Wees navolgers van Christus en toon uw moed
1. (a) Wat betekent het een christen te zijn? (b) Is het voldoende wanneer men zich heeft opgedragen en is gedoopt?
BEWEERT u een christen te zijn? Indien u deze vraag met „Ja” beantwoordt, zou u dit dan aan de apostel Paulus kunnen bewijzen? Luister eens naar wat hij tot ons zegt: „Laten wij daarom, nu wij de elementaire leer omtrent de Christus hebben verlaten, voortgaan tot rijpheid, niet wederom een fundament leggend, namelijk, berouw over dode werken en geloof jegens God” (Hebr. 6:1, NW). Dat wij christenen zijn, betekent dat wij ons leven aan de dienst of aanbidding van God hebben opgedragen en deze stap openlijk hebben beleden door ons te laten dopen. Is onze vooruitgang als christen daar geëindigd? Laten wij nooit denken dat wij wanneer wij dit hebben gedaan, ver genoeg zijn gegaan. Dit is niet het geval! Het is slechts het begin van „een nieuwe geboorte . . . tot een levende hoop”. — 1 Petr. 1:3, NW.
2. Waarmee vergeleek Paulus opgedragen christenen, en welke beloning ontvangen zulke christenen?
2 Iemand die zich werkelijk heeft opgedragen, moet voorwaarts gaan, hij moet vorderingen maken. Na ’het goede woord Gods gesmaakt te hebben’, moet hij Christus moedig navolgen en Gods wil blijven doen. Met het oog hierop heeft Jehovah zijn heilige geest op alle soorten van vlees uitgestort, met het resultaat dat hierdoor de wonderbaarlijke dingen van God zijn geopenbaard. Een christen die de gelegenheid heeft gehad om kennis van God en zijn voornemens tot zich te nemen, is als aarde die regen opzuigt. Hij moet nu produktief zijn. De apostel Paulus heeft gezegd: „De grond, die den regen, welke er telkens op valt, indrinkt en gewas voortbrengt, geschikt voor hen, ter wille van wie hij ook bewerkt wordt, ontvangt zegen van God; doch als hij doornen en distelen draagt, is hij ondeugdelijk en niet ver van de vervloeking, die uitloopt op verbranding” (Hebr. 6:7, 8). Wat voor soort van grond willen wij zijn? Goede grond natuurlijk, want Jezus zei over personen die als goede grond zijn: „Dat zijn zij, die, met een goed en vroom hart het woord gehoord hebbende, dat vasthouden en vrucht dragen in volharding.” — Luk. 8:15.
3. (a) Wat zijn de „werken van het vlees”, en door wie worden ze voortgebracht? (b) Wat voor soort van vruchten trachten ware christenen voort te brengen?
3 Wat brengt u eigenlijk als christen in Gods organisatie voort? Zijn het goede vruchten? Of zijn het de vruchten die miljoenen zogenaamde christenen voortbrengen, de „werken van het vlees”, zoals Paulus ze noemt? In duidelijke taal noemt hij de „werken van het vlees” op als „hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, het beoefenen van spiritisme, vijandschappen, twist, naijver, vlagen van toorn, wedijver, verdeeldheid, sekten, bittere afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke” (Gal. 5:19-21, NW). Dit zijn slechte vruchten, „doornen en distelen”. Hoeveel mensen in de christenheid brengen echter „in volharding” goede vruchten voort? Wil een ware christen „voortgaan tot rijpheid”, dan moeten zijn vruchten bestaan in „liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” (Gal. 5:22, 23). Om thans — in deze wereld vol twist, haat en uitbarstingen van toorn — liefde, vreugde en vrede voort te brengen, is moed nodig.
4. Welke raad gaf Paulus christenen met het oog op het voortbrengen van betere vruchten?
4 Paulus bezat een warme liefde voor zijn broeders en zusters, en hij was ervan overtuigd dat hun vruchten niet in „doornen en distelen” zouden bestaan, maar in de betere dingen, welke met redding vergezeld zouden gaan. Daarom wilde Paulus de christenen ertoe aansporen om betere vruchten voort te brengen. Zij hadden dit nodig! Hij zei derhalve: „God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten . . . Maar het is onze begeerte, dat ieder uwer denzelfden ijver blijve betonen . . . opdat gij niet traag wordt, maar navolgers moogt zijn van hen, die door geloof en geduld de beloften beërven” (Hebr. 6:10-12). Elke christen moet zich tot het einde toe ernstig met de hoop die hem voor ogen wordt gesteld, bezighouden. Niemand mag lui worden, want degenen die zich hieraan schuldig maken, zullen de beloften nooit beërven.
5. Waarom dient traagheid vermeden te worden?
5 Deze verklaring van Paulus is nu even waar als negentienhonderd jaar geleden. Iedereen in de gemeente van God moet thans een opgedragen, geordineerde prediker zijn, een predikende en onderwijzende bedienaar van het evangelie, en het is er in deze periode „tot het einde toe” niet de tijd voor om traag te worden. Een christen moet ijverig zijn. Hij is met dit werk begonnen om iets te presteren. Anders zou er geen basis voor bestaan dat zijn hoop ooit verwezenlijkt zou worden. Ook Paulus dacht zo over het nakomen van zijn verplichtingen, en zei: „Wee mij, indien ik het evangelie niet verkondig!” (1 Kor. 9:16). Als er ooit een energieke volgeling van Christus is geweest die alle mensen wilde helpen Gods koninkrijk bekend te maken, dan was het wel Paulus. Hij zei: „Ik [heb] mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen” (1 Kor. 9:19). Luie mensen kon hij niet gebruiken. Er moest gewerkt worden. Zijn Meester, Jezus, was in zijn werk gestorven, en Paulus kon als een goede navolger van hem tot ons zeggen: „Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg.” — 1 Kor. 11:1.
6. Met welke vragen worden wij als christenen geconfronteerd, en hoe dienen de antwoorden feitelijk te luiden?
6 Kunt u als christen zeggen dat u ’niet talmt in hetgeen u moet doen’, dat u „vurig van geest” en een ’slaaf van Jehovah’ bent? „Volhardt” u wegens de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk „onder verdrukking”? (Rom. 12:11, 12, NW) Ja! zou u kunnen zeggen; maar hoeveel tijd besteedt u eraan om met andere mensen over Jehovah, de Schepper van hemel en aarde, over zijn Zoon, Christus Jezus, en over het Koninkrijk waarom u in het Onze Vader bidt, te spreken? Besteedt u tien uren per maand aan dit werk, hetgeen neerkomt op slechts twee en een half uur per week of twintig minuten per dag? Denk hier eens over na! Dit is voor een christen toch niet teveel gevraagd om te tonen dat hij een navolger van Christus is, nietwaar?
7. (a) Hoe groot was het gemiddelde aantal verkondigers dat in 1961 tijd besteedde aan het bekendmaken van het goede nieuws? In hoeveel landen? (b) Wat gebeurde er in totalitaire landen? (c) Waartoe dienen alle christenen door de moed van hun geloofsgenoten in totalitaire landen aangespoord te worden?
7 Jehovah’s getuigen mogen niet talmen in hetgeen zij moeten doen. Zij hebben een wereldomvattende toewijzing ontvangen om te profeteren en over de wonderbaarlijke dingen van God te spreken. In hun wereldorganisatie hebben gedurende het jaar 1961 gemiddeld 884.587 personen elke maand enkele uren aan het bekendmaken van het goede nieuws van Gods koninkrijk besteed. In vele van de 185 landen en eilanden waar zij predikten — vooral achter het IJzeren Gordijn — hebben zij met veel tegenstand te kampen gehad. Wij merken in die onder totalitaire onderdrukking staande landen een uitgesproken achteruitgang op in het aantal bedienaren van het evangelie die met anderen over Gods Woord spreken. De druk was zeer groot en het verlies in geregelde verkondigers bereikte er een aantal van 9405 personen. Het kan echter zijn dat sommige berichten van deze vervolgde en gekwelde getuigen de bijkantoren nooit bereikten. Wat een moed moeten Jehovah’s getuigen in die landen echter hebben om Christus Jezus te blijven navolgen en in de bediening staande te blijven! Het dient alle andere christenen, waar zij zich ook bevinden, ertoe aan te sporen meer tijd te besteden aan het grote bijbelse opvoedkundige werk dat in deze laatste dagen, en helemaal tot het einde van deze periode, wordt verricht.
8. In welke opzichten is het werk van Jehovah’s getuigen gedurende het afgelopen jaar vooruitgegaan?
8 Jehovah’s getuigen hebben gedurende het afgelopen jaar over de gehele aarde een toename bereikt van 3,9 percent in het aantal van degenen die aan de bekendmaking van het Koninkrijk deelnemen. In 175 landen — de landen achter het IJzeren Gordijn en die waar het werk is verboden en waaruit onvolledige berichten binnenkomen, niet meegerekend — bedroeg de gemiddelde toename in Koninkrijksverkondigers 5,8 percent, of 42.614 getuigen van Jehovah meer. Wanneer wij van dit aantal echter het verlies in predikers in de tien landen waar het werk van Jehovah’s getuigen is verboden, aftrekken, bedraagt de netto toename in bedienaren van het evangelie die over de gehele wereld geregeld elke maand prediken, 33.209 personen. Het hoogste aantal Getuigen dat in het afgelopen jaar gedurende één of meer maanden heeft gepredikt, bedroeg 965.169 personen — waarlijk een grote schare van lofzangers.
9, 10. (a) wat dienen allen in gedachten te houden, en waarom dienen wij dus niet te trachten op een gemakkelijke manier van onze verantwoordelijkheid af te komen? (b) Betekende het feit dat er meer verkondigers waren, dat er een grotere activiteit aan de dag werd gelegd? (c) Hoe had er een grotere vooruitgang kunnen zijn?
9 Vele van deze mensen die Jehovah’s getuigen beweren te zijn, moeten echter enkele ernstige dingen in gedachten houden. Allen dienen te weten dat Jehovah naar het hart ziet. Verder dienen allen ’hun voorgangers in gedachtenis te houden, die het woord Gods tot hen hebben gesproken; let op het einde van hun wandel en volgt hun geloof na. Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid’ (Hebr. 13:7, 8). Paulus zei: „Laat u niet medeslepen door allerlei vreemde leringen.” Tracht dus niet op een gemakkelijke manier van uw verantwoordelijkheid af te komen. Aangezien Jehovah’s getuigen als christenen een werk te verrichten hebben, moet iedereen die beweert dat hij zich aan Jehovah God heeft opgedragen — of hij nu een jonge leerling op school, een ongehuwde persoon zonder verplichtingen of een gehuwde man of vrouw is — zichzelf onderzoeken ten einde te ontdekken of hij of zij werkelijk Gods werk verricht en een navolger van Jezus Christus is. Allen moeten in hun dagelijkse leven christenen zijn. Hun licht moet schijnen. Hoe en in welke mate schijnt uw licht?
10 Hoewel er in 1961 33.209 getuigen van Jehovah meer waren die een bericht van hun activiteit inleverden, werden er slechts 1.032.856 extra uren aan de prediking van het goede nieuws besteed. Waarom? Indien deze getuigen van Jehovah hun licht slechts twintig minuten per dag, of twee en een half uur per week of tien uur per maand hadden laten schijnen, zouden zij gedurende het afgelopen jaar 3.985.080 uren aan de prediking van het goede nieuws hebben kunnen besteden. Over de gehele wereld is het gemiddelde aantal uren van de gemeenteverkondiger achteruitgegaan, hetgeen ook van de pioniers en speciale pioniers gezegd kan worden. Waarom?
11. Is het aantal bijbelstudiën gedurende het afgelopen jaar toegenomen?
11 Er werden gedurende het afgelopen jaar 23.443 bijbelstudiën minder bediend dan het jaar daarvoor. Wanneer het gemiddelde aantal uren dat door de Koninkrijksverkondigers aan de dienst wordt besteed lager is, betekent dit vaak een achteruitgang in bijbelstudiën. Er is tijd voor nodig om een bijbelstudie te leiden, en toch waren er meer personen om meer bijbelstudiën te leiden. Wat is er aan de hand? Zou het kunnen zijn dat sommigen teveel talmen, zodat zij zich niet van hun verantwoordelijkheid kwijten en Christus niet navolgen?
12. Is het aantal pioniers toegenomen, en waarom maakt Gods organisatie zich hier bezorgd over?
12 Het bericht toont nog een in het oog lopende zwakke plek aan, want er waren het afgelopen jaar 1227 pioniers minder in het veld dan het jaar daarvoor. Toch waren er 33.209 personen meer die als gemeenteverkondigers geregeld aan het werk deelnamen. In de vrijere landen bestond de toename in verkondigers in 42.614 personen. Waar is onder deze personen en alle andere verkondigers de pioniersgeest, zoals de apostel Paulus die bezat?
13. Welke waarschuwing gaf Paulus aan allen met betrekking tot hun verantwoordelijkheid?
13 Naarmate de organisatie van Jehovah’s getuigen groter wordt, dient de aandacht voor en het toezicht over de zich erin bevindende afzonderlijke personen nauwgezetter te worden. Houden de gemeentedienaren, de kringdienaren en de districtsdienaren hier rekening mee? Hoe noodzakelijk is het om op de waarschuwing acht te slaan: „Ziet toe, broeders, dat . . . niemand uwer een boos, ongelovig hart [ontwikkele], door af te vallen van den levenden God, maar vermaant elkander dagelijks, zolang men nog van een heden kan spreken, opdat niemand van u zich verharde door de misleiding de zonde” (Hebr. 3:12, 13, NW). Broeders en zusters, Paulus was zich van zijn verantwoordelijkheid bewust; kan dit ook van u worden gezegd?
14. Hoeveel uren werden er in 1961 aan de prediking besteed, maar welke vragen rijzen er?
14 In de meeste delen der wereld behoeven Jehovah’s getuigen op het ogenblik niet de beproevingen en moeilijkheden te ondergaan waarmee hun broeders en zusters achter het IJzeren Gordijn hebben te kampen. Hoevelen kunnen hier voordeel van trekken en hun zaken en tijd zodanig regelen en indelen dat zij, waar zij zich ook op aarde bevinden, een groter aandeel aan de prediking van het goede nieuws kunnen hebben? Het is inderdaad waar dat er gedurende het dienstjaar 1961 132.695.540 uren aan de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk werden besteed, maar zou dit getal niet groter hebben kunnen zijn? Zijn de tijden in deze oude wereld zó goed dat men daardoor vergeet waar men in de nieuwe wereld allemaal van hoopt te genieten? Het is er thans de tijd niet voor om „af te vallen van den levenden God”. Behoud dat sterke hart. Ja, hoop op Jehovah. — Ps. 27:14, NW.
15. Waartoe wordt elke verkondiger uitgenodigd?
15 Wanneer u op de bladzijden 182 t/m 185 het velddienstbericht over het jaar 1961 bestudeert, let dan eens op enkele grote, voorspoedige, industriële landen en tracht er dan zelf een verklaring voor te geven waarom er in zulke landen slechts een toename van 2 of 3 percent is. Vergelijk het totaal aantal uren van uw land met het totaal aantal uren van het jaar daarvoor en kijk dan of er in het aan u toegewezen gebied een groter getuigenis is gegeven. Indien niet, vraag uzelf dan af: Waarom? Heb ik iets met de achteruitgang, met de schijnbare stilstand of met de bedroevend kleine vooruitgang te maken gehad? Iedereen die zich heeft opgedragen, draagt voor het aangezicht van Jehovah God de verantwoordelijkheid het goede nieuws te prediken. Deze Koninkrijksboodschap is voordat Armageddon losbreekt, voor miljoenen mensen van levensbelang. Welke invloed heeft uw gemeente op het jaarrapport gehad? Dit zijn dingen die opgedragen personen goed dienen te beschouwen. Bent u van mening dat elk huis in uw gebied vaak genoeg is bezocht? Zou het ook kunnen zijn dat de opgedragen personen in uw gemeente slapper zijn geworden of zijn gaan talmen? Hebt u zich tot het uiterste ingespannen om broeders en zusters die het mogelijk langzamer aan zijn gaan doen, te helpen? Bent u tevreden met uw dienstrapport? Dient u Jehovah met geheel uw ziel?
16. Hoe dienen wij er tegenover te staan wanneer sommigen zeggen dat wij te vaak bij hen aan de deur komen?
16 Dit zijn vragen die Jehovah’s getuigen aan een beschouwing moeten onderwerpen omdat zij Gods dienstknechten, ja, „afgezanten in de plaats van Christus” zijn, en indien zij werkelijk in Christus’ plaats optreden, moeten zij hem navolgen. Het is inderdaad waar dat vele mensen ons zeggen dat wij te vaak bij hen aan de deur komen. Aan de andere kant zijn er echter miljoenen mensen die worden vertroost. Moeten wij het wat het goeddoen aan anderen betreft, kalmer aan gaan doen omdat sommigen het goede niet wensen? Paulus bezag dit als volgt: „Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede” (Rom. 12:21). Wanneer een christen eraan blijft werken om het kwade door het goede te overwinnen, wordt er in deze goddeloze wereld een heleboel goeds gedaan.
17. Wat voor goeds werd er gedurende het jaar met de tijdschriften de Wachttoren en Ontwaakt! en met de gebonden boeken en de brochures gedaan?
17 Zie eens hoeveel goeds er voor de lezers van de tijdschriften de Wachttoren en Ontwaakt! is gedaan. Jehovah’s getuigen hebben gedurende het afgelopen jaar 1.322.695 nieuwe abonnementen afgesloten. Dat was uitstekend, terwijl ook de verspreiding van losse exemplaren van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! goed was. Er werden over de gehele wereld 105.281.876 exemplaren door de broeders en zusters verspreid. Dit betekende een toename ten opzichte van het jaar daarvoor van 5686 nieuwe abonnementen en 8.199.443 losse exemplaren van de door Jehovah’s getuigen verspreide tijdschriften de Wachttoren en Ontwaakt! Zij verspreidden ook 3.887.207 gebonden boeken en 10.763.408 brochures.
18. (a) Hoe goed ging het werk op het gebied van nabezoeken? (b) Hoeveel gemeenten werden er gedurende het afgelopen jaar opgericht?
18 Denk eens aan al het goeds dat door het nabezoekwerk is verricht. Het aantal nabezoeken bij geïnteresseerde personen is met 563.287 toegenomen. Er werden over de gehele wereld 549 nieuwe gemeenten opgericht, waardoor het totaal aantal gemeenten tot 21.557 is gestegen. Aangezien er meer kring- en districtsdienaren werden uitgezonden om deze gemeenten te bezoeken, is het aantal van deze speciale dienaren tot een totaal van 1870 gestegen.
19. Welke interessante gegevens hebben wij over de Gedachtenisviering?
19 Ten einde met de wereldomvattende vraag naar lectuur gelijke tred te houden, zijn de leden van de Bethelfamilies met 1376 personen toegenomen. Er hebben in 1961 meer personen de Gedachtenisviering bijgewoond dan in het voorgaande jaar. Er waren 1.553.909 aanwezigen, een toename van 34.088 personen. Doordat sommigen van het overblijfsel hun aardse loopbaan door de dood hebben beëindigd, is het aantal personen dat van de symbolen gebruikte, echter achteruitgegaan. Vorig jaar was het aantal personen dat van de symbolen nam, met 627 personen afgenomen, hetgeen betekent dat er in 1961 in totaal 13.284 personen waren die tijdens de Gedachtenisviering van het brood en de wijn gebruikten.
20. In welke opzichten is de produktie van lectuur vooruitgegaan?
20 Doordat er van de zijde van de broeders en zusters in alle delen der wereld een grote vraag naar bijbels, boeken en tijdschriften bestond, had het Genootschap — dat er verlangend naar is het goede nieuws te verbreiden — een van zijn beste jaren op het gebied van het drukken van lectuur. De totale Wachttoren-produktie bereikte een totaal van 95.296.708 exemplaren in 61 talen, terwijl de totale Ontwaakt!-produktie tot een totaal van 88.969.505 exemplaren in 23 talen steeg. Het Genootschap drukte ook 5.851.105 bijbels en andere gebonden boeken en 13.084.075 brochures. Het is tevens interessant om op te merken dat het Genootschap tot op heden lectuur in 146 verschillende talen heeft gedrukt, terwijl het gedurende het dienstjaar 1962 enkele traktaten, die nu in andere talen worden vertaald, hoopt uit te geven.
21. Wat kon het Genootschap als gevolg van bijdragen die voor het werk werden geschonken, doen om het werk te bevorderen?
21 Het Genootschap was zeer verheugd gedurende het afgelopen jaar meer speciale pioniers te kunnen aanstellen, zodat wij nu — met inbegrip van de zendelingen — 6377 speciale pioniers hebben die in 153 verschillende landen der aarde werken. Dit is een toename van 487. Als gevolg van de bijdragen die voor het werk werden geschonken, kon de Watch Tower Society deze broeders en zusters helpen met een bedrag van in totaal $2.328.819,69.
22. In welk ander opzicht toonden Jehovah’s getuigen hun energie en moed?
22 Behalve dat Jehovah’s getuigen de mensen van huis tot huis bezochten, nabezoeken brachten en in de huizen van geïnteresseerde mensen bijbelstudiën van één uur hielden, troffen zij er ook regelingen voor dat er in alle delen der wereld 727.482 openbare vergaderingen in verschillende talen werden gehouden. Dit alles getuigt van hun energie en moed in de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk in alle delen der wereld. Dit alles geschiedde ondanks tegenstand, vervolging en vele ontberingen. Wanneer Jezus thans op aarde was, zou hij hetzelfde doen. Jehovah’s getuigen zijn navolgers van Christus omdat zij in hem geloven. Dit geloof houdt hen aan het werk. Petrus, een van Jehovah’s getuigen, had eveneens zulk een geloof, en hij zei: „Overeenkomstig zijn grote barmhartigheid heeft hij ons een nieuwe geboorte gegeven tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden” (1 Petr. 1:3, NW). Aangezien Jehovah’s getuigen graag zouden zien dat alle mensen die hoop hadden, zijn zij navolgers van Christus Jezus geworden en leggen zij bij de prediking van het goede nieuws in de laatste dagen van dit goddeloze samenstel van dingen moed aan de dag.
23. Tot het doen van welk werk worden degenen die er aanspraak op maken christenen te zijn, thans aangemoedigd?
23 Maakt u er aanspraak op een christen te zijn? Houdt u van het goede nieuws van Gods koninkrijk? Waarom zou u zich dan niet bij Jehovah’s getuigen aansluiten om het eenvoudige werk te verrichten dat de apostelen deden door van huis tot huis te gaan, de mensen weer te bezoeken, bijbelstudiën te leiden en het goede nieuws onder alle mogelijke ongunstige omstandigheden te prediken? Paulus zette uiteen hoe men zijn christelijke moed kan tonen toen hij zei: „Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg.” — 1 Kor. 11:1.
Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus. — Kol. 2:8
[Tabel op blz. 182-185]
HET BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1961 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE GEHELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)