Wat betekent het „Onze Vader” voor u?
TOEN het Amerikaanse Hooggerechtshof in de zomer van het vorige jaar het uitspreken van gebeden op openbare scholen verbood, volgde er heel wat kritiek. Toch blijven degenen die het voorrecht van het gebed naar juiste waarde schatten — zowel apart als, wanneer hiervoor een passende gelegenheid bestaat, in gezelschap van anderen — vurig tot God bidden. Het is echter niet alleen belangrijk om te bidden, maar ook om een goed begrip van de betekenis van het gebed te bezitten, want wat voor zin heeft het slechts op een mechanische wijze woorden te herhalen? Dit vestigt de aandacht op het vaak opgezegde „Onze Vader”. Het is niet een gebed dat door Jezus werd opgezonden, maar dat hij zijn discipelen als een modelgebed onderwees.
Hoe vaak bidden zowel kinderen als volwassenen niet dit gebed! In een moderne vertaling luidt het als volgt: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde. Geef ons heden ons brood voor vandaag; en vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren hebben vergeven. En breng ons niet in verzoeking, maar bevrijd ons van de goddeloze” (Matth. 6:9-13, NW). Wat is de betekenis van het gebed? Zou u, indien uw kind of iemand die niet van het christendom op de hoogte is, de vraag zou stellen: ’Wie is onze Vader? Wat is zijn naam? Waarom zouden wij om zijn koninkrijk, om het geschieden van zijn wil en om ons dagelijkse brood bidden?’ hierop een bevredigend antwoord kunnen geven? Wat betekent dit gebed voor u? Laten wij elk onderdeel ervan eens aan een onderzoek onderwerpen, ten einde ons ervan te vergewissen wat het voor een ieder van ons dient te betekenen.
„Onze Vader in de hemelen.” Met deze inleiding erkennen wij nederig onze onderworpenheid en inferieure positie. God wordt niet alleen met Vader aangesproken op basis van zijn oorspronkelijke schepping van de eerste man en vrouw, maar veeleer op basis van het losprijsoffer van Zijn Zoon Jezus Christus, door bemiddeling van wie hij ten slotte de Vader van de gehele gehoorzame mensheid zal worden. Betonen wij Hem een even grote gehoorzaamheid als wij van onze eigen kinderen verwachten? Schenken wij aandacht aan zijn geschreven Woord en doen wij pogingen om aan zijn rechtvaardige vereisten te beantwoorden, wanneer hij door dit Woord tot ons spreekt? Alleen in dat geval kunnen wij God terecht met „Onze Vader” aanspreken.
Het gebed herinnert ons eraan dat ’God in de hemel is en gij op de aarde zijt’ (Pred. 5:1 2). Ja, God is de superieur en hij woont in het onzichtbare geestenrijk, terwijl wij daar in onze hoedanigheid van aardse schepselen geen toegang hebben (1 Kor. 15:50). Hoewel mensen inferieur aan God zijn, bezitten zij het kostbare voorrecht door middel van het gebed tot hem te kunnen spreken. Zij die God liefhebben, zijn trots op zijn naam en reputatie, en daarom is het heel natuurlijk voor hen dat zij bidden:
„Uw naam worde geheiligd.” Maar hoe luidt Gods naam die geheiligd moet worden, dat wil zeggen, als iets heiligs behandeld of terzijde gesteld moet worden? De naam is niet Jezus, zoals sommigen ten onrechte zullen denken, want Jezus sprak hier zelf en zei: „Uw naam worde geheiligd”, niet „mijn naam”. God deelt ons zelf zijn naam mee: „Ik ben Jehovah. Dat is mijn naam; aan geen ander zal ik mijn eer geven, noch mijn lof aan gesneden beelden.” — Jes. 42:8.
De bijbel stelt de naam Jehovah apart van en boven alle andere namen, en gebruikt hem ruim 7000 maal. De gevoelens van hen die het „Onze Vader” met begrip voor de betekenis ervan bidden, worden heel goed in het gebed van de psalmist tot uitdrukking gebracht: „Opdat men wete dat gij, wiens naam Jehovah is, dat gij alleen de Allerhoogste over de gehele aarde zijt” (Ps. 83:18, NW). Daar Gods zonen naar het ogenblik verlangen waarop Gods naam van alle smaad gezuiverd wordt en boven elke andere naam verheven wordt, bidden zij eveneens om zijn koninkrijk.
„Uw koninkrijk kome.” Wist u dat dit koninkrijk een echte regering is? Ja, het is een vorstelijke regering, die wordt uitgeoefend door de Vredevorst Christus Jezus. En de profetie van Jesaja belooft: „Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan de vrede zal geen einde zijn” (Jes. 9:6, 7, NW; vs. 5, 6, NBG). Christus Jezus zal in zijn verheven hemelse positie in de naam van zijn Vader handelen, terwijl hij, door alle goddeloosheid van de aarde weg te vagen en volmaakte vrede in te leiden, die heilige naam zal heiligen. — Ps. 72:1-7.
Aardse regeringen hebben er door de eeuwen heen tot op de huidige dag niet alleen blijk van gegeven deze wil van God niet ten uitvoer te kunnen brengen, maar zij hebben Jehovah’s naam onteerd en gesmaad. Christenen bidden er daarom om of Gods koninkrijk tegen deze regeringen in het geweer mag komen en hen mag vernietigen, hetgeen volgens de woorden van de profeet Daniël ook zal gebeuren: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, . . . het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid” (Dan. 2:44). Hoewel Gods koninkrijk reeds in de hemel is opgericht, moet het nog tegen Satans wereld ’komen’ om in antwoord op het gebed dat christenen thans opzenden, alle goddeloosheid te verdelgen. Door middel van dat koninkrijk wordt ook de volgende bede verhoord.
„Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” Met dit verzoek vraagt men of God, door middel van zijn koninkrijk, zowel op aarde als in de hemel tot stand wil brengen wat in zijn voornemen ligt besloten. Doordat Satan de Duivel en zijn engelen uit de hemel zijn verwijderd, wordt Gods wil daar thans ten uitvoer gebracht. Hoe staat het echter met de aarde? — Openb. 12:7-12.
Het is beslist niet Gods wil dat de mensen elkaar in bloedige oorlogen bestrijden en doden. Ook wil hij niet dat zij aan pijnlijke ziekten lijden die hen voor het normale leven ongeschikt maken en waar zij ten slotte aan sterven. De vervulling van het bovengenoemde verzoek in verband met Gods wil, zal derhalve betekenen dat uiteindelijk alle inwoners van deze aarde ’hun zwaarden tot ploegscharen zullen omsmeden’, en dat ’zij den oorlog niet meer zullen leren’. En God „zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn”. Aan welk een heerlijke hoop worden christenen door dit gebed herinnerd! — Jes. 2:4; Openb. 21:4.
Na drie beden die rechtstreeks met Gods belangen in verband staan, worden in het gebed vervolgens vier verzoeken ten behoeve van het individu persoonlijk gedaan. Hierin toont het gebed de juiste volgorde. Het herinnert ons eraan dat God altijd op de eerste plaats dient te komen en dat het zoeken van Zijn belangen ons het grootste geluk schenkt.
„Geef ons heden ons brood voor vandaag.” Gelieve op te merken dat dit persoonlijke verzoek niet zelfzuchtig is, daar het ook voor anderen wordt gedaan, voor „ons”, terwijl er alleen maar om stoffelijke voorzieningen voor „vandaag” wordt gevraagd. Lukas vertolkte Jezus’ woorden als volgt: „Geef ons ons brood voor vandaag overeenkomstig de behoeften van de dag” (Luk. 11:3, NW). Dit beschermt een christen tegen de materialistische neigingen die zovele van de huidige zorgen teweegbrengen. In overeenstemming met zijn gebed kan hij vol geloof naar God opzien voor het voorzien in zijn dagelijkse behoeften. Dit betekent evenwel niet dat men erop kan gaan zitten wachten totdat God dit op een wonderbaarlijke wijze doet. In harmonie met dit gebed moet men voor zijn eten, drinken en kleding werken, maar wanneer men dan ’eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid heeft gezocht’, kan men erop vertrouwen dat ’dit alles u bovendien geschonken zal worden’. — Matth. 6:19-34; 1 Tim. 6:6-8.
„Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren hebben vergeven.” Jezus laat er geen twijfel over bestaan hoe dit in zijn werk gaat, want onmiddellijk na dit modelgebed verklaart hij: „Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader u ook vergeven; terwijl indien gij de mensen hun overtredingen niet vergeeft, uw Vader uw overtredingen ook niet vergeeft” (Matth. 6:14, 15, NW). Het is daarom verstandig zich af te vragen: Kan het zijn dat de Vader mijn gebeden niet verhoort omdat ik mij niet aan het vereiste van vergevensgezindheid tegenover anderen houd? Hoe belangrijk is het juiste begrip van dit gebed, indien wij het tot nut van onszelf en anderen willen aanwenden!
„Breng ons niet in verzoeking.” Deze uitdrukking heeft vele mensen in verwarring gebracht. Betekent dit dat God zijn volk in verzoeking brengt? Dit kan niet, want Jakobus schreef: „Laat niemand, wanneer hij wordt beproefd, zeggen: ’Ik word door God beproefd.’ Neen, want met kwade dingen kan God niet worden beproefd, noch beproeft hij zelf iemand” (Jak. 1:13, NW). Het is echter wel zo dat Jehovah Satan de Duivel toestaat zijn dienstknechten te verzoeken. Waarom doet God dit? Vanwege de bewering van de Duivel dat hij, indien hij hiertoe in de gelegenheid wordt gesteld, de gehele mensheid van God zou kunnen afkeren. Maar hoe brengt God zijn volk dan in antwoord op dit gebed, niet in verzoeking?
Voornamelijk op twee manieren: Ten eerste, door hun kracht te schenken zodat zij de verzoeking kunnen doorstaan. God doet dit door middel van zijn Woord der waarheid, de bijbel, zijn heilige geest en zijn organisatie van getrouwe dienstknechten. Ten tweede doet hij dit door hen voor toekomstige verzoekingen en beproevingen te waarschuwen. Ook de eerste christenen vormden hierop geen uitzondering, zodat een van hen kon zeggen: „Over [Satans] bedoelingen tasten we niet in het duister” (2 Kor. 2:11, PC). Indien iemand overeenkomstig dit gebed handelt door zich de bovengenoemde voorzieningen van God ten nutte te maken, zal hij niet in verzoeking worden geleid. De verzoeking zal hem niet nadelig beïnvloeden, en op zijn geval is de schriftuurlijke verzekering van toepassing: God „zal [niet] gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij er tegen bestand zijt”. — 1 Kor. 10:13.
„Maar bevrijd ons van de goddeloze.” Wanneer een kind onder beproevingen loyaliteit betoont, zal een liefhebbende aardse vader het dan niet van een goddeloze aanvaller en onderdrukker bevrijden? Ja; en dit geldt ook voor de hemelse Vader. Hij zal zijn kinderen van de aanvallen van de goddeloze, Satan de Duivel, bevrijden. Hij zal hen door het eind van dit samenstel van dingen, wanneer hij Satan en zijn gehele goddeloze organisatie zal vernietigen, heenvoeren en een nieuwe wereld binnenleiden. Daar zullen zij zich voor eeuwig in de zegeningen van Gods koninkrijk, waar zo lang om is gebeden, verheugen. — 2 Petr. 3:13.
In de Statenvertaling zijn aan het eind van Jezus’ modelgebed de woorden toegevoegd: „Want Uw is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid, amen.” Deze vindt men echter niet in oude manuscripten, zoals het Sinaïtische en het Vaticaanse 1209, de Codex Bezae en de zesde-eeuwse Codex Palimpsestus Dublinensis. Ze zijn daarom klaarblijkelijk vals en worden uit moderne vertalingen weggelaten.
Jezus gaf dit gebed niet aan zijn volgelingen opdat zij het steeds maar weer mechanisch, zonder aan de betekenis te denken, zouden herhalen. Hij schonk het met het doel hun aandacht op de belangrijkste dingen van het leven — Gods naam en koninkrijk — te concentreren. Het zou als een hinderpaal voor het materialisme dienen, een liefdevolle, vergevensgezinde geest aankweken en een bescherming vormen tegen de verzoekingen van de Duivel. Wat een rijke betekenis hebben de woorden van het „Onze Vader”!