Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w84 1/8 blz. 24-29
  • Van de wereld gebruik maken maar niet ten volle

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Van de wereld gebruik maken maar niet ten volle
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1984
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Het grote besluit
  • Welbestede tijd
  • Zendeling en part-time betaalmeester
  • „Stel een datum vast en ga dan!”
  • Een bijbels voorbeeld helpt mij een besluit te nemen
  • Van de wereld gebruik maken maar niet ten volle
  • Mijn doel in het leven nastreven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
  • Mijn doel in het leven nastreven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Jehovah is mijn toevlucht en sterkte
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2000
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1984
w84 1/8 blz. 24-29

Van de wereld gebruik maken maar niet ten volle

Zoals verteld door Harold L. Zimmerman

EENS zou de beslissing genomen moeten worden — dat wist ik wel. Maar mensenvrees, wat de mensen wel zouden denken en het verlangen om populair te zijn, maakten dat ik het maar bleef uitstellen.

Om bij het begin te beginnen: Toen ik pas drie jaar oud was, leerde mijn grootvader mij op mijn hoofd staan. Ik vond het prachtig! Als het circus in de stad kwam, brachten de acrobatiek op de grond en de salto’s op de trampoline mij in verrukking. Het verlangen om die dingen te doen, vatte post in mijn hart. Als kind werd mijn aandacht volledig in beslag genomen door op mijn handen lopen en iedere zomer uren achtereen schoonspringen in het zwembad.

Op mijn twaalfde jaar begon ik aan wat mijn eerste liefde zou worden — acrobatiek en turnen. Weldra begon ons plaatselijke team de regionale en staatskampioenschappen voor middelbare scholen in Pennsylvania te winnen. Mijn naam en die van mijn teamgenoten verschenen dikwijls in de kranten. Ik genoot met volle teugen! Maar telkens als ik eens de tijd nam om ernstig na te denken, werd ik mij ervan bewust dat ik voor iets op de vlucht was — de beslissing van mijn leven op de lange baan schoof.

Weet u, mijn grootouders van weerskanten waren al sedert de beginjaren van de twintigste eeuw Bijbelonderzoekers (zoals Jehovah’s Getuigen toen genoemd werden) en hielden zich actief bezig met de prediking van Gods koninkrijk. Mijn moeder vertelde mijn oudere broer en mij altijd over dat Koninkrijk en hoe het een eind zal maken aan goddeloosheid en ervoor zal zorgen dat Gods wil op deze aarde geschiedt.

Jarenlang bad ik ’s avonds tot Jehovah en vertelde hem dat ik hem „eens” zou gaan dienen, „maar nu nog niet”. Dikwijls bad ik: „Als ik negentien word, ga ik u dienen” — maar ik deed het niet. Acrobatiek en turnen waren mijn lust en mijn leven.

Het grote besluit

In 1942 was ik twintig en tweedejaarsstudent aan de Pennsylvania State University. Dat voorjaar won ik de oostelijke interuniversitaire en nationale universitaire turnkampioenschappen en eindigde ex aequo op de eerste plaats in de landelijke wedstrijd van de A.A.U. (Amateur Athletic Union). Ik koesterde de hoop ooit eens aan de Olympische Spelen deel te nemen. Zoals u ziet, zag de wereld er hoogst aantrekkelijk voor mij uit, en ik ging er met hart en ziel in op.

In die tijd waren de Verenigde Staten in oorlog en de vaderlandslievende gevoelens liepen hoog op. De films verheerlijkten de militaire dienst en goed in het gehoor liggende wijsjes met dito woorden roerden het gemoed en riepen gevoelens van romantiek, plicht en roem wakker. Wie zou geen aandeel willen hebben aan dit edele streven de wereld te bevrijden van de nazi-tirannie en alle volken vrijheid en vrede te waarborgen?

Ik kon er begrip voor opbrengen dat velen vonden dat het enige wat zij konden doen, was de handen uit de mouwen steken en helpen schoon schip te maken. Maar waarom al die muziek en die roem? De oorlog is een onuitsprekelijk gruwelijk bedrijf! Waarom werd dat niet toegegeven? Dit alles verontrustte mij hevig.

In september 1942 keerde ik terug naar Cleveland (Ohio) om het Theocratische Nieuwe-Wereld-Congres van Jehovah’s Getuigen bij te wonen. De hoofdlezing „Vrede — Is hij van blijvende duur?” maakte diepe indruk op mij. De spreker behandelde Openbaring hoofdstuk 17 en verklaarde dat het beest dat ’was, maar niet is, en toch tegenwoordig zal zijn’, de Volkenbond was, die na de oorlog zou herleven. Ook deze regeling, zo zei de spreker, was gedoemd te mislukken en ’de vernietiging tegemoet te gaan’. Vervolgens zou Gods koninkrijk de heerschappij over de aarde overnemen om blijvende vrede te brengen. Deze levensbelangrijke informatie zou een grote hulp voor mij betekenen bij het nemen van mijn besluit.

Hoewel ik dat najaar naar de universiteit terugkeerde, begon ik in het studentenhuis waar ik woonde ernst te maken met de studie van de bijbel, maar in het geheim. Wat kristalhelder werd het mij nu! Alleen Gods koninkrijk kan een eind maken aan oorlog en blijvende vrede op aarde brengen. Hoe dwaas zou het zijn mijn hoop te vestigen op een wereld die tot mislukking gedoemd was! Nu er in mijn overtuiging geen plaats meer was voor twijfel, was de vraag: Zou mijn geloof sterk genoeg zijn om mij tot daden te bewegen — zou ik nu mijn besluit kunnen nemen?

Kort daarna kon ik op een avond de slaap maar niet vatten. De campusklok sloeg één, toen twee uur. Alle anderen op de slaapzaal lagen in diepe rust. Ik klauterde van mijn bovenbed af en liep naar het openstaande raam op de derde verdieping van het studentenhuis. Het was een prikkelend koude herfstnacht. Ik bad tot Jehovah God en beleed hem hoe bang ik was. Niettemin werd op die plaats en dat uur mijn lang uitgestelde besluit genomen. Enkele weken later vertrok ik voorgoed van de universiteit, vastbesloten Jehovah zo volledig mogelijk te dienen.

Nu was echter de vraag: Zou ik het recruteringsbureau kunnen overreden mij vrij te stellen van militaire dienst, aangezien mijn geweten mij niet toestond mij in de oorlog te begeven? De wet op de dienstplicht voorzag in speciale classificatie en vrijstelling van militaire dienst voor bedienaren van het evangelie en personen die voor de bediening studeerden.

Oude vrienden, kennissen en vooraanstaande wereldse personen probeerden mij mijn besluit uit het hoofd te praten.

„Maar stel je nu eens voor dat iedereen deed wat Jehovah’s Getuigen doen?” vroegen sommigen.

„Als iedereen dat standpunt innam, zoals Jehovah’s Getuigen dat overal ter wereld doen, zou er geen oorlog zijn”, antwoordde ik. Niemand kon mij van gedachten doen veranderen. Mijn besluit was genomen, gebaseerd op Johannes 15:19.

Een maand of drie later diende mijn zaak voor een federale rechtbank. Na een kort verhoor waarin ik uitlegde waarom ik van mening was dat ik als een bedienaar van het evangelie beschouwd moest worden, gaf de rechter de uit twaalf personen bestaande jury de instructie: „De vraag is niet of deze jonge man oprecht is in zijn geloof of niet, of dat hij al dan niet een bedienaar van het evangelie is. De vraag is: Heeft hij wel of niet gehoor gegeven aan het bevel van de regering zich te melden voor inlijving in het leger? Het feit dat hij hier vandaag voor de rechtbank staat, is het bewijs dat hij schuldig is!” Hij waarschuwde de juryleden dat zij het niet moesten wagen terug te komen met de uitspraak „onschuldig”!

De uitspraak? „Schuldig, maar wij bevelen clementie aan”, verklaarde de jury. Toch kende de rechter de maximale straf toe: Vijf jaar gevangenisstraf in een door de procureur-generaal aan te wijzen federale gevangenis. Ik werd naar Chillicothe (Ohio) gestuurd.

Welbestede tijd

Een regelmatig hoogtepunt voor de Getuigen in de gevangenis was het bezoek van broeder A. H. Macmillan van het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap. Hij zei tegen ons: „Jullie hebben veel weg van een man die achteruitrijdt in een trein. Hij kan de dingen buiten het raam pas zien als ze voorbij zijn.” Hij gaf ons de verzekering dat wij in later jaren pas ten volle de waarde zouden gaan beseffen van de tijd die wij daar doorbrachten. Hoe waar zijn die woorden gebleken!

Al spoedig organiseerden wij een avondcursus naar het model van de Gileadschool voor de opleiding van zendelingen. Wij hebben de bijbel enige malen van begin tot eind bestudeerd en lazen alle hulpmiddelen voor bijbelstudie van het Wachttorengenootschap. De kennis die wij opdeden tijdens die drie jaar, acht maanden en vijf dagen durende opsluiting verschaften een deugdelijk fundament om de loopbaan te vervolgen waarvoor ik die herfstavond op de campus had gekozen — nu zo’n veertig jaar geleden.

Zodra ik vrijgelaten werd, meldde ik mij aan als gewone pionier (Koninkrijksbekendmaker in volle-tijddienst) en voegde mij bij mijn moeder in een pionierstoewijzing in Washington D.C. Daar ontmoette ik een pionierster die mijn vrouw zou worden. Anne en ik hebben daarna samen in verschillende pionierstoewijzingen gediend, die er uiteindelijk toe leidden dat wij in 1951 de achttiende klas van de Gileadschool doorliepen. Onze zendingstoewijzing: Ethiopië in Oost-Afrika.

Zendeling en part-time betaalmeester

Om zendelingen naar Ethiopië te kunnen zenden, moest het Genootschap erin toestemmen daar scholen te stichten. Dus gingen mijn vrouw en ik erheen als onderwijzers. De activiteit in de velddienst was beperkt, maar toch werden er goede vorderingen gemaakt in wat toen het land van Haile Selassie was.

Gedurende ons tweede jaar daar werd ons eerste kind, Ronald, geboren. Wat zouden wij nu doen? Terugkeren naar de States? Nee, wij waren niet van plan onze toewijzing te verlaten. Ik kreeg een baan als uitbetalingsambtenaar bij het Ethiopische departement van verkeerswegen. Het behoorde bij mijn werk de arbeiders in de verschillende wegenbouwkampen in het land contant uit te betalen.

Al gauw bemerkte ik dat ik de loonbetalingen in slechts 15 dagen per maand kon afhandelen. Daarom deed ik mijn chef het voorstel dat hij mij alleen nog part-time zou laten werken, zodat ik de rest van de maand vrij hield voor het predikingswerk. Hij ging erop in. Zo kon ik terugkeren tot de gelederen der gewone pioniers.

Toen wij in 1955 met vakantie thuis waren, werd ons tweede kind, Donna, geboren. Wij waren vast van plan naar Ethiopië terug te gaan, maar ten gevolge van complicaties met visa en ten slotte de uitwijzing van de andere zendelingen is het er nooit meer van gekomen. Enige jaren heb ik in de States hele dagen moeten werken, en wijdde ik de avonden en weekenden aan de Koninkrijksbediening. Maar om een of andere reden konden wij onze draai toch nooit vinden.

„Stel een datum vast en ga dan!”

In 1957 woonden wij een congres in Los Angeles bij, toen Sheri, onze derde, net twaalf dagen oud was. Eén blik op het programma en wij vonden waar wij op hadden gewacht. Dat was de lezing met de titel „Dienen waar de behoefte groot is”. Wij dachten: „Dat is iets voor ons. Eindelijk een plek voor ons!”

Wij kozen Colombia in Zuid-Amerika als het land waar wij wilden dienen, maar besloten te wachten tot na het grote internationale congres in New York het volgend jaar, 1958. April 1959 leek ons de beste tijd voor mij om er eens een kijkje te gaan nemen. Maar met de reis dwars door het land naar het congres in New York en vervolgens de ziekenhuisrekeningen bij de komst van David, ons vierde kind, waren onze financiële reserves geheel uitgeput. Wat nu?

Slechts twee weken voor mijn geplande vertrek kwamen tijdens een halfjaarlijkse kringvergadering enkele broeders naar ons toe die zeiden gehoord te hebben dat wij van plan waren naar Zuid-Amerika te gaan om te dienen waar de behoefte groter was. Ik wist niet wat ik moest zeggen, want tot dat ogenblik hadden wij pas $100 voor de reis opzij kunnen leggen. Maar er gebeurde iets heel interessants.

Tijdens het programma richtte een van de sprekers het woord tot aanstaande pioniers en verklaarde dat zij niet moesten wachten tot zij een auto, een woonwagen en geld op de bank hadden voordat zij met de pioniersdienst begonnen. „Stel een datum vast en ga dan!” beklemtoonde hij. Wij pasten die raad toe en besloten onze plannen door te zetten.

Een week voor mijn geplande reis vroeg ik Anne de luchtvaartmaatschappij op te bellen en een plaats voor mij te reserveren op een vlucht naar Barranquilla in Colombia de vrijdag daarop. Wij hadden niet eens genoeg geld voor een enkele reis voor mij, laat staan voor de rest van het gezin. En de tijd werd wel heel erg kort!

Maar goed, Anne reserveerde een plaats en had nauwelijks de hoorn op de haak gelegd of er werd aan de deur gebeld. Het was de postbode met een envelop van de belastinginspectie — een cheque voor $265 — teruggaaf van te veel ingehouden inkomstenbelasting over mijn salaris van 1958! En dat is nog niet alles. De volgende dag, zaterdag, gaven drie gemeenten waarmee wij gedurende ons verblijf in Los Angeles verbonden waren geweest een barbecuefeest voor ons. Stel u onze blijde verrassing voor toen de broeders die daar bijeenwaren ons een bijdrage van $350 schonken om ons bij onze plannen te helpen!

Een bijbels voorbeeld helpt mij een besluit te nemen

De vrijdagavond daarop liet ik Anne en de kinderen in Los Angeles achter en vertrok in zuidoostelijke richting naar Colombia in Zuid-Amerika, om de volgende twee weken door te brengen met het zoeken naar werk.

Kort na mijn aankomst deed zich iets werkelijk verontrustends voor. Ik las in de kranten over massamoorden in het binnenland. Er woedde een officieuze burgeroorlog tussen twee elkaar beconcurrerende politieke groeperingen, waarbij hele gemeenschappen zinloos werden uitgemoord. Dit was al tien jaar gaande geweest! Waarom had ik er nooit iets over gehoord? Wilde ik werkelijk mijn gezin hierheen halen om onder zulke omstandigheden te leven?

Mijn vrouw en ik hadden er een gewoonte van gemaakt om als wij een beslissing namen, eerst in de bijbel te zoeken naar leidende beginselen en voorbeelden. De meest toepasselijke passage die ik in dit geval kon bedenken was Numeri hoofdstuk 13, waar Mozes twaalf verspieders had uitgezonden om het Beloofde Land te verkennen. Op twee na kwamen allen terug met negatieve berichten. Daarop klaagde het volk dat Mozes hen naar de wildernis had gebracht om samen met hun vrouwen en kleinen te vergaan. Jehovah’s antwoord was dat hun eigen lijken gedurende een veertigjarige omzwerving in de wildernis zouden vallen. Maar hun kinderen, over wie zij zo bezorgd beweerden te zijn, zouden levend het land Kanaän betreden.

Dat was het antwoord! Daarop belde ik Anne in Los Angeles op en vroeg haar de boel te verkopen, in te pakken en hierheen te komen. Onze beperkte middelen lieten niet toe dat ik terugreisde naar Californië. Met de hulp van onze broeders in Los Angeles verkocht Anne de auto en het meubilair en pakte onze overige bezittingen in voor de reis. Weldra waren zij en de kleintjes van vijf jaar tot vijf maanden per vliegtuig op weg naar Colombia en een vreugdevolle hereniging van het gezin.

Pas zes weken later, toen onze financiën geslonken waren tot niet meer dan drie dollar, kreeg ik eindelijk werk bij een internationaal bedrijf op de interne accountantsafdeling.

Weldra veranderde het politieke toneel en er kwam een stabielere regering. Sedert 24 jaar heerst er nu vrijheid van aanbidding, waardoor de prediking van het Koninkrijk in het hele land vaste voet heeft gekregen.

Van de wereld gebruik maken maar niet ten volle

Door de jaren heen hebben wij steeds geprobeerd de raad van de apostel Paulus in gedachte te houden dat „zij die van de wereld gebruik maken” dienen te zijn „als zij die er niet ten volle gebruik van maken” (1 Korinthiërs 7:31). Het is niet altijd gemakkelijk het juiste evenwicht te bewaren — te proberen je werkgever goed werk te leveren en gelijktijdig de Koninkrijksbelangen de eerste plaats in je geest en hart te geven. — Matthéüs 6:33.

De eerste twee jaar in Colombia heb ik hele dagen werelds werk verricht en dienden wij in een kleine gemeente in Cali. Toen besloten wij naar een kleinere stad in de buurt te verhuizen waar de behoefte nog groter was.

Ik stelde het hoofd van de afdeling financiën voor mij part-time te laten werken en verzekerde hem dat ik het werk in halve dagen klaar kon krijgen. Hij vond het goed. De volgende zeven jaar heb ik volgens deze regeling gewerkt totdat de kosten van levensonderhoud en de groeiende behoeften van het gezin het raadzaam maakten dat ik weer hele dagen ging werken. Die zeven jaar waren goed besteed, want ik had nu de tijd voor de pionierbediening en kon veel aandacht schenken aan mijn gezin.

De afgelopen acht jaar heb ik gewerkt op een contract met speciale voorwaarden en een plooibaar schema, zodat ik vrij kan nemen als het nodig is. Hierdoor ben ik in de gelegenheid geweest in te vallen als kringopziener en een enkele keer als districtsopziener, en bovendien heb ik als leraar mogen dienen op de scholen van het Genootschap voor de opleiding van christelijke ouderlingen en gewone pioniers.

De kinderen zijn nu volwassen. Beide jongens zijn dienaar in de bediening en de oudste twee kinderen zijn getrouwd. Wat een voldoening schenkt het te zien hoe zij in dezelfde routine verder gaan die zij als kleine kinderen hebben geleerd en hun kleintjes geregeld meenemen naar de gemeentevergaderingen en in de velddienst! Wij hopen en bidden voortdurend dat onze kleinkinderen de vijfde generatie van Getuigen mogen worden.

Alles welbeschouwd kan ik nu zeggen dat ik mijn leven niet heb geruïneerd toen ik die nacht op de campus, meer dan veertig jaar geleden, mijn besluit nam. Ons leven is zinvol geweest, en Jehovah heeft ons nooit in de steek gelaten toen wij ons best deden beslissingen te nemen die strookten met zijn beginselen — door ’van de wereld gebruik te maken’, ja, ’maar niet ten volle’.

[Illustratie op blz. 27]

Predikend in Colombia met mijn vrouw Anne

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen