Tijdens „Gilead”-diploma-uitreiking op nederigheid aangedrongen
OP MAANDAG, 6 maart 1972, om 2 uur n.m. was de vergaderzaal van Jehovah’s getuigen in de stad New York tot de laatste plaats toe bezet met tweeduizend één personen. Ter gelegenheid waarvan? De diploma-uitreiking van de 52ste klas van de Wachttoren Bijbelschool Gilead.
N. H. Knorr, de president van de school, trad als voorzitter van het programma op. Na het openingslied en het gebed maakte broeder Knorr enkele opmerkingen over de jeugd en het enthousiasme van deze klas van studenten.
Er volgde een aantal korte lezingen, die werden uitgesproken door leraren van de Gileadschool en anderen. In de eerste van deze lezingen werd uiteengezet dat er onder de Getuigen geen identiteitscrisis bestaat zoals duidelijk het geval is onder anderen die christelijke bedienaren van het evangelie beweren te zijn. De tweede spreker legde de nadruk op de belangrijkheid bezorgd te zijn voor het welzijn van onze christelijke broeders en zusters. Hij werd gevolgd door een spreker die de waarschuwing uitte niet vol verlangen terug te zien, aangezien dit tot zelfmedelijden en ontmoediging zou leiden. In de volgende lezing werd op de belangrijkheid gewezen een door de bijbel geoefend denkvermogen te bezitten bij het nemen van beslissingen. Weer een andere spreker legde de nadruk op nederigheid en moedigde de zendelingen aan de mensen in hun zendingstoewijzing te aanvaarden. In de laatste van deze korte toespraken werden de zendelingen herinnerd aan het geluk dat hun te wachten staat omdat zij een verstandig doel in hun leven nastreven.
Vervolgens werden een aantal boodschappen, met inbegrip van telegrammen, voorgelezen, waarna F. W. Franz, de vice-president van het Wachttorengenootschap, sprak. Hij legde de nadruk op de ernst van datgene waartoe zij zich verbonden hadden, hun opdracht als Gods dienstknechten. Hij besprak ook zeer gedetailleerd Prediker 5:1-7 betreffende geloften. Hij merkte onder andere op dat de „dromen” die volgens dit bijbelgedeelte het gevolg zijn van „een overvloed aan bezigheid”, niet verwijzen naar dromen die men als gevolg van een drukke dag in zijn slaap heeft. Het zijn veeleer zelfzuchtige persoonlijke dromen die het gevolg zijn wanneer men van Gods dienst wordt afgetrokken en zich met materialistische activiteiten gaat bezighouden. Wanneer men dit toelaat, heeft dit veel „ijdelheden” en „woorden” ter zelfrechtvaardiging tot gevolg. Hij besloot met de nadruk te leggen op de belangrijkheid „de ware God” te vrezen, hetgeen hen zou helpen hun zendingstoewijzing trouw te behartigen.
Toen kwam de belangrijkste lezing, die door N. H. Knorr werd uitgesproken. Hij gaf een kort overzicht van de geschiedenis van de zendingsschool en het schitterende werk dat afgestudeerden hadden verricht. Sinds het begin van de school op 1 februari 1943 zijn meer dan vijfduizend studenten afgestudeerd, van wie ongeveer de helft nog steeds actief in de volle-tijddienst werkzaam is.
De spreker merkte op dat de uitdrukking „hangt het goede aan” in het Grieks letterlijk ’gehecht aan het goede’ betekent en spoorde de studenten ertoe aan, aan hun respectieve toewijzingen gehecht te zijn (Rom. 12:9, 11; Kingdom Interlinear Translation). Zoals hij zei, betekent volharden niet alleen moeilijkheden verduren, maar gedurende een lange tijd een bepaalde loopbaan blijven volgen. Op het ogenblik, na 29 jaar, zijn 36 van de eerste honderd Gileadstudenten nog steeds ergens in de volle-tijdbediening werkzaam.
Broeder Knorr legde er vooral de nadruk op dat de zendelingen nederig van geest moeten zijn als zij anderen onderwijzen. Wanneer zij op anderen indruk zouden trachten te maken door over hun studie en speciale opleiding te spreken, zou dit de mensen er heel goed van kunnen weerhouden hen in de velddienst na te volgen. Door veeleer „nederig van geest te zijn, zullen zij worden geholpen de waarheid te begrijpen”, luidde zijn raad. Zoals Jezus de letterlijk blinden hielp te zien, kunnen de zendelingen de mensen die geestelijk blind zijn helpen te zien, en dit zal tot de rechtvaardiging van Jehovah’s naam bijdragen. Tot besluit zei broeder Knorr met klem: „Wij beseffen heel goed dat wij nederig van geest dienen te zijn en dat wij bereid moeten zijn om te geven. Jullie bezitten de waarheid. Als jullie in jullie gebied komen — GEEF dan.”
’s Avonds voerden de studenten een prachtig muzikaal programma op dat werd gevolgd door een bijbels drama waarin eveneens werd beklemtoond dat christenen jegens elkaar nederig van geest moeten zijn.