-
Regeringsmacht — Voor welke prijs?De Wachttoren 1967 | 15 mei
-
-
23. (a) Waarvan is de duisternis een voorbode? (b) Kan iemand die het „wilde beest” heeft ondersteund, thans aan de plaag ontkomen, en zo ja, hoe dan?
23 De duisternis waarin deze wereldregeringen rondtasten, en het feit dat degenen die hen ondersteunen vol zweren zitten, zijn voorboden van hun vernietiging. God ziet dit alles vanuit zijn troon in de hemel. Hij laat de plagen uitgieten tegen hen die hem haten. Dit betekent echter niet dat God geen liefde heeft voor de afzonderlijke persoon die misschien geen kennis van de feiten heeft gehad en wellicht onwetend en op instigatie van de Draak, Satan de Duivel, het „wilde beest” in zijn strijd tegen God heeft ondersteund. De aankondiging van de vijfde plaag stelt de mensen in de gelegenheid een juiste zienswijze omtrent de ware stand van zaken te krijgen, de bijbel te onderzoeken en de tegenstelling te zien tussen het „wilde beest” en het koninkrijk van Christus, dat verschuldigde aanbidding aan de Schepper geeft. Hij heeft een liefdevolle, onzelfzuchtige belangstelling voor zijn schepping. Het licht der Koninkrijkswaarheid schenkt ons hoop, een hoop die sommige personen voor onmogelijk hielden — namelijk eeuwig leven onder rechtvaardige toestanden voor allen. Wanhoop niet en vertrouw evenmin op onvolmaakte mensen die teleurstelling bezorgen, doch vertrouw op de veilige en zekere Oorsprong van alle regering en de Bron des levens. — Ps. 146:3-5.
-
-
Anderen helpen God waarachtig te bevindenDe Wachttoren 1967 | 15 mei
-
-
Anderen helpen God waarachtig te bevinden
IEDERE opgedragen christelijke getuige van Jehovah heeft God waarachtig bevonden. In zijn geest is hij het er zonder twijfel mee eens dat „God onmogelijk kan liegen”. God heeft immers meer dan zeventig gevallen laten optekenen waarin hij zijn woord met een eed heeft bekrachtigd, zodat zijn dienstknechten het volste vertrouwen in zijn woord kunnen hebben (Hebr. 6:18). Te zamen met de apostel Paulus zeggen deze Getuigen ieder afzonderlijk: „God worde waarachtig bevonden, ook al wordt ieder mens een leugenaar bevonden.” — Rom. 3:4.a
Wanneer zich een geschil voordoet tussen God en het woord van mensen, laten zij God waarachtig bevonden worden, want zij hebben de bijbelse beginselen, de bijbelse geschiedenis en de bijbelse profetieën betrouwbaar bevonden. Meer nog, juist door hun daden laten zij Gods Woord waarachtig zijn, evenals Jezus dit deed door gehoorzaam de bijbelse profetieën te vervullen. — Joh. 9:4.
Wanneer zij voor zichzelf God waarachtig hebben bevonden, dan rust op hen de verplichting liefde voor God en de naaste te betonen door anderen te helpen God eveneens waarachtig te bevinden. Zij zoeken dus naar mensen die in God willen geloven, door van huis tot huis te prediken, door in drukke straten aan voorbijgangers bijbelse lectuur aan te bieden en door naar gelegenheden uit te zien om het woord terloops te prediken. Alleen door aan zulke activiteiten deel te nemen, kunnen zij de hoop koesteren mensen te vinden die geholpen willen worden God waarachtig te bevinden.
Wat zal de ijverige christelijke bedienaar doen nadat hij mensen heeft gevonden met oren die bereid zijn om te horen? Zal hij bijbelse lectuur bij hen verspreiden en het daarbij laten? Neen, in geen geval! Indien wij anderen willen helpen God waarachtig te bevinden dan moeten wij hen telkens blijven bezoeken en hen uitleggen waarom wij weten dat God inderdaad waarachtig is, zodat wij op zijn beloften en zijn profetieën kunnen vertrouwen. Hoe noodzakelijk zulke nabezoeken zijn, toont het Jaarboek van Jehovah’s getuigen voor 1966 (Engels) herhaaldelijk aan. Zie bijvoorbeeld bladzijde 198, paragraaf 3.
Al deze dingen zullen wij echter alleen kunnen doen als wij zowel onze voorrechten als de behoeften van de mensen naar juiste waarde schatten. Wij moeten tevens oprechte belangstelling voor deze mensen hebben, evenals de apostel Paulus had toen hij de pas-geïnteresseerden te Thessaloníka onderwees. Daarom zegt hij van zichzelf en degenen die bij hem waren: „Wij zijn in uw midden vriendelijk geworden, zoals wanneer een zogende moeder haar eigen kinderen koestert . . . wij [hebben] u gaarne niet alleen het goede nieuws van God meegedeeld, maar ook onze eigen ziel, want gij zijt ons lief geworden.” — 1 Thess. 2:7, 8.
Bij een dergelijke geesteshouding is veel betrokken. Het houdt in tactvol, betrouwbaar en nauwgezet te zijn, hen geduldig te onderwijzen, en niet snel ontmoedigd te raken door gebrek aan vorderingen of wegens onbetrouwbaarheid van hun zijde. Laten wij er ons liever van vergewissen dat wij zelf de juiste waardering aan de dag leggen, dat wij betrouwbaar zijn en dat wij een vurige liefde voor de waarheid hebben. Indien wij deze hoedanigheden voortdurend in onze prediking en in ons gedrag ten toon spreiden kunnen wij de hoop koesteren anderen te helpen God waarachtig te bevinden.
-