Gods koninkrijk heerst — Is het einde der wereld nabij?
ZONDAG, 3 AUGUSTUS 1958, 3 uur n.m. (zomertijd), was het ogenblik waarop in het Yankee-stadion en de nabijgelegen Polo Grounds (welke met een geluidskabel met het stadion verbonden was) in de stad New York de grootste vergadering in de geschiedenis der christenheid plaats vond. 253.922 personen kwamen uit en van meer dan 123 landen en eilanden der zee om naar de openbare lezing „Gods koninkrijk heerst — Is het einde der wereld nabij?” te luisteren, welke door de president van de Watch Tower Bible & Tract Society of Pennsylvania „zou worden” uitgesproken. Tijdens de lezing gaven de toehoorders, nimmer in zo’n grote getale opgekomen, herhaalde malen door applaus hun waardering te kennen. Na afloop werden er 500.000 exemplaren van de lezing in gedrukte vorm gratis aan de toehoorders uitgereikt. Elk kreeg een exemplaar voor zichzelf en een extra-exemplaar om aan een vriend(in) te geven.
Vanwege de blijvende waarde van deze belangrijke boodschap nemen wij de lezing in dit tijdschrift op en wordt ze ook in tientallen andere talen overgezet. Wanneer u deze boodschap leest, zal u aan de hand van de bijbel en de in vervulling gegane Schriftuurlijke profetieën blijken dat Gods koninkrijk heerst en dat het begin van een rechtvaardige nieuwe wereld voor mensen van goede wil ophanden is. — DE UITGEVERS
1. Alleen welke regering is goed genoeg voor de aarde, en waarom?
ALLEEN de beste regering in het universum is goed genoeg voor de aarde. Zo denkt de Schepper van de aarde er tenminste over. Alle mensen van goede wil kunnen hier blij om zijn. Wij kunnen dankbaar zijn dat de Schepper zijn schepping niet vergeet, ook al is deze aarde verschrikkelijk klein in verhouding tot de rest van het universum. Het dient ons blij te stemmen dat hij deze kleine schepping als het werk van zijn handen erkent en het verlangen heeft haar met de beste vorm van heerschappij te vereren. Hij wil dat ze, evenals de rest van het universum, zijn heerlijkheid weerspiegelt. „De hemelen verkondigen Gods glorie en het uitspansel zijner handen werk.” — Ps. 19:1.
2. Welk feit betreffende de regering der aarde door mensen is duidelijk, en waarom?
2 Uit alles blijkt dat de door mensen uitgeoefende heerschappij over de aarde veel te wensen over laat. Heden ten dage staan we tegenover de zich steeds meer opstapelende resultaten van ’s mensen heerschappij over de aarde en haar inwoners, resultaten die verre van goed zijn. Wij kunnen deze aangelegenheid niet luchthartig van ons afzetten door te zeggen dat de door mensen uitgeoefende regering beter is geweest dan in het geheel geen regering. Het feit blijft bestaan dat ’s mensen heerschappij over de aarde een verschrikkelijk verdeelde wereld tot gevolg heeft gehad en dat het menselijke ras kan verwachten door de onmenselijke wapens die het zelf heeft vervaardigd, vernietigd te worden. De regering der aarde door mensen mag dan thans wel een Verenigde Naties van tweeëntachtig leden hebben voortgebracht, maar ze heeft niet een verenigde mensheid, een liefdevolle, vredige broederschap van alle rassen, kleuren, talen en geslachten voortgebracht. Niet alleen is ze er niet in geslaagd zich van de door natuurlijke omstandigheden veroorzaakte dood te ontdoen, maar ze bespoedigt zelfs voor de gehele mensheid een naar alle waarschijnlijkheid plotselinge, gewelddadige vernietiging van de zijde van ’s mensen eigen politieke, militaire regeringen, om nog maar niet te spreken van een Armageddon van vernietiging van de zijde van ’s mensen Schepper. Niets is duidelijker, niets valt zo slecht te ontkennen, dan dat de regering der aarde door mensen en door de vele goden van de mens een fiasco is.
3. Wat doen de politieke heersers ondanks ’s mensen falen, en wat moet een ieder voor zich doen?
3 Nu het zo overduidelijk is dat ’s mensen heerschappij over de aarde heeft gefaald, is het hoog tijd dat men hier een bepaalde conclusie uit trekt en beslist welke handelwijze men het beste kan volgen. Wanneer de politieke heersers weigeren de mensen op juiste wijze voor te gaan, dient een ieder voor zich dit zelf te doen. De politieke heersers maken plannen en treffen regelingen om hun nationale regeringen tot in de onbegrensde toekomst voort te zetten. Zij zijn er niet van overtuigd dat de mensheid heeft gefaald en doen koppig hun uiterste best om er een succes van te maken en aan het universum te tonen wat zij allemaal kunnen. Zij bewijzen hiermee dat zij niets van het voornemen dat de Schepper met zijn aarde heeft, afweten of willen weten en dat zij er in het geheel geen geloof in stellen. Zij geloven alleen maar in zichzelf. Aldus geven zij te kennen dat zij niets van de opgetekende geschiedenis van de mens hebben geleerd. Ze zijn trots en hebben niet geleerd de wijsheid en juistheid te waarderen van de lang geleden geïnspireerde raad: „Stelt uw vertrouwen niet in edelen, noch in de zoon van de aardbewoner, de mens, aan wie geen redding behoort. Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn aarde, op die dag vergaan zijn gedachten.” — Ps. 146:3, 4.
4. Wat zal de heersers, wanneer ze niet door een wereldoorlog worden overvallen, stellig overkomen, en welke beslissing dienen wij derhalve te nemen?
4 Mochten de heersers in deze kritieke tijd al niet door een derde wereldoorlog worden overvallen, dan zullen ze de weg van alle voorgaande politieke edelen en heersers volgen. Ze zullen allen hun laatste adem uitblazen, hun levenloze lichamen zullen naar de aarde terugkeren, hun onjuist gebruikte denkvermogen zal met hen vergaan en de mensheid zal er als gevolg van hun mislukte pogingen tot regeren niets beter op zijn geworden. Een ieder van ons dient derhalve te beslissen of wij zullen toelaten dat ons lijden blijft overkomen, en dat alleen maar ten gevolge van de van tevoren tot mislukking gedoemde pogingen van de sterfelijke mens om te regeren.
5. Wat wil het nemen van zulk een persoonlijke beslissing niet zeggen, en tot wie alleen kunnen wij ons voor een goede regering wenden?
5 Wanneer wij persoonlijk beslissen de uiteindelijke rampspoedige gevolgen van de regering door menselijke heersers te vermijden, wil dit niet zeggen dat wij van plan zijn tegen hen op te staan of een revolutie te beginnen of anarchisten te worden. Door een onbloedige of gewelddadige revolutie teweeg te brengen, zouden wij alleen maar de huidige regering van andere mannen door een van onszelf vervangen. Het resultaat zou hetzelfde blijven; het zou nog steeds een regering door mensen, door onszelf, zijn. Het communistische regeringsstelsel, dat met een gewelddadige revolutie en een staatsgreep is begonnen, is hier een voorbeeld van. Wanneer wij echter afzien van een regering over de aarde door mensen, zelfs door onszelf, tot wie moeten wij ons dan wenden om een goede regering te krijgen welke geen fiasco zal blijken te zijn? Er is slechts één persoon die ons een succesvolle regering kan schenken, en wel de Schepper der aarde, ’s mensen Schepper, namelijk, God. „In het begin schiep God de hemelen en de aarde” luiden de eerste woorden van de bijbel of de Heilige Schrift.
6. Is het praktisch zich tot deze Persoon te wenden?
6 Wend u tot God de Schepper voor een regering over de aarde! Is dat praktisch? Zeer zeker; even zeker als het, getuige de resultaten die de mens thans heeft geoogst, onpraktisch is gebleke zich tot mensen te wenden voor een regering over de aarde. Wanneer wij God zijn aarde in overeenstemming met zijn goddelijke weg laten regeren, is dit niet alleen het meest praktische, maar ook het redelijkste, omdat het het heilzaamst is; het is zelfs blijvend heilzaam. Dit is vooral thans waar, want Gods koninkrijk heerst nu reeds — het is reeds begonnen over onze aarde te regeren. Allen die voor eeuwig in vrede, gezondheid en geluk wensen te leven, moeten zich er gewillig aan onderwerpen. Wanneer wij ons voor onze regering tot God wenden, is dit het praktische resultaat.
7. Hoe lang is Jehovah nu Koning, en hoe dat zo? En hoe heeft de mensheid hier desondanks op geregeerd?
7 Wanneer is Gods koninkrijk begonnen te heersen? Ruim zeshonderd jaar voor het christelijke tijdperk zei de profeet Jeremia: „Jehovah is in waarheid God. Hij is de levende God en de Koning tot onbepaalde tijd” (Jer. 10:10). Ja, de ware God, wiens naam Jehovah is, is altijd Koning geweest. Hij heeft altijd de macht in handen gehad; hij heeft altijd geregeerd. Als Soeverein van het universum heeft niemand van zijn schepselen, zelfs de Duivel niet, zijn soevereine regering ooit omver kunnen werpen. Toch hebben gedurende de bijna zesduizend jaar die achter ons liggen, slechts zeer weinig mensen hem als Koning erkend en zijn koninkrijk begeerd. Zelfs toen de tijd aanbrak dat zijn koninkrijk deze aarde rechtstreeks zou beginnen te regeren, wees de mensheid — bijna als een geheel — een door hem bestuurde regering van de hand. Zij hebben zijn koninkrijk geen soevereiniteit toegekend en hebben het geen trouw en loyaliteit geschonken. Het nationalisme is aan de macht.
8. Wie erkende Gods koningschap het meest, en wat bewees het door hem onderwezen gebed betreffende Gods koninkrijk?
8 Hij die het koningschap van Jehovah het meeste heeft erkend en er het meeste naar heeft verlangd dat zijn hemelse koninkrijk deze aarde zou regeren, was Jezus Christus. Negentienhonderd jaar geleden leerde hij zijn discipelen tot de Koning des hemels bidden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:9, 10). Dat Jezus zijn discipelen leerde om het koninkrijk van de hemelse Vader te bidden, bewijst duidelijk dat de aarde er in die tijd niet door werd geregeerd. De bewoonde aarde werd toen door het Romeinse Rijk, niet door Gods koninkrijk, geregeerd. Ieder welingelicht persoon weet dat Jezus op aandringen van de religieuze leiders van Jeruzalem door de Romeinse bestuurder aldaar buiten de stadsmuren aan een martelpaal ter dood werd gebracht. Ja, werkelijk, het Rome van de cesars regeerde toen als wereldmacht, en niet Gods koninkrijk. Dit zou pas later komen, als antwoord op het gebed dat Jezus heeft onderwezen. De vraag was alleen, Wanneer zou Gods koninkrijk beginnen te heersen?
NIET DOOR MIDDEL VAN DE POLITICI DER CHRISTENHEID
9. Wat hebben de geestelijken der christenheid lange tijd betreffende de komst van Gods koninkrijk geleerd, en waarom is de toepassing van deze leer afschuwelijk in Gods ogen?
9 De geestelijken der christenheid hebben lange tijd geleerd dat Gods koninkrijk is gekomen toen de Romeinse keizer Constantijn de Grote beweerde een christen te worden en bisschoppen van het populaire christendom van die tijd in regeringsdienst nam. Verder hebben zij geleerd dat Gods koninkrijk door middel van aan de regering verbonden politici zou komen, en wel wanneer dezen christenen zouden worden en zich aan de geestelijken zouden onderwerpen. Wanneer ten slotte alle aan de macht zijnde politici en alle menselijke regeringen christelijk geworden zouden zijn, zou Gods koninkrijk volledig zijn gekomen. Gods koninkrijk zou dus niet een rechtstreekse regering van de hemel zijn. Deze leer van de geestelijken der christenheid is echter onjuist. De geestelijken hebben zich er graag van bediend als een excuus voor hun inmenging in de politiek van deze wereld. Elke poging om Gods koninkrijk door middel van de politici van deze wereld op te richten, is tot falen gedoemd. Het is een poging om de politici van deze wereld tot messiassen, Christussen, te verheffen, iets wat in Gods ogen allerafschuwelijkst is, daar het betekent dat men zijn koninkrijk verwerpt.
10, 11. In verband met wie toonde God dat zijn koninkrijk niet door middel van menselijke regeringen zou komen, en hoe?
10 Ruim vijfentwintig eeuwen geleden verschafte God de Schepper de hele mensheid het bewijs dat Zijn koninkrijk niet door middel van menselijke regeringen of door middel van de politici van deze wereld zou komen. In de twaalfde eeuw voor Christus dachten de Israëlitische leiders, evenals de meeste mensen in deze tijd, dat het onpraktisch was zich rechtstreeks door de God des hemels als natie te laten regeren. God had hen van de slavernij in het land Egypte verlost en hen in een land van melk en honing, in het Midden-Oosten, geplaatst. Hij had hen de opmerkelijkste serie wetten gegeven die ooit aan de mens bekend zijn geweest. Door bemiddeling van de profeet Mozes had hij hun de Tien Geboden en honderden andere wetten gegeven. Hij had hun bewezen dat hij de Almachtige God was en dat zijn naam Jehovah is. Het eerste gebod van zijn Tien Geboden aan hen verklaarde: „Ik ben Jehovah uw God, die u uit het land Egypte, uit het slavenhuis, heb gebracht. Gij moet nooit enige andere goden voor mijn aangezicht hebben” (Ex. 20:2, 3). Hij maakte hen tot een natie en bracht hen in een plechtig contract of verbond met hem, waarbij hij beloofde hen als hun God te zegenen en als zijn volk aan te nemen. Hij was hun onzichtbare Koning (Deut. 26:17-19). Die Israëlieten verloren echter hun geloof. Zij kweekten het verlangen aan een zichtbare, menselijke koning te hebben, evenals alle niet-joodse natiën in hun omgeving. Zij gingen derhalve naar Jehovah’s profeet Samuël toe en zeiden: „Stel ons nu een koning aan om ons te richten, evenals alle natiën die hebben.” — 1 Sam. 8:5.
11 Dit verzoek om een menselijke regeerder was geen kleinigheid. Het betrof niet in de eerste plaats een vraag naar democratie welke erkend en waaraan voldaan moest worden, maar het was een verwerping van God als Koning, hetgeen hij hun ook onder de aandacht bracht. Het bijbelse verslag zegt hierover: „Jehovah zei toen tot Samuël: ’luister naar de stem van het volk in alles wat zij tot u zeggen, want zij hebben niet u verworpen, maar mij hebben zij verworpen, als koning over hen’” (1 Sam. 8:7). Desondanks verwierp Jehovah hen hierom niet onmiddellijk als zijn volk. Omdat hij zich barmhartig aan het verbond hield dat hij met hen had gesloten, schonk hij hun hun verlangde soort koning.
12. Hoe praktisch was dat koninkrijk, en ondanks welke voordelen was dit zo?
12 Bleek dat koninkrijk praktisch te zijn? Was die Israëlitische regering van menselijke koningen succesvol? Waarom hebben de Israëliërs van tegenwoordig niet evenveel grond in het Midden-Oosten als hun voorvaders in Samuëls dagen? Waarom hebben zij niet een door God aangestelde menselijke koning die over hen regeert? Wij behoeven slechts naar de heilige Hebreeuwse Geschriften te gaan om het antwoord te weten te komen, waar zelfs de Israëliërs niets tegen in kunnen brengen. Zij hebben thans geen menselijke koning omdat het experiment van hun wereldwijze voorvaders met een menselijke koning op noodlottige wijze heeft gefaald. Ondanks het feit dat God de getrouwe herder David van Bethlehem als koning over hen had gezalfd en een dynastie of lijn van regeerders uit Davids geslacht over hen had aangesteld, ondanks het feit dat die koningen van het huis van David in de stad Jeruzalem — waaraan God zijn naam Jehovah had verkozen te verbinden — regeerden, op een troon zaten welke de „troon van Jehovah” werd genoemd en als zijn zichtbare vertegenwoordigers optraden, en ondanks het feit dat de gehele joodse natie en haar koning in een speciaal verbond met Jehovah hun God stond en zijn eigen wetten en profeten had, heeft dat Israëlitische experiment toch gefaald.
13. Hoe lang liet God de Israëlieten met hun menselijke koning experimenteren, en hoe staat het nu met de „troon van Jehovah” te Jeruzalem?
13 In zijn barmhartigheid schonk God hen iets meer dan vijfhonderd jaar om met hun menselijke koning, die op de zogenaamde „troon van Jehovah” in Jeruzalem zat, te experimenteren. Ten slotte werd God, die toch zelf aan hun verzoek om een menselijke koning had toegegeven, zo kwaad op de natie en haar koninklijke regering, dat hij deze regering in het jaar 607 v. Chr. door de legers van Nebukadnezar, koning van Babylon, liet omverwerpen. Hoewel Jehovah zeventig jaar later een getrouw overblijfsel uit hun ballingschap in het verre land Babylon terugbracht, werd Zijn troon niet weer in Jeruzalem opgericht. Dit is tot op deze huidige dag nog zo, want zijn troon zal daar nimmer weer worden opgericht.
14. Tot welke veronderstellingen betreffende de komst van het koninkrijk dat Jezus predikte, geeft het joodse experiment met het koningschap aanleiding, en hoe gaan de politici der christenheid te werk?
14 Hoe staat het dan nu met Gods koninkrijk waarover Jezus Christus predikte en waarom hij zijn discipelen leerde bidden? Is er in het licht van het joodse experiment enige historische reden, om nog maar niet te spreken over de vervulling van bijbelse profetieën, om te geloven en te leren dat Gods koninkrijk door bemiddeling van de politici der christenheid, tezamen met de hulp van de paus van Vaticaanstad en de geestelijken van het protestantisme, zal komen? Neen! Kunnen wij redelijkerwijs ook maar één ogenblik denken dat de alwijze God, die al zijn werken reeds lange tijd van tevoren weet, een nieuw experiment is begonnen, evenals met de joodse natie? Neen! Gods eigen Woord antwoordt Neen! Gods Zoon, Jezus Christus, antwoordt Neen! De politici der christenheid, die van de katholieke en protestantse geestelijken onderricht en ondersteuning hebben ontvangen, hebben echter besloten dat Gods koninkrijk wel op deze wijze moet komen en regeren. Zij zijn derhalve voortgegaan te regeren op grond van de theorie dat de koningen bij de gratie Gods regeren of als de ’hogere machten die door God zijn aangesteld’ God vertegenwoordigen ten opzichte van alle zielen die aan hen onderworpen zijn. Toch zitten zij niet op de „troon van Jehovah.” — Rom. 13:1.
15. Welke voordelen hebben de regeerders der christenheid boven de joden gehad, en waardoor wordt aangetoond of Gods koninkrijk thans dichter bij is dan in de dagen van keizer Constantijn?
15 Van de tijd van keizer Constantijn de Grote tot nu hebben de regeerders der christenheid ruim zestienhonderd jaar, meer dan drie maal zo lang als de Israëlitische koningen, de tijd gehad. Hebben zij echter meer succes gehad dan het joodse koninkrijk met zijn hoofdstad te Jeruzalem, de heilige stad? Behalve dat zij meer tijd hadden dan de koningen van het huis van David, hebben zij meer gehad dan slechts de joodse religie. Zij hebben als een grotere hulp de gehele bijbel gehad met zijn christelijke leringen. Hebben zij echter met al deze voordelen succes gehad? Is Gods koninkrijk thans door bemiddeling van de door de geestelijken gesteunde politici dichter bij dan in de dagen van keizer Constantijn? Regeert Gods koninkrijk thans door bemiddeling van de koningen, presidenten en regeerders van de christenheid? Neen! Sinds 1914 zijn er midden in het hartje van de christenheid twee wereldoorlogen begonnen, en op de gehele aarde neemt de wanorde steeds toe. De goddeloze communistische reus is opgestaan en heeft op het ogenblik de macht over een derde deel der aarde, hetgeen een bevolking betreft van 944.900.000 zielen. Wanhopig tracht de christenheid de reus in bedwang te houden, en dit niet alleen om hem er van te weerhouden verdere veroveringen in de christenheid te maken, maar ook om te verhinderen dat hij de niet-christelijke neutrale naties der wereld zal verzwelgen. Omdat de christenheid beweert christelijk te zijn en door bemiddeling van Christus in een nieuw verbond met God te staan, heeft ze grotere gelegenheden en zwaardere verantwoordelijkheden. Nu ze gefaald heeft, is ze derhalve laakbaarder voor Jehovah God dan het koninkrijk Juda uit de oudheid, dat door bemiddeling van Mozes in een verbondsverhouding op grond van het oude wetsverbond stond.
SURROGAAT VOOR GODS KONINKRIJK
16. Waarvan is de huidige Verenigde Naties de opvolgster, en voor welke keus werd men na de eerste Wereldoorlog geplaatst, en hoe dat zo?
16 Iets wat zwaar tegen de christenheid getuigt, is haar aandeel in de Verenigde Naties, de internationale organisatie die in 1945 werd opgericht om wereldvrede en -veiligheid te waarborgen en welke thans dertien jaar bestaat. Toen de Verenigde Naties in januari 1946 haar werkzaamheden begon, werden alle bezittingen van de dode Volkenbond het eigendom van zijn opvolgster, de Verenigde Naties. In januari 1918, midden in de weeën van de eerste Wereldoorlog, had de toenmalige Amerikaanse president Woodrow Wilson een voorstel ingediend tot de oprichting van de Volkenbond. Precies de volgende maand begonnen Jehovah’s getuigen, vertegenwoordigd door de president van de Watch Tower Bible & Tract Society, de opzienbarende boodschap te prediken „De wereld is geëindigd — Miljoenen thans levende mensen zullen nimmer sterven.” In het begin van de volgende maand begon men in Amerika prominente getuigen van Jehovah wegens hun prediking van Gods koninkrijk als de ene en enige hoop voor de gehele mensheid te arresteren en in de loop van de volgende maanden werden hun lange gevangenisstraffen toegemeten. Het geschil werd de Amerikaanse kerken der christenheid toen duidelijk voorgehouden: Gods koninkrijk of de Volkenbond — welke zou door de belijdende christenen worden gekozen?
17, 18. Door welk voorstel te onderschrijven toonden de leidinggevende kerken der christenheid welke keus zij hadden gedaan, en door welke verklaringen in hun Bekendmaking toonden zij dat zij de zaak schipperend verdraaiden?
17 De eerste Wereldoorlog resulteerde in de overwinning van de democratische geallieerden, maar tegen die tijd zaten de belangrijkste getuigen van Jehovah in de gevangenis. De vredesconferentie te Parijs zou in januari 1919 beginnen. De leidinggevende kerken der christenheid in Amerika maakten hun keus bekend, alleen verdraaiden zij de zaak om een compromis te kunnen sluiten. Op 12 december 1918 onderschreef het verantwoordelijke comité van de Federale Raad van Kerken van Christus in Amerika op hun jaarvergadering president Wilsons plan voor een Volkenbond met een Bekendmaking welke de volgende opmerkelijke verklaringen bevatte:
18 „De oorlogscrisis van de wereld is voorbij, maar wij staan nu voor een wereldcrisis. . . . Het is nu de tijd de wereld voor waarheid, recht, gerechtigheid en menselijkheid te organiseren. Te dien einde dringen wij er als christenen op aan, op de komende Vredesconferentie een Bond van vrije Natiën op te richten. Zulk een bond is niet slechts een middel om de vrede te handhaven, doch veeleer de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde. . . . De dode helden zullen tevergeefs zijn gestorven, tenzij uit de overwinning nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin rechtvaardigheid woont, zullen voortkomen. De Kerk heeft veel te geven en veel te winnen. Ze kan een krachtige sanctie geven door de nieuwe internationale orde iets van de profetische heerlijkheid van Gods koninkrijk te schenken. . . . De Kerk kan een geest van welwillendheid geven, zonder welke geen Volkenbond kan blijven bestaan. . . . De Volkenbond is in het Evangelie geworteld. Evenals het Evangelie stelt hij zich ten doel ’vrede op aarde, welwillendheid ten opzichte van de mensen’ te bewerkstelligen. Evenals het Evangelie doet hij een universeel beroep op medewerking. . . . Wij doen een beroep op alle christenen en op allen die in God geloven en hun medemensen liefhebben, om met hun gehele ziel te werken en te bidden dat uit de as van de oude beschaving de duidelijke omtrekken van een nieuwe wereld, gebaseerd op het christelijke ideaal van gerechtigheid, samenwerking, broederschap en dienst, moge oprijzen.”
19. Wat werd er met de Bekendmaking gedaan, en wat beloofde de Federale Raad van Kerken in mei 1919?
19 Een speciale commissie, bestaande uit de president van de Federale Raad en andere vertegenwoordigende leiders van de kerken, werd aangesteld om die Bekendmaking aan de in 1919 gehouden Parijse Vredesconferentie door te geven. Men vindt in de geschiedenis vermeld dat deze speciale commissie van kerkmensen deze Bekendmaking aan officiële vertegenwoordigers van de regering in Parijs, Frankrijk, heeft overhandigd.a In mei 1919 nam de genoemde Federale Raad van Kerken een resolutie aan waarin ze beloofde de bekrachtiging van de Volkenbond door de Amerikaanse Senaat te zullen steunen en haar toewijding kenbaar maakte om de Volkenbond tot een succes te maken.b
20. Hoe werd het zogenaamde „enige licht dat er is” uitgeblazen, en wat valt er derhalve over de kerken der christenheid te zeggen wat hun verhouding tot de Volkenbond betreft?
20 Later voerde een Amerikaanse organisatiec die de Volkenbond verdedigde de slagzin in: „Waarom in een donkere wereld als de onze, het enige licht uitgeblazen dat er is?” In 1939 werd het „enige licht” echter door de nazi-leider Adolf Hitler uitgeblazen en verdween de Volkenbond in de diepe duisternis van de tweede Wereldoorlog. De krachtsinspanningen van alle kerken der christenheid om de Volkenbond tot een succes te maken, hadden gefaald en hun gebeden er voor waren niet door de hemel beantwoord. De door de kerken van de Federale Raad genoemde „politieke uitdrukking van het Koninkrijk Gods op aarde” had gefaald en de dode helden van de eerste Wereldoorlog waren tevergeefs gestorven, omdat er uit de militaire overwinning waaraan zij hadden meegewerkt, geen „nieuwe aarde waarin rechtvaardigheid woont” was voortgekomen. Wat valt er dan eerlijk over de daden en gedragingen van de kerken der christenheid ten opzichte van de Volkenbond te zeggen? Dit: Deze religieuze organisaties worden door de bijbel veroordeeld als schuldig aan godslastering en afgoderij wegens het op touw zetten van een vergeefse samenzwering door Gods koninkrijk met de Volkenbond te verbinden. Zij hebben de gehele mensheid grovelijk bedrogen door een gruwelijk surrogaat voor Gods ware koninkrijk aan te prijzen, en zij hebben de Allerhoogste God daardoor veel smaad aangedaan.
21. Hoe hebben Jehovah’s getuigen getoond of Gods koninkrijk tezamen met de Bond had gefaald, en waarom zal de Verenigde Naties ook falen?
21 Gode zij echter dank dat het Koninkrijk Gods niet met de Volkenbond heeft gefaald. Hoewel de Bond een eeuwige dood is gestorven, is Gods koninkrijk blijven regeren. Sinds 1920 hebben Jehovah’s getuigen de Volkenbond aan de kaak gesteld als de „gruwel der verwoesting” welke door Jehovah’s profeet Daniël was voorzegd en waarvan Jezus Christus in zijn, profetie over het einde van deze wereld gewag had gemaakt (Dan. 11:31; 12:11; Matth. 24:15). Jehovah’s getuigen predikten dat de Volkenbond niets met Gods koninkrijk te maken had en maakten bekend dat de Bond zou falen. Zij wijdden hun leven aan het uitvoeren van Jezus’ profetische gebod: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt om alle natiën een getuigenis te geven” (Matth. 24:14). Dat koninkrijk heeft geen „politieke uitdrukking” op aarde, ook niet in de Verenigde Naties van deze tijd. Laten de kerken der christenheid, zowel de katholieke als de protestantse, maar zoveel met de Verenigde Naties samenwerken en voor haar succes in het afweren van een derde wereldoorlog bidden, als ze willen, de Verenigde Naties zal toch niet meer succes hebben en meer zegen en samenwerking van Gods koninkrijk genieten dan haar voorganger, de godslasterlijke, gruwelijke Volkenbond.
HET EIND VAN DE TIJDEN DER HEIDENEN
22. Hoe werd de aandacht van enige welbekende geestelijken in Engeland op Lukas 21:23, 24 gevestigd, en welk manifest stelden zij in 1917 op?
22 De mensen der wereld beseffen heel weinig dat dit alles het geschiedkundige bewijs vormt van het feit dat Gods koninkrijk heerst. Dit is sedert de herfst van 1914 het geval. Tegen het hoogtepunt van de eerste Wereldoorlog maakten een aantal welbekende Britse geestelijken in een gepubliceerde verklaring bekend wat zij dachten over de betekenis van de gebeurtenissen in de wereld. Door een dramatisch voorval in het Midden-Oosten werd hun aandacht op de volgende woorden van Jezus’ profetie betreffende het einde der wereld gevestigd: „Er zal grote nood zijn over het land en toorn over dit volk, en zij zullen vallen door de scherpte des zwaards en als gevangenen weggevoerd worden onder alle heidenen [natiën, AS; volken, SV], en Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zijn” (Luk. 21:23, 24, NBG). Op 9 december 1917 veroverde de Britse generaal Allenby het Oude Jeruzalem op de Turken. Hierop kwamen genoemde geestelijken in Londen bijeen en vaardigden een manifest uit, hetwelk in de pers van die hoofdstad van het Britse rijk werd gepubliceerd. Het persverslag luidde:
„Onlangs werd door een aantal der bekendste Engelse predikanten het volgende manifest uitgevaardigd;
’Ten eerste — Dat de huidige crisis op het einde van de tijd der heidenen duidt.
Ten tweede — Dat de openbaring van de Heer, wanneer hij even duidelijk wordt gemanifesteerd als op de avond van zijn opstanding aan zijn discipelen, elk ogenblik verwacht kan worden.
Ten derde — Dat de volledige kerk zal worden veranderd om „voor altijd met de Heer” te wezen.
Ten vierde — Dat Israël in ongeloof in zijn eigen land zal worden hersteld en daarna door de verschijning van Christus ten bate van Israël zal worden bekeerd.
Ten vijfde — Dat alle menselijke plannen voor wederopbouw ondergeschikt moeten zijn aan de tweede komst van onze Heer, omdat alle natiën aan zijn heerschappij onderworpen zullen zijn.
Ten zesde — Dat er onder de regering van Christus een verdere grote uitstorting van de Heilige Geest op alle vlees zal zijn.
Ten zevende — Dat de in deze verklaring opgenomen waarheden de hoogste praktische waarde hebben ter bepaling van het christelijk karakter en de christelijke handelwijze met betrekking tot de dringende problemen van het ogenblik.’”
23. Welk commentaar leverde de Londense pers op dit manifest van deze acht Britse geestelijken?
23 Nadat de namen van de acht predikanten van vijf religieuze richtingen die het manifest hadden ondertekend, waren genoemd, ging het persverslag verder: „Dit zijn welbekende namen en de betrokken personen behoren tot de grootste predikers der wereld. Dat deze eminente mannen van verschillende gezindten zich geroepen voelen zulk een verklaring uit te geven, is op zichzelf reeds van buitengewoon grote betekenis.”d
24. Wat bleken deze acht geestelijken te zijn, en hoe gaven zij tegen 1926 blijk van hun houding ten aanzien van Gods koninkrijk?
24 De acht geestelijken die het manifest hadden ondertekend, werden in hun verwachtingen teleurgesteld, het bleken dus valse profeten te zijn. Tegen 1926 gaven zij te kennen dat zij tegenstanders waren van Jehovah’s getuigen, die intensief de gehele bewoonde aarde het goede nieuws van Gods thans regerende koninkrijk bekendmaakten.
25. Waarom werden die geestelijken teleurgesteld in hun verwachtingen ten aanzien van deze „tijden der heidenen,” en voor wie eindigde er iets met dit einde van die tijden der heidenen?
25 De predikanten werden in hun verwachtingen ten aanzien van de in dit manifest genoemde „tijden der heidenen” teleurgesteld, doordat deze tijden niet enige tijd nadat generaal Allenby in 1917 Jeruzalem had veroverd en Groot-Brittannië van de Volkenbond het mandaat over Palestina had ontvangen, eindigden. Thans is het Oude Jeruzalem in handen der Arabieren en neemt de mohammedaanse Rotskoepelmoskee de plaats in van de door Jehovah God gebouwde oude tempels. Waarom? Omdat die „tijden der heidenen,” waarvan Jezus profeteerde, al enkele jaren waren geëindigd voordat Jeruzalem op de Turken werd veroverd, namelijk, in 1914. In dat jaar brak in de natiën der christenheid de eerste Wereldoorlog uit, hoewel deze natiën onder het Permanente Hof van Arbitrage, bekend als het Haagse Hof, tezamen waren gebonden. Het woord „heidenen” betekent letterlijk „natiën.” Jezus gebruikte deze woorden om de niet-joodse natiën aan te duiden, want hij zei dat de joodse stad Jeruzalem door de heidenen of niet-joden vertrapt zou worden. Dientengevolge hield het einde van die „tijden der heidenen” in dat er iets voor de niet-joodse natiën der wereld, die der christenheid inbegrepen, eindigde. Wat dan wel?
26. Wat gebeurde er aan het begin van die tijden der heidenen, en wat betekende deze gebeurtenis in werkelijkheid?
26 Wanneer wij weten wat er voor de niet-joodse natiën begon toen deze „tijden der heidenen” aanvingen, kunnen wij deze vraag beantwoorden. Zo begon onder meer de vertreding van Jeruzalem door de heidenen. Dit betekende niet slechts dat de joodse hoofdstad werd vernietigd. Het betekende meer, namelijk, dat het koninkrijk van Jehovah God werd vertreden. Jehovah God had het verkozen zijn naam aan het Jeruzalem uit de oudheid te verbinden. Op de berg Moria in die stad had de wijze koning Salomo een tempel voor hem gebouwd. Jehovah’s zichtbare vertegenwoordiger, de door zijn hogepriester gezalfde koning, regeerde in Jeruzalem en de koningstroon werd „de troon van Jehovah” genoemd (1 Kron. 29:23, AS). De regering van de natie Israël, met haar zetel in Jeruzalem, was een theocratie. Het was een aards miniatuur van Gods koninkrijk. Jezus Christus zei dat Jeruzalem de „stad van de Grote Koning” was. Het vertreden van Jeruzalem betekende daarom het vertreden van Gods koninkrijk. — Matth. 5:35.
27. Wat zei de profeet Ezechiël vlak voordat Jeruzalem werd vernietigd tot zijn koning?
27 Het vertreden begon op Gods bestemde tijd. Zedekia was de laatste koning uit Davids huis die in Jeruzalem op de aardse „troon van Jehovah” zat. Ongeveer vier jaar voor Jeruzalem voor de eerste maal werd vernietigd, werd de profeet Ezechiël er toe geïnspireerd tot koning Zedekia te zeggen: „En gij onheilige, goddeloze, vorst van Israël, wiens dag komt ten tijde van de eindafrekening, zo zegt de Here HERE [Jehovah]: Neem weg dien tulband! zet af die kroon! Zo zal het niet blijven. Verhoog wat laag is; verlaag wat hoog is. Een puinhoop, een puinhoop, een puinhoop zal Ik ze maken. Maar ook zo zal het niet blijven. Totdat hij komt, die er recht op heeft en aan wien Ik het geven zal.” — Ezech. 21:25-27, NBG.
28. Wat deden de heidense Babyloniërs in juni en juli van 607 v. Chr. ten aanzien van Jeruzalem?
28 In juni 607 v. Chr. werd koning Zedekia bij zijn vlucht uit de onder de voet gelopen stad Jeruzalem gevangen genomen. Koning Nebukadnezar van Babylon liet hem blind maken en voerde hem gevankelijk naar Babylon om hem daar in de gevangenis te laten sterven. In de daarop volgende maand, juli, plunderden de heidense Babyloniërs Jeruzalem en haar tempel van Jehovah en vernietigden toen de hoofdstad en tempel van dat voorbeeldige koninkrijk Gods uit de oudheid.
29. Wanneer begonnen dus de „tijden der heidenen,” en wat voor toestand kenmerkte dit?
29 Twee maanden later vluchtten de laatsten van de weinige in het geteisterde land Juda overgebleven joden uit vrees naar Egypte en in het verlaten Juda bleef mens noch dier. Derhalve begonnen omstreeks 1 oktober 607 v. Chr. de „tijden der heidenen.” Ze namen een aanvang toen de heidenen of niet-joodse natiën door middel van Babylon de wereldheerschappij voerden en geen rekening meer behoefden te houden met Gods koninkrijk, omdat Jehovah God dit zelf had omvergeworpen, aangezien de joden er geen waardering voor hadden.
30. Hoe lang zou het koninkrijk van het huis Davids omvergeworpen blijven, en waarom gaf God Jezus negentien eeuwen geleden op aarde niet de Koninkrijksmacht?
30 Bij monde van de profeet Ezechiël zei Jehovah dat het koninkrijk er niet meer zou zijn totdat hij zou komen die er recht op had; Jehovah zou het hem dan geven. Negentienhonderd jaar geleden werd de hemelse Zoon Gods de mens Jezus Christus op aarde, voortspruitend uit de koninklijke geslachtslijn van koning David. Jehovah God zalfde Jezus met heilige geest tot de Christus, waardoor hij een verbond voor het koninkrijk, een eeuwig koninkrijk, met hem sloot. Jezus predikte altijd over dit koninkrijk, doch God gaf het hem toen niet. Het lag niet in Gods wil besloten dat Jezus een menselijke koning op aarde, te Jeruzalem in het Midden-Oosten, zou zijn. Volgens de profetieën was het Gods wil dat Jezus zou sterven, uit de dood zou worden opgewekt, naar de hemel zou terugkeren en aan Gods rechterhand zou gaan zitten, om daar koning te worden. — Hebr. 1:3, 8, 13.
31. Wat werd er geroepen toen Jezus zegevierend Jeruzalem binnenreed, wat gebeurde er echter op de pascha-dag?
31 Vier dagen voor het joodse pascha in 33 n. Chr. reed Jezus zegevierend Jeruzalem binnen. Grote menigten joden riepen: „Gezegend is het komende koninkrijk van onze vader David!” „Gezegend wie komt als de Koning in Jehovah’s naam!” „Gezegend wie komt in Jehovah’s naam, ja, de koning van Israël!” Op de paschadag was het echter een ander soort schare, geleid door joodse priesters, welke Jezus’ dood eiste. De Romeinse soldaten nagelden hem aan een paal om te sterven, met de misdadige beschuldiging boven zijn hoofd: „Jezus de Nazarener, de Koning der joden.” — Mark. 11:10; Luk. 19:38; Joh. 12:13; 19:12-22.
32. Wat gebeurde er op de derde dag van Jezus’ dood, tot wie steeg hij later op, en waarom werd hem toen de Koninkrijksmacht niet gegeven?
32 Op de derde dag van Jezus’ dood wekte Jehovah God hem uit de doden op. Hierna manifesteerde de verrezen Jezus zich vanuit het onzichtbare geestenrijk zich aan zijn getrouwe discipelen. Tien dagen voor het komende pinksterfeest verdween Jezus uit het gezicht, keerde naar de hemel terug en verscheen met de levenreddende waarde van zijn menselijke slachtoffer voor God. Door zijn getrouwheid aan Gods koninkrijk, zelfs tot in een onverdiende dood, bewees Jezus zijn recht op de koninklijke troon in Gods koninkrijk. Toch gaf God hem toen die koninkrijksmacht nog niet. Gods tijd was nog niet aangebroken. Nog geen twee maanden hiervoor had Jezus zijn profetie betreffende het einde dezer wereld gegeven. Hij zei dat de „tijden der heidenen,” die reeds waren begonnen, door zouden gaan en dat Gods koninkrijk — dat door het aardse Jeruzalem werd gesymboliseerd — door de heidenen vertreden zou blijven, totdat de tijden voor het onder de voet lopen van Gods koninkrijk zouden eindigen. Wat zou er dan met deze heidense vijanden van Gods koninkrijk gebeuren?
33. Wat moest Jezus toen aan Gods rechterhand doen, en tot wanneer?
33 Een geïnspireerde bijbelschrijver vertelt ons wanneer hij over Jezus Christus spreekt: „Deze man heeft voor altijd één slachtoffer voor de zonden gebracht en is aan de rechterhand van God gaan zitten, terwijl hij van die tijd af wachtte totdat zijn vijanden tot een voetbank voor zijn voeten gemaakt zouden worden” (Hebr. 10:12, 13). Jezus moest dus wachten totdat de tijden der heidenen eindigden.
„DE VASTGESTELDE TIJD VAN HET EINDE” (Daniël 8:19, AS)
34. Waarom konden de ondertekenaars van het Londense manifest zich niet verontschuldigen met de bewering dat zij niet wisten wanneer de tijden der heidenen zouden eindigen, en hoe kunnen we berekenen wanneer deze tijden zouden eindigen?
34 De acht geestelijken die het Londense manifest ondertekenden konden niet als verontschuldiging aanvoeren dat zij niet wisten wanneer de „tijden der heidenen” eindigden. Sedert 1877 hadden in het bijzonder Jehovah’s getuigen door middel van boeken, brochures, tijdschriften, bijbeltraktaten en het gesproken woord aangekondigd dat God had bepaald dat de tijden der heidenen in de vroege herfst van 1914 n. Chr. zouden eindigen. Door middel van een droom aan de Babylonische koning Nebukadnezar, die Jeruzalem de eerste maal vernietigde, openbaarde Jehovah God dat hij het de heidenen zeven tijden zou toestaan Gods koninkrijk te vertreden. Elk dezer tijden bestond uit 360 zonnejaren. De zeven tijden zouden dus zeven maal 360 zonnejaren, of 2520 zonnejaren bedragen (Dan. 4:16, 23, 25, 32). Aangezien deze zeven tijden met de verwoesting van Jeruzalem en Juda in de vroege herfst van 607 v. Chr. begonnen, eindigden ze in de vroege herfst, of omstreeks 1 oktober, van het jaar 1914 van onze twintigste eeuw.e
35. Wat had het einde van de „tijden der heidenen” in 1914 in werkelijkheid te betekenen, en wat maken Jehovah’s getuigen sindsdien bekend?
35 De gehele wereld, de christenheid inbegrepen, is heidens. Wat behelsde het einde van de „tijden der heidenen” in 1914 n. Chr. dan? Het betekende het einde van het vertreden; niet dat zij het overblijfsel van dat Jeruzalem uit het Midden-Oosten, maar dat zij het koninkrijk Gods niet meer zouden vertreden. Het begin van de tijden der heidenen in 607 v. Chr. betekende: Neer met het voorbeeldige koninkrijk Gods onder de joden en op met de heidenen om met goddelijke toestemming de wereld te beheersen! Het einde van de tijden der heidenen in 1914 betekende juist het tegenovergestelde. Het betekende: Neer met de heidense vertreders en op met het koninkrijk Gods! Het betekende de geboorte van Gods koninkrijk, niet in het oude Jeruzalem op aarde, maar boven in de hemel, waar Jezus aan Gods rechterhand zat te wachten totdat de tijden der heidenen zouden zijn afgelopen. Toen verleende Jehovah God Jezus Christus de werkzame macht over het Koninkrijk, omdat hij er het recht op had. Daarom maken Jehovah’s getuigen sinds 1914 n. Chr. aan de gehele wereld bekend dat „Gods koninkrijk heerst!” — Openb. 11:15.
FEITENMATERIAAL
36. Wat vertelde Jezus niet, toen hij over het einde der wereld profeteerde, en wat vragen wij u daarom te aanvaarden ten einde te weten wanneer Gods koninkrijk begon te regeren?
36 Wij vragen u niet om louter en alleen maar de datum 1914 als een bewijs te aanvaarden dat Gods koninkrijk heerst. Er is veel meer bij deze aangelegenheid betrokken dan alleen maar de datum. Wij vragen u te aanvaarden wat er na die datum is gebeurd, waardoor deze wordt bevestigd. Toen Jezus over het einde der wereld profeteerde, noemde hij geen datum. Hij gaf iets wat overtuigender was dan een datum waardoor we zouden weten dat Gods koninkrijk was begonnen te heersen. Jezus voorzei de wereldgebeurtenissen en toestanden; drie bijbelschrijvers geven hiervan elk afzonderlijk een verslag. Wij citeren uit de Statenvertaling van de bijbel, welke in het jaar 1618 of ongeveer 340 jaar geleden werd uitgegeven.
37. Welke vraag stelden Jezus’ apostelen hem, en wat zou volgens Jezus’ zeggen het begin van het einde der wereld kenmerken?
37 Jezus had juist voorzegd dat Jeruzalem en haar tempel door de Romeinen vernietigd zouden worden hetgeen in het jaar 70 zou plaatsvinden, toen er enige discipelen in afzondering tot hem kwamen en vroegen: „Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van uw toekomst [komst, NBG] en van de voleinding der wereld?” Jezus zei dat er tot op de tijd van ’s werelds einde evenals in het verleden valse Christussen, oorlogen en geruchten van oorlogen zouden zijn; deze zouden echter niet een teken van het einde zijn, want „nog is het einde niet.” Vervolgens zei hij, om aan te duiden wat het begin van de tijd van het einde der wereld zou kenmerken: „Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk: en er zullen zijn hongersnoden, en pestilentiën, en aardbevingen in verscheidene plaatsen. Doch al deze dingen zijn maar een beginsel der smarten.” — Matth. 24:1-8, SV.
38. Wat vermeldde Lukas nog meer betreffende de wereldtoestanden?
38 Al deze dingen tezamen genomen zouden de begin-weeën kenmerken, de eerste smarten der ellende van de tijd van het einde der wereld. Alhoewel in het verslag van de discipel Lukas dezelfde dingen voorkomen, voegt deze er daarenboven nog aan toe: „Totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn. En er zullen tekenen zijn in de zon, en maan, en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven. En den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden.” — Luk. 21:24-26, SV.
39. Wanneer en met wat begon deze serie wereldschokkende gebeurtenissen, en waarom wordt de gehele mensheid thans geschud?
39 Thans is er in deze atoom-, projectiel- en interplanetaire-ruimte-eeuw met haar communistische dreiging en spoetniks als nooit tevoren in de geschiedenis ellende en verslagenheid onder de natiën. Het is overbodig dit te willen bewijzen, want iedereen zal dit moeten toegeven. Wanneer is deze periode van weeën onder de natiën echter begonnen? In dit geslacht! Zij die een studie van de wereldgeschiedenis maken, zijn het er over eens dat het met de eerste Wereldoorlog is begonnen. De wereld kan nooit vergeten dat deze oorlog waarin alle natiën en koninkrijken over de gehele, wereld in algehele mobilisatie werden gebracht, in 1914 is begonnen. De andere dingen die Jezus als het begin van de weeën noemde — hongersnoden, pestilentiën en aardbevingen — volgden. Zo vond er bijvoorbeeld op 4 december van het vorige jaar (1957) in Buiten-Mongolië „een der grootste aardbevingen in de geschiedenis” plaats. Deze trof de Gobi-Atlasbergen en „verplaatste bergen, verlegde rivieren, schiep nieuwe bergen en dalen en schiep nieuwe waterlopen” (Standard Times, New Bedford, Massachusetts, van 23 januari 1958). Thans wordt echter de gehele mensheid geschokt wegens de wereldgebeurtenissen, ontwikkelingen en mogelijkheden.
40. Waarom was het niet toevallig dat deze serie wereldgebeurtenissen in 1914 begon, en wat bewijzen die gebeurtenissen van toen af?
40 Het was niet toevallig dat deze lange serie van wereldellende-veroorzakende gebeurtenissen in 1914 begonnen te geschieden. Toen waren de „tijden der heidenen” afgelopen. Dat de ellende in dat jaar begon, stempelt 1914 tot het jaar waarin de „tijden der heidenen” eindigden. Ook al wordt dit door alle geestelijken der christenheid genegeerd, het valt niet te loochenen. De wereldgebeurtenissen die sedert 1914 plaatsvinden, bewijzen niet alleen dat Jezus Christus een betrouwbare profeet was, maar ook dat hij in 1914 in de Koninkrijksmacht kwam waarop hij recht had en dat zijn tegenwoordigheid in het hemelse koninkrijk toen begon. Gods koninkrijk door zijn gezalfde Koning, de Messias, werd toen geboren. De heidense natiën, de christenheid inbegrepen, hadden niet langer de macht om over de aarde te regeren. Gods koninkrijk heerst, regeert!
41. Wat noemde Jezus in zijn profetie als nog een ander zichtbaar bewijs van de oprichting van Gods koninkrijk, en hoe gaat dit gedeelte thans in vervulling?
41 Nadat Jezus het begin van de wereldellende en de vervolging en haat tegen zijn getrouwe volgelingen had voorspeld, voegde hij er als een ander zichtbaar bewijs dat Gods koninkrijk in 1914 in de hemelen was opgericht nog een teken aan toe: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt om alle mensen een getuigenis te geven, en dan zal het volbrachte einde komen” (Matth. 24:14). Is dit goede nieuws van het opgerichte koninkrijk sinds 1914 als een getuigenis aan alle natiën gepredikt? Zien wij voor een antwoord hierop op naar de predikanten die het Londense manifest ondertekenden en al de andere geestelijken der christenheid, dan luidt het antwoord Neen! Kijken wij echter naar Jehovah’s getuigen, die thans in 164 landen en eilanden op de wereld prediken, dan klinkt er een donderend Ja! Sedert het einde van de eerste Wereldoorlog hebben het fascisme, Hitlerisme of nazisme, communisme, de tweede Wereldoorlog en de katholieke en protestantse geestelijken der christenheid zonder resultaat geprobeerd hun het zwijgen op te leggen. Profetisch had Christus Jezus voorspeld dat het goede nieuws van het Koninkrijk na het einde van de „tijden der heidenen” gepredikt zou worden. Ondanks alles is dit goede nieuws gepredikt en het wordt nòg gepredikt, ook al zijn de geestelijken der christenheid ten aanzien van dit goede nieuws geestelijk blind, doof en stom gebleven.
DE BETEKENIS VAN HET EINDE
42. Waarom is, met het oog op de oprichting van het Koninkrijk, het einde der wereld nabij, en hoe bevestigt Daniëls profetie dit?
42 Wij komen nu aan het antwoord op de vraag, Is het einde der wereld nabij? Volgens de bijbelprofetieën en de wereldtoestanden, Ja. Deze wereld, de christenheid inbegrepen, en Gods koninkrijk zijn geen vrienden van elkaar. Zij kunnen zich niet met elkaar verenigen. Even voordat Jezus Christus ter terechtstelling werd overgegeven, zei hij tot de Romeinse stadhouder: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.” Tot zijn discipelen zei hij: „Omdat gij nu geen deel der wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitverkoren, haat ze u” (Joh. 18:36; 15:19). Gods koninkrijk staat voor zijn beloofde rechtvaardige orde. De apostel verklaarde tot zijn medechristenen: „Wij verwachten, naar Zijn belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, in dewelke gerechtigheid woont” (2 Petr. 3:1, 13, SV). Gods koninkrijk zal deze nieuwe orde invoeren. Dat houdt de absolute vernietiging van deze oude wereld in. Toen de profeet Daniël uitkeek naar deze dag waarop de tijden van de heidense overheersing zonder inmenging van Gods koninkrijk zouden aflopen, zei hij: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarin de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid” (Dan. 2:44, NBG). Deze vernietiging door Gods koninkrijk betekent Armageddon voor deze oude wereld.
43. Waar rukken alle natiën naar op, en hoe lang nu reeds?
43 Sedert het einde van de eerste Wereldoorlog in 1918 rukken de heidense natiën, geleid door de god van deze wereld, Satan de Duivel, op naar Armageddon, voor hun laatste, beslissende strijd tegen Gods koninkrijk. Dat wil zeggen dat zij nu in 1958 al veertig jaren optrekken; en noch de Volkenbond noch de Verenigde Naties hebben hun een halt toegeroepen of hen aangespoord zich ten aanzien van Gods koninkrijk te ontwapenen. Hoe lang zullen zij nog optrekken voordat „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” begint?
44. Wat profeteerde Jezus betreffende dit geslacht als aanwijzing dat het einde der wereld nabij is?
44 Dit mensengeslacht nadert met rasse schreden zijn normale einde. Jezus voorzei dat dit geslacht, dat temidden van de eerste Wereldoorlog en het begin der wereldweeën het einde van de tijden der heidenen zou zien, ook het einde van deze weeën in de vernietiging van de wereld in Armageddon zou zien: „Dit geslacht [zal] geenszins voorbijgaan totdat dit alles geschiedt. Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan” (Matth. 24:34, 35; Openb. 16:14, 16). Dag of uur weten we niet, maar het einde der wereld is nabij.
45. Hoe weten wij of wij al dan niet bedroefd moeten zijn over het einde dezer wereld, en van welke leugens dienen wij onze geest daarom te bevrijden?
45 Wij hoeven niet bedroefd te zijn dat het einde der wereld is aangebroken. Moeten wij het erg vinden dat een nieuwe wereld, Gods rechtvaardige nieuwe wereld bestaande uit nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, na het einde van deze oude wereld in Armageddon begint? Jezus gaf zijn volgelingen de raad om zich te verheugen wanneer zij de bewijzen zouden zien dat het einde van de oude wereld van Satan de Duivel en de nieuwe wereld van Gods koninkrijk nabij was. Laten wij de religieuze leugens van de geestelijken der christenheid en de theoretische leugens der hedendaagse geleerden dat het einde der wereld het einde van de aarde waarop we leven en het einde van de zon, maan en sterren die ons vanuit de hemel licht geven, betekent, uit onze geest bannen. — Pred. 1:4.
46. Waarom komt Gods koninkrijk, wat deze aarde betreft, in antwoord op Jezus’ gebed, en wat moet en zal daarom eindigen?
46 Jezus Christus leerde zijn discipelen tot hun Vader in de hemel bidden: „Uw koninkrijk kome, Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:10). Gods koninkrijk komt, niet om de aarde maar om Satans oude wereld te vernietigen. Gods koninkrijk komt, niet om deze aarde te verbranden, maar om Gods wil hier op aarde evenals in de hemel te doen geschieden. Daarom is de aarde waard om als Gods schepping gespaard te worden; en God zal haar eeuwig als het huis voor de losgekochte, bevrijde, tot volmaaktheid verheven mensen van goede wil bewaren. Het lied van de engelen bij Jezus’ geboorte, „Glorie in den hoge aan God, en op aarde vrede onder mensen van goede wil,” zal voor eeuwig waar blijken te zijn (Luk. 2:14). Satans wereld en zijn natiën staan Gods wil hier op aarde en in enig ander deel van het universum tegen. Satans wereld is zijn organisatie bestaande uit zowel goddeloze demonen in de onzichtbare hemelen als goddeloze mensen en natiën op de zichtbare aarde. Vandaar dat Satans wereld, met zijn goddeloze samenstel van dingen, moet en zal eindigen in een grootse vernietiging. — Ef. 2:2, 3.
47. Wat zal het einde der wereld overleven, en welk voorval in Noachs dagen gebruikte Jezus om dit te illustreren?
47 De aarde zal het einde der wereld overleven. Mensen van goede wil op aarde zullen eveneens, door de speciale bescherming van Gods thans heersende koninkrijk het einde dezer wereld overleven. Jezus profeteerde dat het in het einde dezer wereld net zo zou zijn als in het einde van de goddeloze wereld in de dagen van Noach. De grote vloed vanuit de hemel vaagde die oude wereld weg, maar Noach en zijn gezin en een keur van vogels en andere dieren overleefden hem in de ark en gaven het menselijke leven op de gereinigde aarde een nieuw begin. Hoewel er tijdens Armageddon wellicht meer vuur zal zijn dan dat ten gevolge van de bliksemflitsen in de vloed van Noachs dagen, kunnen mensen van goede wil er toch verzekerd van zijn het einde van deze goddeloze wereld te overleven en een aanvang te maken met het leven op aarde in Gods nieuwe wereld. — Matth. 24:37-39.
48. Waarom zullen de mensen van goede wil zich daarom ten aanzien van hun toekomstige regering verheugen?
48 Verheugt u, mensen van goede wil! Want dit betekent leven onder de beste regering van het universum, Gods koninkrijk. In zijn nieuwe wereld zult u, waar u ook op de aarde woont, onder de ene theocratische regering van Gods koninkrijk door Jezus Christus staan.
49, 50. (a) Wat zal deze regering doen wat de menselijke politieke regeringen niet hebben gedaan? (b) Wie zullen er voordeel trekken van het teniet doen van de Adamitische dood, en hoe?
49 Deze regering zal voor de mensheid doen wat geen menselijke politieke regering in de „tijden der heidenen” heeft gedaan. Het zal de mensheid bevrijden van de inmenging van Satans onzichtbare demonenorganisatie. Eveneens zal het de aarde bevrijden van het goddeloze communisme, de geestelijken die zich in de politiek begeven en al het andere dat tegengesteld is aan Gods wil. De aarde zal er door verlost worden van ’s mensen „laatste vijand,” de dood, welke wij allen, wegens de oorspronkelijke zonde van onze eerste vader, Adam, door wie de dood de wereld is binnengekomen, hebben geërfd. — Rom. 5:12; 1 Kor. 15:25, 26.
50 Het teniet doen van de Adamitische dood zal niet alleen voordelen afwerpen voor de overlevenden van, Armageddon, maar ook voor alle mensen die in de herinneringsgraven in de dood slapen. Wat de aardse overlevenden van ’s werelds einde betreft, zij zullen omdat ze een loyale gehoorzaamheid jegens Gods koninkrijk van Christus en zijn verheerlijkte, getrouwe discipelen aan de dag hebben gelegd, worden bevrijd van de van Adam overgeërfde veroordeling tot de dood. Zij zullen worden genezen van alle onvolmaaktheden van lichaam, geest en hart, waarbij ze uiteindelijk de menselijke volmaaktheid naar Gods beeld en gelijkenis zullen verwerven. Wat hen betreft die in de herinneringsgraven slapen of hun leven in zee verloren, zal Jezus Christus weer de macht aanwenden die hij hier op aarde had om de doden tot leven op te wekken. Hij zal zijn eigen belofte vervullen door de menselijke doden tot leven op aarde met al zijn gezegende gelegenheden onder het koninkrijk Gods terug te roepen. „Er [zal] een opstanding zijn van de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen,” zegt Gods Woord. — Hand. 24:15; Joh. 5:28, 29; Openb. 20:13.
51. Waarnaar zullen zij geoordeeld worden, en hoe zullen zij die de laatste proef doorstaan, worden beloond?
51 Allen die in de nieuwe wereld op de aarde leven, zullen geoordeeld worden naar de wijze waarop zij zich ten aanzien van God, Jehovah, en zijn Koning, Jezus Christus, hebben gedragen. Zijn koninkrijk zal van de gehele aarde een verrukkelijk paradijs maken. Iedereen die de laatste oordeelsproef met een onwankelbare toewijding en gehoorzaamheid aan God en zijn koninkrijk doorstaat, zal met het recht op eeuwig leven in menselijke volmaaktheid in dit aardse Paradijs worden beloond. Altijd zullen ze daar de goddelijke wil doen.
52, 53. (a) Voor wat zullen de mensen zich thans tot God keren? (b) Wat brengen we nu lof, en wat is ons gebed ten aanzien hiervan?
52 Laten daarom alle mensen van goede wil zich thans voor een regering voor de aarde tot God wenden!
53 Looft allen Gods koninkrijk dat thans heerst! Moge het zo spoedig mogelijk op zijn vastgestelde tijd ’s werelds einde brengen. Moge zijn koninkrijk de eeuwigdurende nieuwe wereld inleiden, tot ’s mensen eeuwige redding en tot Gods onvergankelijke glorie door Christus Jezus!
[Voetnoten]
a Zie Federal Council Bulletin van januari 1919, de bladzijden 12-14; ook het jaarrapport van de Raad voor het kalenderjaar 1919, bladzijde 11.
b Zie Federal Council Bulletin van juni 1919, bladzijde 94.
c De Volkenbondvereniging, Inc., welks vroegere nationale hoofdbureau in 6 East 39th St., New York, N.Y., was gevestigd, en welks president R.B. Fosdick was.
d Zie het boekje Millioenen nu levende menschen zullen nimmer sterven (Auteursrecht 1920) de bladzijden 34 en 35. Zie ook The Golden Age van 28 juli 1926, bladzijde 693c.
e Lectuur van Jehovah’s getuigen welke hierover uitvoeriger handelt, is overal ruimschoots ter beschikking voor iedereen die meer wenst te weten over de wijze waarop het einde van de tijden der heidenen bepaald kan worden.