Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • De uitdaging van de oogst in Zuid-Amerika
    De Wachttoren 1969 | 1 maart
    • zendelingen hebben ontvangen, en op deze wijze kunnen wij onze fundamentele kennis van de Zuidamerikaanse akker uitbreiden. Met de volgende vergadering hier in de Koninkrijkszaal zal het interessant zijn na te gaan welke vorderingen wij hebben gemaakt en wat wij eraan kunnen doen om de uitdaging van een overvloedige oogst in de Zuidamerikaanse landen het hoofd te bieden. Tot dan.”

  • Vragen van lezers
    De Wachttoren 1969 | 1 maart
    • Vragen van lezers

      ● Hoe kon Asaël als hoofd van een van Davids legerafdelingen worden vermeld (1 Kron. 27:7), wanneer Asaël volgens 2 Samuël 2:23 al gedood werd voordat David over heel Israël koning werd? — R.F., V.S.

      In 1 Kronieken 27:7 wordt Asaël vermeld als een van de hoofden over legerafdelingen, ofte wel divisiecommandanten, in verband met de maandelijkse troepenindeling: „De vierde, voor de vierde maand, was Asaël, de broeder van Joab, en na hem zijn zoon Zebadja; tot zijn legerafdeling behoorden vier en twintig duizend man.” De tekst van 2 Samuël 2:23 toont aan dat Asaël, na de krachtmeting en strijd bij de vijver van Gibeon en de daaropvolgende verwarrende vlucht van de Israëlitische strijdkrachten onder Abner, de vluchtende Abner hardnekkig achtervolgde en ten slotte door deze werd gedood toen hij weigerde van de achtervolging af te zien (2 Sam. 2:12-28). Aangezien Asaël stierf voordat David koning werd over heel Israël, geloven sommige commentators dat zijn vermelding hier het bewijs vormt dat deze regeling van troepenindeling tot op zekere hoogte werd getroffen voordat alle stammen naar David in Hebron kwamen om hem als koning te erkennen. Hieromtrent zegt The Interpreter’s Dictionary of the Bible (Deel 1, blz. 244): „Het is mogelijk dat hier sprake is van het prototype van de Davidische militie zoals ze vroeger volgens de Judese bestuursregeling van de koning was georganiseerd, en dat zijn originele lijst is bijgewerkt doordat men Zebadja, Asaëls zoon, die hem in zijn commando opvolgde, erin opnam.” — Vergelijk ook 1 Kronieken hoofdstuk 12.

      Een andere suggestie spruit voort uit het feit dat in 1 Kronieken 27:7 wordt gezegd dat de vierde divisiecommandant niet alleen Asaël was, maar „na hem zijn zoon Zebadja”. Deze positie van commandant gedurende een maand was een voorrecht dat slechts aan een veteraan van naam werd geschonken, en in sommige gevallen kon een dergelijke eer postuum worden verleend. Vandaar dat de naam „Asaël” hier wellicht betrekking heeft op zijn huis, dat vertegenwoordigd werd door zijn zoon Zebadja, naar wie als Asaëls opvolger wordt verwezen.

      ● Wat moet een christen volgens de Schrift doen als er van hem wordt verwacht voor een rechter of regeerder op te staan of te buigen, of de een of andere verheven aanspreekvorm voor zo iemand te gebruiken? — H.A., Afrika.

      Christenen worden er door God toe aangemoedigd respect voor burgerlijke bestuurders of gezagdragers te tonen. Met betrekking tot zulke superieure autoriteiten schreef de apostel Paulus onder inspiratie: „Geeft aan allen wat hun toekomt, . . . aan hem die vraagt om vrees, die vrees; aan hem die vraagt om eer, die eer” (Rom. 13:1, 7). Paulus schreef ook dat er voorbeden konden worden gedaan „betreffende koningen en allen die een hoge positie bekleden” (1 Tim. 2:1, 2). De gebruikelijke wijze waarop men verwacht dat deze eer en dit respect worden gegeven, is plaatselijk verschillend. Het kan omvatten dat men voor de bestuurder buigt, zich voor hem ter aarde werpt, dat men opstaat als hij de kamer binnenkomt of de een of andere speciale aanspreekvorm gebruikt. In zulke gevallen eist de plaatselijke gewoonte van een christen dat hij eerbied toont voor de officiële positie van de man, voor zijn ambt.

      Er is een bijbels precedent voor het tonen van een mate van respect door een speciale houding aan te nemen. Jakob boog zeven maal ter aarde toen hij Esau ontmoette (Gen. 33:3). De patriarch Abraham wierp zich neder voor de heidense inwoners van het land Kanaän, de zonen van Heth (Gen. 23:7, 12). Toen Jezus op aarde was, stond hij, als de door Jehovah benoemde maar nog niet in functie zijnde Koning, mensen toe hem hulde te brengen (Matth. 8:2; 9:18). Daar bij deze handelingen geen daadwerkelijke aanbidding van een mens was betrokken, waren ze toegestaan als een bewijs van eerbied. — Ex. 34:14; Matth. 4:10.

      Er zijn ook bijbelse voorbeelden die aantonen hoe machthebbers mondeling eer werd bewezen. Paulus sprak de Romeinse bestuurder Festus aan met „Uwe Excellentie Festus” (Hand. 26:25). Zowel Gods dienstknechten als heidenen gebruikten uitdrukkingen als ’de koning leve tot onbepaalde tijd’, de wens te kennen gevend dat de regeerder een lang leven mocht hebben. — 1 Kon. 1:31; Dan. 3:9, NW.

      Deze kwestie van het betonen van eer aan menselijke autoriteiten heeft echter grenzen. Christenen moeten bedenken dat alleen Jehovah iemands aanbidding verdient (Ex. 20:3-5; Ps. 100:3). Een wet waarop Jehovah lang de nadruk heeft gelegd, is dat aanbidding niet aan geschapen dingen, met inbegrip van mensen, gegeven

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen