Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w78 1/10 blz. 12-15
  • Hoe belangrijk is christelijke vrijgevigheid?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hoe belangrijk is christelijke vrijgevigheid?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • NAVOLGENSWAARDIGE VOORBEELDEN
  • WAAROM ZO BELANGRIJK?
  • De motiverende kracht van Christus’ edelmoedigheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1980
  • Betoont u ware discipelen van Christus
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Wat is de verantwoordelijkheid van een christen jegens de behoeftigen en zieken?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
  • Getrouwheid in het gebruik van „onrechtvaardige rijkdom”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
w78 1/10 blz. 12-15

Hoe belangrijk is christelijke vrijgevigheid?

GETROUWE discipelen van Jezus Christus hebben te allen tijde een actieve bezorgdheid aan de dag gelegd voor degenen die in stoffelijke en geestelijke nood verkeerden. Kort na het pinksterfeest in 33 G.T. verkochten bijvoorbeeld velen in Jeruzalem vrijwillig bezittingen en schonken de opbrengst aan de apostelen, opdat dezen ze onder behoeftige medegelovigen konden verdelen. Tot deze behoeftigen behoorden personen die uit verafgelegen plaatsen gekomen waren om het pinksterfeest bij te wonen en vervolgens christenen waren geworden. Door de edelmoedigheid van hun broeders werden deze nieuwe bekeerlingen geholpen hun verblijf in Jeruzalem te verlengen, zodat zij langer voordeel konden trekken van het waardevolle onderwijs van de apostelen. — Hand. 2:41-47; 4:34, 35.

NAVOLGENSWAARDIGE VOORBEELDEN

De apostel Paulus was zich er heel duidelijk van bewust hoe belangrijk het is zowel in geestelijk als in materieel opzicht te geven. Hij schreef aan medegelovigen in Rome: „Zowel bij Grieken als bij barbaren [niet-Grieken, een uitdrukking die de Grieken op buitenlanders in het algemeen van toepassing brachten, vooral op degenen die een andere taal spraken], zowel bij wijzen als bij onverstandigen sta ik in de schuld; vandaar dat ik popel van verlangen om ook aan u, die in Rome zijt, het goede nieuws bekend te maken.” — Rom. 1:14, 15.

Waarom beschouwde Paulus zich als iemand die bij alle soorten van mensen in de schuld stond, als iemand die verplicht was hen in geestelijk opzicht te helpen? Hij wist dat de mensenwereld met het kostbare bloed van Jezus Christus gekocht was. Als het eigendom van God en Christus moesten alle mensen er beslist over worden ingelicht wat dit voor hen kon betekenen. Gods tijd was ervoor aangebroken dat mensen overal ter wereld zich zouden bekeren en op grond van het offer van zijn Zoon in een goedgekeurde verhouding tot hem kwamen. Zo’n goedgekeurde verhouding zou een werkelijke zin en betekenis aan hun leven verlenen en zou tot eeuwig leven leiden (Hand. 17:30; 1 Tim. 2:6; Hebr. 2:9). De tijd waarin mensen met deze uiterst belangrijke inlichtingen bereikt konden worden, was beperkt. Waarom? Omdat het menselijke leven erg kort en onzeker van duur is (Jak. 4:13, 14). Vandaar dat Paulus er verlangend naar was „het goede nieuws bekend te maken” aan zoveel mogelijk personen als hij maar gedurende zijn leven kon bereiken. Hij was terecht van mening dat het zijn plicht was levengevende kennis aan anderen door te geven. Hij was het aan hen verschuldigd. Aangezien hun leven spoedig zou eindigen, was Paulus zich ervan bewust hoe urgent het was mensen met het „goede nieuws” te bereiken en hen op de hoogte te stellen van de grootse zegeningen die het voor hen inhield. De apostel Paulus was niet de enige die hier zo over dacht. Dit blijkt wel uit het feit dat de apostel minder dan 30 jaar nadat de christelijke gemeente was ontstaan, kon schrijven: ’Dat goede nieuws werd in heel de schepping onder de hemel gepredikt’ (Kol. 1:23). Dit betekent dat christenen hun geestelijke edelmoedigheid tot de verre uiteinden van de toen bekende wereld hadden uitgestrekt.

De apostel Paulus en andere toegewijde eerste-eeuwse christenen hebben op het gebied van geestelijke vrijgevigheid beslist een schitterend voorbeeld voor ons in deze tijd gesteld. Hierbij komt nog dat zij hun vrijgevigheid niet tot geestelijke dingen beperkten. Zij waren er ook verlangend naar broeders die arm geworden waren, materiële hulp te geven. Broeders in Macedonië en Acháje vertrouwden Paulus bijvoorbeeld geld toe dat gebruikt moest worden om behoeftige medegelovigen in Jeruzalem te helpen.

De apostel Paulus nam dit hulpverleningswerk heel ernstig op en vroeg de broeders in Rome voor hem te bidden, opdat het succesvol zou zijn. Wij lezen: „Ik [sta] op het punt naar Jeruzalem te trekken om de heiligen te dienen. Want degenen die in Macedonië en Acháje zijn, hebben graag van hun goederen gedeeld door een bijdrage te geven aan de armen onder de heiligen in Jeruzalem. Nu vermaan ik u, broeders, bij onze Heer Jezus Christus en bij de liefde van de geest, u met mij in te spannen in gebeden tot God voor mij, opdat ik bevrijd mag worden van de ongelovigen in Judéa en dat mijn bediening welke voor Jeruzalem is, aanvaardbaar voor de heiligen mag blijken te zijn.” — Rom. 15:25, 26, 30, 31.

Toen Paulus onderweg was naar Jeruzalem en op verscheidene plaatsen medegelovigen ontmoette, gaf Gods geest, die hetzij rechtstreeks ten aanzien van Paulus of ten aanzien van andere christelijke profeten werkzaam was, te kennen dat hem in die stad boeien en gevangenschap te wachten stonden (Hand. 20:23; 21:11). Toch deinsde de apostel er niet voor terug voor zijn behoeftige broeders in Jeruzalem te doen wat hij kon. Moedig zei hij tot medegelovigen die hun tranen niet konden bedwingen: „Wat doet gij door te wenen en mijn hart week te maken? Weest ervan verzekerd dat ik bereid ben mij te Jeruzalem niet alleen te laten binden maar er ook te sterven voor de naam van de Heer Jezus” (Hand. 21:13). Sta hier eens bij stil: Paulus beschouwde deze kwestie om behoeftige broeders materiële hulp te bieden, als zo iets belangrijks dat hij bij het verrichten van zijn deel bereid was niet alleen zijn vrijheid, maar zelfs zijn leven op het spel te zetten.

WAAROM ZO BELANGRIJK?

Christelijke vrijgevigheid is werkelijk een uiting van liefde. Zonder deze liefde kan iemand eenvoudig niet een goedgekeurde positie voor het aangezicht van God en Christus innemen. Personen die zich niet actief om het welzijn van anderen bekommeren, maken zich schuldig aan zelfmisleiding als zij menen dat zij aanvaardbare aanbidding beoefenen. Gods Woord zegt: „De vorm van aanbidding die van het standpunt van onze God en Vader uit bezien rein en onbesmet is, is deze: voor wezen en weduwen zorgen in hun verdrukking en zichzelf onbevlekt van de wereld bewaren” (Jak. 1:27). „Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat hij voor ons afstand heeft gedaan van zijn ziel; en wij zijn verplicht afstand te doen van onze ziel voor onze broeders. Als iemand echter de middelen van deze wereld voor de instandhouding van het leven bezit en zijn broeder gebrek ziet lijden en toch de deur van zijn tedere mededogen voor hem sluit, in welk opzicht blijft de liefde Gods dan in hem? Kindertjes, laten wij liefhebben, niet met het woord noch met de tong, maar met de daad en in waarheid.” — 1 Joh. 3:16-18.

De Heer Jezus Christus zal degenen die zelfzuchtig in gebreke blijven hulp te bieden aan personen die dit verdienen, ernstig oordelen. Dit blijkt duidelijk uit de illustratie van de „schapen” en „bokken”. De „schapen”, die Jezus aan zijn rechterhand — de zijde van gunst — zet, zijn personen die in positieve zin goed doen jegens de „geringsten” of onbelangrijkste vertegenwoordigers van Christus’ broeders. Wanneer de „schapen” zien dat enkelen van Christus’ broeders in behoeftige omstandigheden verkeren en voedsel, kleding of onderdak missen, doen zij wat zij kunnen om hulp te bieden. Zij zijn ook bereid en verlangend om hulp te bieden wanneer Christus’ broeders als gevolg van ziekte of gevangenschap lijden ondergaan. Omdat de „bokken” zelfzuchtig weigeren zich iets van de werkelijke behoeften van Christus’ broeders aan te trekken, zullen zij het leven erbij inschieten, aangezien zij tot de „eeuwige afsnijding” worden veroordeeld. — Matth. 25:34-46.

Dit dient ons ervan te doordringen hoe belangrijk het is de juiste houding jegens anderen te hebben. Wanneer wij zien dat personen tegenspoed ondervinden als gevolg van omstandigheden die zij niet in de hand hebben, zijn wij dan met hen begaan? Worden wij ertoe bewogen al het mogelijke te doen om hen te hulp te komen? Zijn wij ons duidelijk bewust van de droeve geestelijke toestand van zovelen van onze medemensen? Spoort dit ons ertoe aan het „goede nieuws” ijverig bekend te maken?

Individueel zullen wij van ganser harte geestelijk alsook materieel willen geven. Wil zulk een vrijgevigheid werkelijke waarde in Gods ogen hebben, dan moet ze uit liefde voortspruiten. Er moet niet gegeven worden met de gedachte de aandacht op onszelf te vestigen. Jezus Christus gaf de raad: „Wanneer gij . . . gaven van barmhartigheid gaat schenken, trompet het dan niet voor u uit, zoals de huichelaars in de synagogen en op de straten doen, opdat zij door de mensen verheerlijkt mogen worden. Voorwaar, ik zeg u: Zij hebben hun beloning reeds ten volle. Als gij echter gaven van barmhartigheid schenkt, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, opdat uw gaven van barmhartigheid in het verborgene mogen zijn; dan zal uw Vader, die in het verborgene toeziet, het u vergelden.” — Matth. 6:2-4.

Evenals in de eerste eeuw treffen toegewijde dienstknechten van God in deze tijd eveneens grootscheepse hulpverleningsmaatregelen. Bovendien worden gelden gebruikt om plaatsen van aanbidding te onderhouden en personen over de gehele aarde die naar waarheid hongeren, geestelijke hulp te verschaffen. Onder Jehovah’s Getuigen staat het Wachttorengenootschap centraal ten einde hulpverleningsmaatregelen te coördineren en te leiden en er ook voor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen een nauwkeurige kennis van Gods Woord verkrijgen.

Soms vragen lezers van dit tijdschrift zich af of zij dit uiterst belangrijke werk kunnen steunen door geldelijke bijdragen te geven. Wij lichten u er graag over in dat schenkingen voor dit doel aan de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania overgemaakt kunnen worden. In Nederland maken Getuigen hun bijdragen aan het bijkantoor in Amsterdam, Voorburgstraat 250, over, in België aan het bijkantoor in Brussel (Kraainem), Potaardestraat 60, en in Suriname aan het bijkantoor in Paramaribo, Wicherstraat 8-10, Box 49. De adressen van andere bijkantoren staan in de meeste boeken en brochures van het Genootschap achterin vermeld. Er wordt nooit om zulke bijdragen gevraagd. Ze worden gewaardeerd als vrijwillige gaven die gebruikt zullen worden om het Koninkrijkswerk te bevorderen.

Wil men een christen zijn, dan is het beslist van fundamenteel belang anderen in stoffelijk en in geestelijk opzicht hulp te bieden. Zulk een vrijgevigheid telt echter alleen bij God wanneer het bereidwillig en blijmoedig wordt gedaan, uit liefde en niet onder dwang. De christelijke apostel Paulus schreef: „Al geef ik al mijn bezittingen om anderen te spijzigen, en al geef ik mijn lichaam over om te kunnen roemen, maar heb geen liefde, dan baat het mij in het geheel niet” (1 Kor. 13:3). Moge onze vrijgevigheid op geestelijk en stoffelijk gebied derhalve door een oprechte liefde voor God en medemensen worden aangezet. Ons eeuwige welzijn hangt ervan af.

[Illustraties op blz. 13]

Vrijgevigheid op geestelijk en stoffelijk gebied zijn fundamenteel voor het ware christendom

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen