt is?

20 Beschouw het volgende eens: In zijn brief aan de Galáten zegt Paulus over christenen die uit joden en niet-joden waren uitgekozen en die ’in Christus waren gedoopt’, dat zij „werkelijk Abrahams zaad [waren], erfgenamen met betrekking tot een belofte”, terwijl hij hen „het Israël Gods” noemt (Gal. 3:26-29; 6:16). En in zijn brief aan de Romeinen spreekt dezelfde apostel over het „heilige geheim” dat niet-joden door God werden geroepen wegens het „ongeloof” van veel joden, waarna hij zegt — en dit is een sleutelpassage — „totdat het volledige aantal mensen der natiën is binnengekomen”. Hij legt uit dat „op deze wijze”, dat wil zeggen doordat heidenen worden geroepen om het vereiste aantal vol te maken, „geheel Israël [zal] worden gered”. Dit verwijst duidelijk naar het geestelijke Israël, de „uitverkorenen” uit joden en niet-joden die „werkelijk ’Israël’” of „waarlijk Israël” zijn. — Rom. 11:7, 17-26; 9:6 (Leidse Vertaling); 2:28, 29.

21. (a) Hoeveel geestelijke Israëlieten zijn er? (b) Welke schriftplaats toont aan dat zij niet uit de engelen zijn gekozen?

21 Aangezien niet-joden deze „heilige roeping” slechts zouden ontvangen totdat het „volledige aantal” was bereikt van degenen die „het Israël Gods” vormen, zou het aantal van zulke geestelijke Israëlieten logischerwijs beperkt zijn. Welnu, wat is dat aantal? Sla Openbaring 7:1-8 alstublieft eens op. Daar wordt een definitieve limiet gesteld aan het aantal christenen dat is „verzegeld” om een deel van geestelijk Israël te worden. Dat dit beperkte aantal niet uit de engelen wordt gekozen, blijkt uit Openbaring 14:1-4, waar over ditzelfde aantal wordt gezegd dat zij „van de aarde zijn gekocht”, „uit het midden van de mensen . . . als eerstelingen voor God en voor het Lam”.

22. Van welke aard is de op de bijbel gebaseerde hoop van de 144.000?

22 De op de bijbel gebaseerde hoop van deze 144.000 door de geest verwekte, gezalfde christenen is een hemelse hoop. Nadat zij deel hebben gehad aan „de eerste opstanding” zullen zij „priesters van God en van de Christus zijn en . . . de duizend jaren met hem als koningen regeren”. — Openb. 20:6.

23. Welke vragen rijzen er door de woorden „eerstelingen” en „koningen”?

23 Maar als deze „uitverkorenen” „eerstelingen” zijn, moeten er logischerwijs andere vruchten volgen. En als zij „als koningen [zullen] regeren”, wie zullen dan hun onderdanen zijn en welke hoop koesteren deze personen? Dit zal ons duidelijk worden naarmate wij dit onderzoek voortzetten.

[Voetnoten]

a Zie het artikel „De oorsprong van de hoop op het millennium” in deze uitgave.

[Inzet op blz. 14]

Papias van Hiërapolis, Irenaeus van Lyon en Justinus van Rome — tweede-eeuwse „heiligen” en „vaders” die door de katholieke Kerk worden erkend — waren allen millenaristen. — The Catholic Encyclopedia.

[Inzet op blz. 15]

In hun strijd tegen de hoop op het millennium verlaagden de Romeinse priester Gaius en de „Heilige” Dionysius zich ertoe de authenticiteit te loochenen van de Openbaring die aan de apostel Johannes was gegeven. — Dictionnaire de Théologie Catholique.

[Illustratie op blz. 17]

Gedurende het millennium zal Jezus vanuit de hemel over een aarde regeren die in een paradijs is veranderd

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen