Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Een produktieve olijfboom
    De Wachttoren 1983 | 15 november
    • Een produktieve olijfboom

      „Op deze wijze zal geheel Israël worden gered.” — ROMEINEN 11:26.

      1. Wat kan er over olijfbomen worden gezegd?

      OLIJFBOMEN staan erom bekend dat ze honderden jaren oud worden. Zelfs wanneer de oude en vaak holle stam uiteindelijk sterft, komen er soms nieuwe stammen uit de wortels, waaruit één of meer nieuwe olijfbomen groeien. Hoe het ook zij, er bestaat een olijfboom die bijna vierduizend jaar geleden werd geplant en die in deze tijd nog steeds leeft en vruchten voortbrengt!

      2. In verband met welke belofte spreekt Paulus over de olijfboom, en wat wordt hiermee geïllustreerd?

      2 In zijn brief aan de Romeinen gebruikt de apostel Paulus de olijfboom als een illustratie van de schitterende manier waarop Jehovah een onderdeel vervult van een belofte die Hij eeuwen voordien aan Abraham had gedaan:

      „Ik [zal] u voorzeker . . . zegenen en uw zaad voorzeker . . . vermenigvuldigen als de sterren aan de hemel en als de zandkorrels die aan de zeeoever zijn; en uw zaad zal de poort van zijn vijanden in bezit nemen. En door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen, ten gevolge van het feit dat gij naar mijn stem hebt geluisterd.” — Gen. 22:16-18.

      Het Abrahamitische verbond

      3, 4. (a) Hoe had Abraham er zojuist blijk van gegeven dat hij geloof bezat? (b) Wat werd door deze episode afgebeeld?

      3 Abraham had er zojuist blijk van gegeven dat hij bereid was Isaäk, zijn enige zoon bij zijn eerste vrouw Sara, te offeren (Hebr. 11:17-19; gelieve Genesis 22:1-18 te lezen). Vanaf de vroegste tijden hebben christenen in deze episode een afschaduwing gezien van wat Jehovah heeft gedaan door zijn Zoon te offeren en hoe hij hem vervolgens door middel van de opstanding terugkreeg. Ja, „God heeft de [mensen]wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben”. — Joh. 3:16.

      4 In dit profetische beeld was Abraham derhalve een afbeelding van Jehovah God, terwijl Isaäk — een jonge man die zijn 125 jaar oude vader had kunnen weerstaan — een afbeelding vormde van Jezus Christus, die zijn menselijke leven gewillig als loskoopoffer aflegde. — Hebr. 7:27; 10:12.

      5. Wat werd met betrekking tot het in Genesis 3:15 beloofde zaad geopenbaard in het verbond dat God met Abraham sloot?

      5 Wegens Abrahams grote geloof had Jehovah voordien een verbond met hem gesloten dat in 1943 v.G.T. van kracht werd (Gen. 12:4, 7; Gal. 3:17). Ongeveer vijftig jaar later, nadat Jehovah ditmaal in verband met Isaäk de beproefde hoedanigheid van Abrahams geloof had gezien, herhaalde Jehovah deze verbondsbelofte en weidde hij erover uit, zoals in Genesis hoofdstuk 22 staat opgetekend. Dit volledig tot uitdrukking gebrachte Abrahamitische verbond verschafte details met betrekking tot de manier waarop Gods schitterende voornemens volvoerd zouden worden. Er werd in aangetoond dat het in Eden beloofde zaad van bevrijding als een nakomeling van Abraham op aarde zou verschijnen, dat het een uit meerdere personen bestaand zaad zou zijn (waarvan het precieze aantal toen niet werd onthuld), dat het zijn vijanden zou overwinnen en dat ten slotte alle natiën der aarde door bemiddeling van dat zaad zegeningen voor zichzelf zouden verwerven. — Gen. 3:15.

      Het zaad van Abraham identificeren

      6, 7. (a) Wie is volgens de Schrift het primaire Zaad van Abraham? (b) Hoe weten wij dat er een secundair zaad van Abraham zou zijn? (c) Wanneer werd het exacte aantal onthuld, en hoe groot is dit aantal?

      6 Elk detail van die belofte is van belang voor personen die hetzelfde geloof als dat van Abraham hebben en die door Jehovah gezegend willen worden (Rom. 4:16). Wie was in de eerste plaats het zaad van Abraham, door bemiddeling van wie alle natiën der aarde zich ten slotte zouden zegenen? De apostel Paulus laat zien dat dit primaire Zaad Christus is. — Gal. 3:16.

      7 Welke personen zouden vervolgens het secundaire deel van Abrahams zaad vormen, aangezien Jehovah aan Abraham had beloofd dat hij zijn zaad zou vermenigvuldigen? Wie zouden de „erfgenamen met betrekking tot een belofte” zijn, de „medeërfgenamen” met het primaire Zaad, Christus? (Gal. 3:29; Rom. 8:17) Ongeveer tweeduizend jaar lang bleef zelfs het aantal van degenen die dit secundaire ’zaad van Abraham’ zouden vormen, onbekend voor mensen, net zoals „de sterren aan de hemel” of als „de zandkorrels die aan de zeeoever zijn”. Aan het einde van de eerste eeuw G.T. hoorde de apostel Johannes vervolgens „het aantal van hen die verzegeld werden, honderd vierenveertig duizend, verzegeld uit elke stam van de zonen Israëls”. — Gen. 22:17; Openb. 7:4.

      8. Welke speciale gelegenheid hadden de besneden joden?

      8 Maar uit wie zouden deze 144.000 „zonen Israëls” gekozen en verzegeld worden? Indien voldoende Israëlieten naar het vlees het Wetsverbond hadden gevolgd als een „leermeester . . . die tot Christus [het primaire Zaad van Abraham] leidt”, hadden alle 144.000 leden van het secundaire zaad van Abraham uit hun midden kunnen komen en aldus „een koninkrijk van priesters en een heilige natie” kunnen worden tot zegen van alle natiën der aarde (Gal. 3:24; Ex. 19:5, 6). Maar gaven genoeg Israëlieten naar het vlees er blijk van ware kinderen te zijn van Abraham, „de vader . . . van allen die geloof hebben”? — Rom. 4:11.

      9. Hoe toonde Johannes de Doper aan dat het geestelijke zaad van Abraham niet noodzakelijkerwijs uitsluitend uit joden zou bestaan?

      9 Zelfs voordat Jezus zijn aardse bediening begon, waarschuwde Johannes de Doper de joodse religieuze leiders: „Verstout u niet tot uzelf te zeggen: ’Wij hebben Abraham tot vader.’ Want ik zeg u dat God uit deze stenen kinderen voor Abraham kan verwekken. De bijl ligt reeds aan de wortel der bomen; elke boom dan die geen voortreffelijke vruchten voortbrengt, moet omgehakt en in het vuur geworpen worden” (Matth. 3:9, 10). In de tijd van Paulus was de wonderbaarlijk wijze manier waarop Jehovah het volledige aantal van het secundaire zaad van Abraham zou verwekken, onthuld (Rom. 16:25-27). Paulus geeft hier in zijn brief aan de Romeinen een gedetailleerde uitleg van.

      Paulus’ brief aan de Romeinen

      10. Welke misvatting hielden de joden naar het vlees erop na?

      10 De joden waren zich er sterk van bewust Gods uitverkoren volk te zijn. In The Concise Jewish Encyclopedia wordt over de uitdrukking „uitverkoren volk” gezegd: „Een aanduiding waarin het geloof tot uitdrukking wordt gebracht dat de joden in een speciale verhouding tot God staan. De opvatting is op het verbond met Abraham gebaseerd.” Trots op het feit dat zij Abrahams nakomelingen waren, dachten de joden dat zij het zaad waren door bemiddeling van wie alle andere natiën gezegend zouden worden en dat zij zich voor God konden rechtvaardigen door werken die krachtens het Wetsverbond werden verricht. — Joh. 8:33, 39; Rom. 9:31, 32; 10:3, 4; 11:7.

      11, 12. (a) Welke situatie bestond er in de gemeente van Rome toen Paulus aan de Romeinen schreef? (b) Waarom schreef Paulus aan joodse en heidense christenen in Rome?

      11 Tegen deze achtergrond schreef de apostel Paulus aan de christelijke gemeente in Rome. Sommigen van de joden in Rome waren christenen geworden, maar verreweg de meerderheid van hen weigerde geloof te stellen in Jezus als de Messías. In de christelijke gemeente in Rome bevonden zich ook veel niet-joodse christenen.

      12 Wegens verschillende redenen koesterden zowel joden als heidenen gevoelens van superioriteit — de joden omdat zij uit het oorspronkelijke Abrahamitische geslacht stamden en de heidenen omdat zij de gelegenheid hadden ontvangen op grond van het Abrahamitische verbond speciale voorrechten te ontvangen aangezien de ongelovige joden van hun zijde gebrek aan geloof hadden getoond. Paulus trachtte de christenen van zowel joodse als niet-joodse origine ervan te overtuigen dat beide groepen hun rechtvaardige positie voor het aangezicht van God aan hun geloof in Christus te danken hadden in plaats van aan werken (Rom. 3:21-27). Toen Paulus zijn brief schreef, stelde hij zich ten doel dat er christelijke eenheid tot stand kwam en dat er vruchten werden voortgebracht, dit alles tot eer van Jehovah wegens de schitterende manier waarop hij stap voor stap de beloften van het Abrahamitische verbond vervult.

      Een symbolische olijfboom

      13. Waarom bracht Paulus droefheid tot uitdrukking, en wat illustreerde hij door middel van een gekweekte olijfboom?

      13 De apostel Paulus brengt droefheid tot uitdrukking over het feit dat ’niet allen die uit Israël voortspruiten, werkelijk „Israël” zijn’ en verklaart: „Evenmin zijn zij allen kinderen [een deel van Abrahams geestelijke zaad] omdat zij Abrahams zaad zijn.” Vervolgens illustreert hij hoe Jehovah ’kinderen voor Abraham verwekt’ (Rom. 9:1, 2, 6, 7). Ten einde te beschrijven hoe het Abrahamitische verbond het volledige aantal leden van het geestelijke zaad der belofte voortbrengt, gebruikt hij het symbool van een speciaal gekweekte olijfboom. — Gelieve Romeinen 11:13-26 te lezen.

      14. Wie is de wortel van de symbolische olijfboom, en welke schriftplaatsen tonen dit aan?

      14 Voordat Paulus over de boom zelf spreekt, maakt hij melding van de wortel en zegt dan dat „de wortel heilig is” (Rom. 11:16). Jehovah God is de „Allerheiligste” (Hos. 11:12). Hij wordt vaak „de Heilige Israëls” genoemd, vooral in het boek Jesaja (Jes. 10:20; 29:19; 60:9). De apostel Petrus geeft gezalfde christenen de volgende raad: „Wordt ook gij, in overeenstemming met de heilige die u geroepen heeft, zelf heilig in uw gehele gedrag” (1 Petr. 1:15, 16). Jehovah God, de Grotere Abraham, is de wortel van de symbolische olijfboom.

      15. (a) In welke opzichten is Jehovah de wortel van het geestelijke Israël? (b) Wie is de stam van de symbolische olijfboom? Waarom?

      15 Evenals de patriarch Abraham de wortel van de natie Israël was, geeft Jehovah leven aan het geestelijke Israël. En evenals de twaalf stammen van Israël uit Abraham voortsproten, via zijn zoon Isaäk en via Jakob en de twaalf patriarchen, spruiten de twaalf symbolische stammen van het geestelijke Israël uit Jehovah voort, via de Grotere Isaäk, Christus Jezus. Hij, als het primaire Zaad van Abraham, wordt gesymboliseerd door de stam van de olijfboom (Gal. 3:16). Via zijn Zoon, Christus Jezus, brengt Jehovah — de wortel — het volledige aantal leden van het secundaire zaad voort (Gal. 3:29). Maar hoe of op welke manier brengt Jehovah het vereiste aantal symbolische takken voort?

      Sommige takken weggekapt, andere geënt

      16. Wat is het door Paulus in Romeinen 11:25 en Efeziërs 3:3-6 genoemde „heilige geheim”?

      16 Paulus legt deze schitterende regeling nog verder uit. Hij schrijft: „Want ik wil niet, broeders, dat gij onwetend zijt omtrent dit heilige geheim, opdat gij niet beleidvol zijt in uw eigen ogen: dat er over Israël gedeeltelijk een afstomping der zinnen is gekomen totdat het volledige aantal mensen der natiën is binnengekomen, en op deze wijze [Grieks: kai houtoosa] zal geheel Israël worden gered” (Rom. 11:25, 26; vergelijk Efeziërs 3:3-6). Jehovah zou ’kinderen voor Abraham verwekken’ door het vereiste of „volledige aantal mensen der natiën [heidenen]” tot het secundaire zaad van Abraham toe te laten. Door „het geloof van Abraham” aan de dag te leggen, zou dit beperkte aantal niet-joden er blijk van geven geestelijke joden te zijn en deel uit te maken van het geestelijke Israël, „het Israël Gods”. — Rom. 4:16; 2:28, 29; Gal. 6:15, 16.

      17. (a) Welke ongebruikelijke procedure beschreef Paulus? (b) Wie werden door de weggekapte takken afgebeeld en wie door de geënte takken van een wilde olijfboom? (c) Hoe werden de trotse en hooghartige joden door deze illustratie aan de kaak gesteld?

      17 Paulus illustreerde de wijze waarop dit „heilige geheim” zich ontwikkelde, door melding te maken van een ongebruikelijke tuinbouwkundige procedure. De normale procedure is, loten van een gekweekte boom op een wilde stam te enten om die produktief te maken, zoals Paulus heel goed wist. Hij zei tot de heidense christenen dat zij „tegen de natuur in, op de gekweekte olijfboom [werden] geënt” (Rom. 11:24). Aldus vergeleek hij de niet-joden die tot het Abrahamitische verbond toegelaten zouden worden, met spruiten of loten van een wilde olijfboom die op de stam van een „gekweekte olijfboom” zouden worden geënt. Zij zouden een vervanging vormen van de natuurlijke takken die waren weggekapt — een afbeelding van de joden naar het vlees die wegens hun gebrek aan geloof waren verworpen (Rom. 11:17, 19, 20, 24). Deze ongebruikelijke illustratie vormde een krachtige ontmaskering van de trotse en hooghartige ongelovige joden, die de heidenen even levenloos achtten als stenen of die hen beschouwden als personen die evenals wilde olijftakken niet in staat waren voortreffelijke vruchten voort te brengen. Er werd door bevestigd dat Jehovah ’de macht had om kinderen voor Abraham te verwekken’, zoals Johannes de Doper van tevoren bij wijze van waarschuwing had gezegd. — Luk. 3:8.

      18. (a) Wat gebeurde er in 36 G.T., maar werden sommige weggekapte takken opnieuw op de Abrahamitische-verbondsboom geënt? (b) Hoe bevorderde Paulus eenheid in de christelijke gemeente?

      18 Niettemin hadden niet-joodse christenen die „tegen de natuur in” als een deel van het geestelijke zaad op de Abrahamitische-verbondsboom werden geënt, geen reden zich superieur te voelen aan de joden. Paulus legde uit: „Wat hen [de joden] betreft, indien zij niet in hun ongeloof blijven, zullen ook zij worden geënt; want God kan hen opnieuw enten” (Rom. 11:23). Een klein overblijfsel van de natuurlijke joden aanvaardde het primaire Zaad en zij werden blijvende takken van de symbolische boom (Rom. 9:27; 11:5). Maar de meerderheid van de joden was in 36 G.T., aan het einde van de door Daniël voorzegde zeventigste jaarweek, van de Abrahamitische-verbondsboom weggebroken (Dan. 9:27).b Daarna werden sommige joden echter opnieuw „op hun eigen olijfboom” geënt doordat zij geloof stelden in de Messías, Jezus, het primaire Zaad van Abraham (Rom. 11:24; Hand. 13:5, 42, 43; 14:1). Door deze dingen uiteen te zetten, bevorderde Paulus eenheid onder de gezalfde christenen, want allen hadden door „Gods goedheid” ’deel gekregen aan de wortel der vetheid van de olijfboom’. — Rom. 11:17, 22.

      Een volledig produktieve olijfboom

      19. Hoe heeft het Abrahamitische verbond geleidelijk aan het geestelijke zaad tot redding van „geheel Israël” voortgebracht?

      19 In de loop der eeuwen, en vooral in de gunstige periode van deze tijd van het einde, zijn nog meer joden en niet-joden op de symbolische olijfboom geënt. Aldus brengt het Abrahamitische verbond het „volledige aantal” joden en heidenen voort dat nodig is om het geestelijke zaad voltallig te maken. „Op deze wijze zal geheel Israël worden gered”, niet het Israël naar het vlees, maar degenen die „werkelijk ’Israël’” zijn, de 144.000 leden van het geestelijke Israël. — Rom. 11:12, 25, 26; 9:6-8; Openb. 7:4.

      20, 21. (a) Welke reactie dient de vervulling van dit belangrijkste onderdeel van het Abrahamitische verbond bij ons te ontlokken? (b) Wat zal in het volgende artikel worden beschouwd?

      20 De wonderbaarlijke manier waarop Jehovah dit belangrijkste onderdeel van het Abrahamitische verbond heeft vervuld door de stam en het volledige aantal takken van deze symbolische boom voort te brengen, dient ons met verbazing te vervullen. Evenals Paulus roepen wij uit: „O de diepte van Gods rijkdom en wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! Want ’wie heeft de zin van Jehovah leren kennen, of wie is zijn raadgever geworden?’ Of: ’Wie heeft hem eerst iets gegeven, zodat het hem vergolden moet worden?’ Want uit hem en door hem en voor hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.” — Rom. 11:33-36.

      21 Maar welke praktische lessen kunnen uit de illustratie van de geënte olijfboom worden getrokken, zowel voor de symbolische takken (gezalfde christenen) als de anderen die zich thans door bemiddeling van het door de Abrahamitische-verbondsboom voortgebrachte zaad mogen zegenen? Deze aspecten zullen in het volgende artikel worden behandeld.

  • Verenigde vruchtdragers
    De Wachttoren 1983 | 15 november
    • Verenigde vruchtdragers

      ’Blijft veel vrucht dragen en betoont u mijn discipelen.’ — JOHANNES 15:8.

      1. Hoe toont de bijbel aan dat Jehovah vruchtbomen heel waardevol acht?

      „JEHOVAH GOD [liet] uit de aardbodem allerlei geboomte ontspruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed tot voedsel” (Gen. 2:9). In Israël liet men pasgeplante vruchtbomen drie jaar groeien zonder dat de eigenaar de vruchten voor welk doel maar ook gebruikte. Zelfs de vruchten die in het vierde jaar werden voortgebracht, moesten tot „iets heiligs worden, tot een feestgejuich voor Jehovah”. In het vijfde jaar kon de eigenaar de vruchtopbrengst naar eigen believen gebruiken, nadat hij de eerstelingen aan Jehovah had gegeven (Lev. 19:23-25; Deut. 26:1-10; Neh. 10:35-37). Onder de bepalingen van de Mozaïsche wet werden in het geval van oorlog vruchtbomen speciaal beschermd. — Deut. 20:19, 20.

      Onproduktieve bomen omgehakt

      2, 3. Wat zei Jezus in de gelijkenis van de onvruchtbare vijgeboom?

      2 In het voorgaande artikel hebben wij gezien dat veel natuurlijke takken van de symbolische olijfboom (Rom. hfdst. 11) werden weggebroken en door takken van een wilde olijfboom werden vervangen. In die illustratie zijn de weggekapte takken een afbeelding van de ongelovige joden die weigerden de stam van de olijfboom of het primaire Zaad, de Messías Jezus, te erkennen. In een andere illustratie vergeleek Jezus de joodse natie met een volledige boom — niet een olijfboom maar een vijgeboom.

      3 In het najaar van 32 G.T. zei Jezus: „Iemand had een vijgeboom, die in zijn wijngaard geplant stond, en hij kwam er vruchten aan zoeken, maar vond er geen. Toen zei hij tot de wijngaardenier: ’Ik kom nu al drie jaar vruchten aan deze vijgeboom zoeken, maar vind er geen. Hak hem om! Waarom zou hij de grond nog nutteloos beslaan?’ Hij gaf hem ten antwoord: ’Meester, laat hem ook dit jaar nog staan, totdat ik eromheen heb gegraven en mest heb gelegd; en indien hij dan in de toekomst vruchten voortbrengt, dan is het goed; maar zo niet, dan moet gij hem omhakken.’” — Luk. 13:6-9.

      4. Hoe had Jezus er blijk van gegeven een getrouwe „wijngaardenier” te zijn?

      4 Toen Jezus over deze vijgeboom sprak, had hij, als de „wijngaardenier”, zich er drie jaar voor ingespannen de joden zover te brengen dat zij geloof aan de dag legden. Maar ondanks de vele voordelen die zij onder het Abrahamitische en het Wetsverbond genoten, had slechts een klein overblijfsel van de joodse natie de Messías aanvaard (Rom. 9:4, 5, 27). Gedurende het vierde jaar van zijn bediening intensiveerde Jezus zijn krachtsinspanningen onder de joden en spitte en bemestte hij symbolisch gesproken de grond rondom de joodse „vijgeboom” door ijverig in Judéa, Peréa en ten slotte in en rondom Jeruzalem te prediken en te onderwijzen. — Luk. hfdst. 10 tot en met 19.

      5. Hoe en waarom werd de joodse „vijgeboom” omgehakt en wanneer werd hij „in het vuur geworpen”?

      5 Halverwege dat vierde jaar, enkele dagen vóór zijn dood, weende Jezus echter over Jeruzalem en zei hij tot de hoofdstad van de joodse natie dat haar huis haar verlaten werd achtergelaten (Matth. 23:37-39). Jehovah, de eigenaar van de joodse „vijgeboom”, had deze „boom” in dit vierde jaar van intensieve zorg opnieuw geïnspecteerd. Aangezien hij de „boom” als natie onvruchtbaar aantrof, gaf hij in overeenstemming met het in Matthéüs 7:19 door Jezus vermelde beginsel bevel de „boom” om te hakken. Aldus werd het koninkrijk Gods van de joodse natie weggenomen en aan een natie, het geestelijke Israël, gegeven die de vruchten ervan voortbracht (Matth. 21:43). Deze overdracht vond plaats op de pinksterdag van datzelfde jaar 33 G.T. Zevenendertig jaar later, toen Jeruzalem en de joodse natie in het jaar 70 G.T. werden vernietigd, werd de omgehakte „olijfboom” „in het vuur geworpen”. — Matth. 3:9, 10; Luk. 19:41-44.

      „Mits gij in zijn goedheid blijft”

      6. Hoe leggen de illustraties van de onvruchtbare vijgeboom en de olijfboom waarop takken werden geënt de nadruk op Gods goedheid en gestrengheid?

      6 Evenals de gelijkenis van de onvruchtbare vijgeboom aantoont dat Jehovah’s geduld grenzen kent, wijst Paulus’ illustratie van de olijfboom, hoewel daarin de nadruk wordt gelegd op Jehovah’s goedheid, ook op zijn gestrengheid. In zijn goedheid had Jehovah Johannes de Doper naar de joodse „natuurlijke takken” gezonden om hun te zeggen dat zij ’vruchten moesten voortbrengen die bij berouw passen’ en geloof moesten stellen in Jezus (Matth. 3:8; Hand. 19:4). Wegens hun gebrek aan geloof werden zij „weggebroken”. Deze vermindering in het aantal joodse „natuurlijke takken” betekende „rijkdom voor mensen der natiën”, aangezien heidense ’takken van de wilde olijfboom’ op de Abrahamitische-verbondsboom werden geënt om deel te gaan uitmaken van het geestelijke zaad van Abraham. — Rom. 11:12, 17, 20, 21.

      7. Welke waarschuwing voegde Paulus aan zijn betoog toe?

      7 Maar Paulus voegt hier een waarschuwing aan toe. Hij zegt tot de niet-joodse gezalfde christenen: „Want indien God de natuurlijke takken niet heeft gespaard, zal hij ook u niet sparen. Zie daarom Gods goedheid en gestrengheid. Gestrengheid jegens hen [joden] die zijn gevallen, maar Gods goedheid jegens u [heidenen], mits gij in zijn goedheid blijft; anders zult ook gij worden weggekapt” (Rom. 11:21, 22). Om in Jehovah’s goedheid te blijven, moesten de op de Abrahamitische-verbondsboom geënte heidense christenen een

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen