Zij vonden de oplossing voor het rassenvraagstuk
DUIZENDEN mensen hebben heden ten dage het rassenvooroordeel dat zij hun leven lang hebben gekoesterd, overwonnen. Zij hebben de oplossing gevonden voor het probleem dat de mensheid blijft kwellen. Hoe? De sleutel daartoe is goed onderwijs, het ontvangen van juiste inlichtingen.
Wanneer deze sleutel ontbreekt, is vooroordeel vaak het gevolg. Vooroordeel is een voorbarig oordeel, een oordeel dat geveld wordt voordat iemand de feiten inzake een kwestie werkelijk onderzocht heeft. En dan is zo iemand doordat hij bevooroordeeld is, geneigd anderen te discrimineren.
In het geval van het rassenvraagstuk denken mensen vaak dat zij de feiten hebben onderzocht. Zij denken dat zij op grond van juiste inlichtingen handelen. Maar in werkelijkheid worden mensen gewoonlijk van jongs af aan verkeerd ingelicht over andere rassen en nationaliteiten. En de gevolgen daarvan zijn ronduit droevig te noemen.
De volgende twee persoonlijke verslagen laten dit zien. In het ene verslag beschrijft een zwarte man wat het betekent om het slachtoffer te zijn van vooroordeel en discriminatie, maar ook vertelt hij hoe hij de oplossing voor dit probleem heeft gevonden. Richt uw aandacht echter eerst op het verhaal van een blanke. Het licht toe hoe vooroordelen vaak van generatie op generatie worden overgedragen, maar laat ook zien wat voor heilzame veranderingen en voordelen er tot stand gebracht kunnen worden doordat iemand de juiste inlichtingen uit de juiste bron verkrijgt.
Blanke zuiderling vindt oplossing
Ik ben blank geboren en in de twintiger en dertiger jaren in het zuiden van de Verenigde Staten grootgebracht. De apartheid was toen niet alleen op papier in de wetten van het land geschreven, maar ook op het hart van mijn familie en onze blanke buren. Ons werd van jongs af aan ingeprent dat het zwarte ras inferieur was en daarom was het alleen maar vanzelfsprekend dat we dat geloofden. Iedereen dacht er zo over. Naarmate we opgroeiden merkten we bovendien dingen op die voor ons op bewijzen leken. Iets wat al gelijk opvalt, is dat negers zwart zijn. Geen enkele wasbeurt kan hen ontdoen van dit bewijs dat zij het ’vervloekte ras’ zijn, zo maakten onze ouderlingen ons duidelijk.
Als zij aan het werk gezet werden, er altijd een blanke opzichter bij die hun zei wàt ze moesten doen en hóe ze het moesten doen. Als reden werd dan opgegeven dat ’zij te stom waren om iets te doen waar je je hersens bij nodig hebt’. Men vertelde ons dat ’de zwarten ergens tussen de aap en de mens stonden en geen echte mensen waren’.
Tijdens onze schooljaren werden deze denkbeelden door de evolutietheorie bevestigd. Men maakte de zwarten vaak belachelijk door te zeggen dat zij niet meer waren dan „beesten”, alleen geschikt voor het zware werk op de boerderij of als dienstbode. Sommigen zeiden zelfs dat God klaarblijkelijk één ras geschapen had voor knechtendienst — niet zo snugger, maar wel sterk en in staat om zwaar werk in de brandende zon te verrichten. Wat gaf het dan als je zo nu en dan een zwarte die probeerde zich te laten gelden en zijn door God toegewezen positie niet meer wilde innemen, ’op zijn plaats’ zette door hem de huid vol te schelden of hem zelfs te slaan?
Ja, zelfs de kerken moedigden deze houding aan, door niet toe te laten dat de zwarten met ons bijeenkwamen voor aanbidding. Zij hadden hun eigen kerken, vaak niet meer dan een keet midden in een katoenveld. Ons werd verteld dat er bij hun diensten meer geschreeuwd en gezongen werd dan dat er betekenisvolle preken en zondagsschoolklassen gehouden werden.
Bij de roddelpraatjes kwam vaak ’hun leefwijze’, ter sprake, ’die net iets boven het niveau van de dieren lag’. Dan wees men op de gevallen van immoraliteit en onwettige kinderen. Niemand scheen het wat uit te maken dat zwarte mannen en vrouwen geen moeite deden om te scheiden wanneer ze met een ander wilden samenleven. Dat maakte allemaal deel uit van hun mentaliteit, zo zei men. Ons werd echter niet verteld hoe, nog maar een paar generaties geleden tijdens de slavernij, zwarte gezinnen uit elkaar werden gerukt en aan verschillende eigenaars werden verkocht, of hoe bepaalde slavenhouders een goed gebouwde slaaf gebruikten om hun slavinnen zwanger te maken zodat hun nakomelingen op de slavenmarkt verkocht konden worden.
Ik herinner me dat ik met een zwarte jongen van mijn leeftijd bezig was met een trekzaag een boom om te zagen. Toen hij het warm kreeg, rook hij inderdaad! Zie je wel, dacht ik, dit is het bewijs dat zwarten inderdaad een eigenaardige lichaamsgeur hebben. Maar ik stond er niet bij stil dat ík die ochtend een bad had genomen en dat híj thuis maar een primitieve wasgelegenheid had. Ook het feit dat er bij hem thuis weinig aandacht aan persoonlijke hygiëne werd besteed, zal voor hem geen aansporing geweest zijn om vaak een bad te nemen.
Onmiskenbaar raakte ik in mijn jeugd door de algemene houding van de blanken in mijn omgeving beïnvloed. Toen ik als 16-jarige jongen met Jehovah’s Getuigen begon te studeren, kostte het mij zo nu en dan heel wat moeite om mijn denkwijze in overeenstemming te brengen met de bijbelse leerstelling over de rassen. Het is moeilijk vooroordeel af te leren. Ik kan me nog heel goed de verwarring herinneren waaraan ik ten prooi was toen ik mijn denkwijze moest rechtzetten.
Er bestaat een natuurlijke neiging om vast te houden aan oude opvattingen, maar elke keer dat een oude mythe uit de weg werd geruimd, was ik er in mijn hart echt blij om. Het was geloofversterkend om te zien dat de bijbel met betrekking tot de rassenkwestie gelijk heeft, net zoals ik al wist dat hij met betrekking tot andere dingen waar en betrouwbaar was. Alle rassen waren nakomelingen van één mens, Adam; in Gods ogen zijn ze allemaal gelijk. Geen mens is door God vervloekt. En hoe meer ik zag hoe zwarten en zelfs enkele andere rassen in deze wereld werden behandeld, hoe meer het mij duidelijk werd dat elke ongelijkheid in talenten, intelligentie, enzovoort, voornamelijk, zo niet helemaal, te wijten moet zijn aan hetgeen zij door vooroordeel hadden moeten ontberen.
Ik heb nu 30 jaar lang zowel met zwarten als met blanken gewerkt, ontspanning genoten, gestudeerd en God gediend, maar heb totaal geen reden kunnen ontdekken waarom het ene ras zich superieur zou moeten voelen aan het andere. Liefde voor God en echte ongehuichelde liefde voor iemands naaste is de enige oplossing voor het uitbannen van rassenvooroordeel.
Zwarte zuiderling vindt oplossing
Ik ben aan het eind van de jaren ’40 in het zuiden van de Verenigde Staten opgegroeid. Ons gezin was erg arm, net als de meeste zwarte gezinnen. Vader was een veldarbeider. Mij was nooit geleerd dat zwarten minder waren dan blanken, hoewel het overduidelijk was dat de blanken er wel zo over dachten.
Mijn ouders legden mij uit, en dat werd ons ook op onze speciale school voor zwarten geleerd, dat de zwarten vanaf het moment dat zij als slaven naar Amerika kwamen, onderdrukt zijn geweest. Zij zeiden dat, hoewel we zogenaamd vrij en gelijk waren, alles in het werk werd gesteld om te zorgen dat we tweederangs burgers bleven, ondergeschikt aan de blanken. Mijn vader zei dat hij het als jongen nooit waagde een blanke aan te kijken wanneer hij met hem sprak. Hij zei dat hij zijn hoofd een beetje gebogen moest houden en dat hij uit angst voor straf met „ja meneer” of „nee meneer” moest antwoorden. Hij vertelde me zelfs dat toen hij een keer naar de stad ging, een blanke naar zijn voeten schoot en schreeuwde: „Hè nikker, dansen!”
Dus ik was voorbereid op mishandeling en discriminatie. Toch deed het nog pijn. Wij moesten altijd achter in bussen zitten en vaak moesten we naar de achterdeur van een restaurant gaan om geholpen te worden. En bij toiletten van openbare gelegenheden hingen bordjes waarop „blanken” of „kleurlingen” stond, en dan verkeerden die voor de „kleurlingen” natuurlijk altijd in de slechtste staat. Op een keer in het midden van de jaren zestig ging ik naar een manege en kreeg daar te horen dat „er een bepaalde dag voor jouw soort” was. Er waren genoeg paarden beschikbaar maar we mochten niet samen met blanken paardrijden.
Wat ikzelf als bijzonder frustrerend ervoer, was de vicieuze economische cirkel waar de blanken ons in hielden. In het verleden werden de zwarten, door slavernij en rassenscheiding, beperkingen opgelegd met betrekking tot opleidings- en werkmogelijkheden, en waren daardoor niet in staat hun economische status of gezinsleven te verbeteren. En zelfs in recente tijd was een zwarte vader vaak door gebrek aan onderwijs of discriminatie niet in staat voldoende voor zijn gezin te zorgen, noch in materieel opzicht noch op het gebied van onderwijs.
Tegen de tijd dat ik naar school ging, waren vele zwarten tot de conclusie gekomen dat de enige manier om hun status te verbeteren, was gelegen in een goede opleiding. Ik herinner me dat mijn onderwijzers dit benadrukten, want ze zeiden: „Studeer, zorg dat je een goede opleiding krijgt zodat je niet op het land hoeft te werken nadat je de middelbare school afgemaakt hebt.” Het was niet het zware werk waar ik zo’n bezwaar tegen had. Nee, het was het van zonsopgang tot zonsondergang werken voor een karig loon waar je uiteindelijk niets van overhield.
Het was het stelsel dat zoveel zwarten ontmoedigde. Sommigen raakten zo gefrustreerd door het feit dat ze geen baan konden vinden, dat ze hun heil in de drank, de drugs en de misdaad gingen zoeken. En dit droeg alleen maar bij tot een versterking van het idee dat de blanken over de zwarten hadden, dat ze nutteloos en lui waren. In mij ontwikkelde zich een steeds groter wordende haat tegen een onrechtvaardig en wreed economisch stelsel dat nooit veranderde.
Ik begon me af te vragen: Zal een goede opleiding mij werkelijk bevrijden van deze onrechtvaardigheden? Zullen de blanken daardoor een andere houding jegens mij gaan aannemen? Die vragen spookten door mijn geest. Toen ik echter met Jehovah’s Getuigen de bijbel ging bestuderen, werd ik geholpen in te zien wat de werkelijke oorzaak van de heersende raciale onrechtvaardigheden is. Ik leerde ook dat het gebed dat mij als kind was geleerd, de enige blijvende hoop voor verlichting biedt — het koninkrijk van God. — Matth. 6:9, 10.
Door mijn studie van de bijbel kon ik begrijpen dat alle mensen onvolmaakt zijn en anderen niet altijd zo behandelen zoals het eigenlijk behoort. De bijbel zegt het zo: „De ene mens [heeft] over de andere mens . . . geheerst tot diens nadeel” (Pred. 8:9). Door met Jehovah’s Getuigen om te gaan heb ik echter gemerkt dat zij dezelfde mening over rassen zijn toegedaan als die welke de bijbel uiteenzet. Zij geloven werkelijk dat God „uit één mens elke natie van mensen [heeft] gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen” (Hand. 17:26), en spreiden inderdaad de liefde ten toon waarvan Jezus zei dat zijn volgelingen die zouden bezitten. — Joh. 13:34, 35.
De Getuigen brengen deze liefde, zoals ik heb gemerkt, onder elkaar in praktijk ongeacht tot wat voor ras men behoort. Weliswaar kan er bij hen, net als bij de meesten die in dit stelsel zijn grootgebracht, rassenhaat en wrok zijn ingepompt, maar ik heb gezien, zowel bij mijzelf als bij anderen, dat, als iemand Gods zienswijze met betrekking tot rasverschillen aanvaardt en zich inspant om goed bekend te raken met mensen van andere rassen, lang gevestigde mythes die op vooroordeel gebaseerd zijn, zullen verdwijnen.
Ik ben dankbaar dat ik de bijbelse waarheden, die mij en mijn gezin geholpen hebben bevrijd te worden van zulke rassenproblemen, te weten ben gekomen. Wij zijn gelukkig dat wij nu bezig mogen zijn om andere mensen van alle rassen te helpen in te zien dat het koninkrijk van God de echte oplossing is voor alle problemen van de mensheid.
Oplossing beschikbaar voor iedereen
Dit zijn geen zeldzame of ongewone verhalen. Miljoenen mensen hebben van jongs af aan geleerd bevooroordeeld te zijn; miljoenen meer zijn het slachtoffer geworden van vooroordeel en hebben als gevolg daarvan, van onrechtvaardige rassendiscriminatie geleden. Gelukkig verschaft Gods Woord echter de oplossing — daarin vinden wij Gods zienswijze ten aanzien van de mensheid en hoe we elkaar moeten behandelen.
In de eerste plaats leert de bijbel, zoals we hebben gezien, dat we allemaal één menselijke familie vormen. Ja, in Gods ogen zijn de mensen van elk ras of elke nationaliteit in alle opzichten gelijk (Hand. 10:34, 35). Jezus Christus heeft laten blijken dat hij er zo over denkt.
Christus’ grootste gebod aan zijn volgelingen was ’elkaar lief te hebben’ net zoals hij hen liefhad (Joh. 13:34, 35). Deze liefde onder elkaar moest niet voorbehouden zijn aan een exclusieve groep mensen, mensen van een bepaald ras of bepaalde rassen. Helemaal niet! „Hebt liefde voor de gehele gemeenschap van broeders”, spoorde een van Christus’ apostelen aan. En een andere apostel zei: „Wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben.” — 1 Petr. 2:17; 1 Joh. 4:20.
Hoe wordt deze christelijke liefde getoond? Gods Woord verklaart dat wanneer het de aansporing geeft: „Neemt de leiding in het betonen van eer aan elkaar” (Rom. 12:10). Bedenk eens wat dit betekent als u dit toepast. U zult anderen, ongeacht tot wat voor ras of nationaliteit ze behoren, met onvervalste waardigheid en respect behandelen, en u zult hen ’superieur aan uzelf achten’ (Fil. 2:3) Als er zo’n geest van oprechte christelijke liefde heerst, is het probleem van rassenvooroordeel opgelost.
’Dat zal nooit gebeuren’, zullen sommigen tegenwerpen. En toch is het bij Jehovah’s Getuigen al gebeurd — in een organisatie die uit meer dan twee miljoen personen bestaat! Niet dat alle afzonderlijke getuigen van Jehovah al volledig vrij zijn van de vooroordelen die zij uit dit goddeloze samenstel hebben meegekregen. Neen, maar zij hebben wel, in een mate die ongeëvenaard is door andere volken ter wereld, dit rassenprobleem opgelost. En dit wordt een ieder duidelijk die een onderzoek hiernaar instelt.
De katholieke schrijver William J. Whalen merkt bijvoorbeeld op in de U.S. Catholic van juli 1964: „Ik geloof dat hun aloude gedragslijn van rassengelijkheid een van de meest aantrekkelijke kenmerken van deze godsdienst is. Een neger die een getuige van Jehovah wordt, weet dat hij volledig als mens geaccepteerd zal worden.”
Ook schreef G. N. Eddy na een grondig onderzoek bij Jehovah’s Getuigen te hebben ingesteld, in de religieuze publikatie Journal of Bible and Religion: „Toen ik wat dieper in hun sociale opvattingen doordrong, werd ik getroffen door de oprechte hoge achting die zij voor mensen van alle rassen hebben. In tegenstelling met velen die zeggen dat ze de leer van broederschap tussen de rassen aanvaarden, verwelkomen de Getuigen iedereen in hun gemeenschap — zelfs in belangrijke leidinggevende posities — zonder te letten op kleur of gelaatstrekken.”
Bent u iemand die naar ware broederschap verlangt, die graag ziet dat mensen van alle rassen in vrede samenwonen? Dan nodigen wij u uit voor een bezoek aan een plaatselijke Koninkrijkszaal waar Jehovah’s Getuigen regelmatig bij elkaar komen om Gods Woord te bestuderen. Ontdek zelf of zij ware christelijke liefde ten toon spreiden — ten aanzien van mensen van alle rassen.
[Inzet op blz. 27]
„Een neger die een getuige van Jehovah wordt, weet dat hij volledig als mens geaccepteerd zal worden.”