Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w76 1/5 blz. 284-285
  • ’Eten en drinken tot Gods heerlijkheid’

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • ’Eten en drinken tot Gods heerlijkheid’
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
  • Vergelijkbare artikelen
  • Jaag datgene na waardoor u elkaar opbouwt
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Wat is de christelijke zienswijze ten aanzien van alcohol?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
  • Doe alle dingen met een goed geweten
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Verheerlijk God „met één mond”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2004
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
w76 1/5 blz. 284-285

’Eten en drinken tot Gods heerlijkheid’

ZELFS in de dagelijkse sleur van het leven kunnen en moeten wij onze Schepper, Jehovah God, in aanmerking nemen. De geïnspireerde raad die christenen wordt gegeven, is: „Hetzij gij . . . eet of drinkt of iets anders doet, doet alle dingen tot Gods heerlijkheid” (1 Kor. 10:31). Maar hoe kunnen wij God in zulke alledaagse dingen van het leven zoals eten en drinken nu verheerlijken?

In de eerste plaats dient een christen door wat hij eet en drinkt niet het geweten van anderen te kwetsen en aanleiding tot struikelen te geven. In sommige landen kijken mensen bijvoorbeeld neer op personen die bepaalde vleessoorten eten of alcoholische dranken drinken. Een christen dient de gewetensbezwaren van de gemeenschap waarin hij leeft niet totaal te negeren. Hij dient ook zeer veel rekening te houden met de gewetensbezwaren van medegelovigen. Hij wil het voor anderen vanzelfsprekend niet moeilijker maken de ware aanbidding te aanvaarden of getrouw te blijven jegens God. Daarom gaf de apostel Paulus de raad: „Het is goed geen vlees te eten of wijn te drinken noch iets te doen waarover uw broeder struikelt.” — Rom. 14:21.

Door zich ervan te weerhouden datgene te doen waartoe hij in dit opzicht het recht heeft, verheerlijkt een christen God. Hoe? Hij spreidt liefde en een diepe bezorgdheid voor zijn medemensen ten toon door niet zijn eigen voordeel te zoeken, maar het hunne (1 Kor. 10:24). Hij geeft er blijk van dat, in overeenstemming met Gods voornemen, zijn gehele leven erop gericht is anderen te helpen Gods goedkeuring te verkrijgen.

Het verlangen Jehovah God te verheerlijken, weerhoudt een christen er ook van onmatig te worden op het gebied van eten en drinken. Als hij onmatig zou zijn, zou hij zijn zinnen afstompen en zijn mentale waakzaamheid verliezen, en zou hij er ook geen zin meer in hebben iets tot stand te brengen. Door overmatig te drinken, zou hij zich licht belachelijk kunnen maken. De bijbelspreuk zegt het als volgt: „Wijn is een spotter, bedwelmende drank is onstuimig, en iedereen die daardoor afdwaalt, is niet wijs” (Spr. 20:1). In plaats van God te verheerlijken, is iemand die onder invloed van alcohol komt, geneigd onbeheerst luidruchtig te zijn, zinloze woorden te uiten en dingen te doen waardoor hij met verachting wordt bezien. Hij werpt smaad op God, juist Degene die hij als Zijn dienstknecht beweert te vertegenwoordigen.

Matigheid met betrekking tot eten en drinken, is echter slechts één aspect van Gods wet inzake eten en drinken. Misschien is iemand niet geneigd veel te eten of zwaar te drinken. Toch kan het zijn dat hij God niet verheerlijkt. Dit blijkt duidelijk uit de woorden van de apostel Paulus tot Timótheüs: „De geïnspireerde uitspraak zegt . . . uitdrukkelijk dat in latere tijdsperioden sommigen zullen afvallen van het geloof, aandacht schenkend aan misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen, door de huichelarij van mensen die leugens spreken, in hun geweten gebrandmerkt; . . . gebiedend zich van spijzen te onthouden, die God heeft geschapen om met dankzegging te worden gebruikt door hen die geloof hebben en de waarheid nauwkeurig kennen. De reden hiervoor is dat elke schepping van God voortreffelijk is, en niets dient verworpen te worden, indien het met dankzegging wordt aanvaard, want het wordt geheiligd door middel van Gods woord en gebed erover.” — 1 Tim. 4:1-5.

Merk op dat religieuze voorschriften volgens welke bepaalde voedselsoorten zijn verboden, in werkelijkheid een bewijs vormen van afval van het ware christendom. Dit betekent dat personen die beweren christenen te zijn maar die anderen voorschrijven dat zij als een vereiste om Gods gunst te verkrijgen, zich van bepaalde soorten van voedsel moeten onthouden, in werkelijkheid God onteren. Hoe is dit mogelijk? Werden in Gods wet bepaalde voedselsoorten niet als onaanvaardbaar verboden?

Ja, de Israëlieten ontvingen inderdaad wetten met betrekking tot voedsel, waarin hun werd verboden bepaalde zoogdieren, vogels insekten en vissen te eten (Leviticus, hfdst. 11). Die beperkingen hielden echter op te bestaan toen het Wetsverbond in 33 G.T. door het nieuwe verbond werd vervangen. Toen de apostel Petrus er later, terwijl hij in trance was, bezwaar tegen maakte dieren te eten die volgens de Mozaïsche wet onrein waren, werd hem gezegd: „De dingen die God heeft gereinigd, moogt gij niet langer verontreinigd noemen” (Hand. 10:15). Ja, Gods „woord”, zijn machtiging of toestemming, maakte een eind aan het onderscheid tussen „reine” en „onreine” dieren. Het in acht nemen van de voedselbeperkingen van de Mozaïsche wet, was derhalve geen vereiste voor het verkrijgen van redding. Daarom schreef de geïnspireerde apostel Paulus: „Laat niemand u . . . oordelen inzake eten en drinken of met betrekking tot een feestdag of een viering van de nieuwe maan of van een sabbat, want die dingen zijn een schaduw van de toekomende dingen, maar de werkelijkheid behoort de Christus toe.” — Kol. 2:16, 17.

Wanneer religieuze organisaties hun leden derhalve hetzij geheel of gedeeltelijk de voedselbeperkingen van de Mozaïsche wet opleggen, zou dit betekenen dat zij ontkennen dat de werkelijkheid de Christus toebehoort. Zij zouden in strijd handelen met Gods „woord” dat alle dingen die geschikt zijn om te eten, als aanvaardbaar geheiligd of afgezonderd zijn. Andere religieuze beperkingen op het gebied van voedsel dan die welke in de Mozaïsche wet zijn vervat, zijn natuurlijk eveneens in strijd met de goddelijke openbaring dat „elke schepping van God voortreffelijk is”.

Het instellen van voedselbeperkingen als een godsdienstplicht is geen geringe aangelegenheid. Het houdt in dat men het christelijke geloof en nauwkeurige kennis verwerpt. Men geeft erdoor te kennen dat er iets aan Gods „woord” mankeert, dat het niet het hele scala onthult van wat mensen moeten doen om goddelijke goedkeuring te verkrijgen en dat er daarom door mensen gemaakte voorschriften nodig zijn. De belangrijkheid van Gods „woord” wordt verkleind en menselijke voorschriften worden verheven. Door op deze wijze de enige maatstaf voor het beoordelen van waarheid, de schriftuurlijke maatstaf, mis te verstaan, wordt de deur geopend voor andere afvallige leringen. Door gehoorzaamheid te eisen aan door mensen gemaakte voedselbeperkingen als een godsdienstplicht, onteert men derhalve God. Indien een onderwezen christen zich evenwel voor het ogenblik van voedsel of drank onthoudt ten einde iemand die zich door voedselvoorschriften gebonden voelt, niet tot struikelen te brengen of ten einde diens geweten niet te kwetsen, handelt hij attent en beoogt hij de bevrijding en redding van een door voorschriften gebonden persoon. — 1 Kor. 9:19.

Jehovah God wordt eveneens onteerd wanneer voedsel wordt gegeten zonder ervoor te danken. Dit is zo omdat voedsel niet alleen wordt geheiligd door Gods „woord”, maar ook door gebed erover. Degene die bidt, erkent dat God de Gever is en aanvaardt voedsel als een gave van hem. Hij beseft de waarheid die in Psalm 145:15, 16 onder woorden wordt gebracht: „Naar u zien de ogen van allen hoopvol uit, en gij geeft hun hun voedsel te rechter tijd. Gij opent uw hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft.”

Deze waarderende houding heeft een heilzame uitwerking op ware christenen. Ze dient als een krachtige aansporing om Gods voorziening niet te misbruiken door zich te overeten of door verkwistend te zijn en meer voedsel te nemen dan men redelijkerwijs zou kunnen opeten. Bovendien is iemand dan ook minder geneigd onnodig ’kieskeurig’ met betrekking tot voedsel te zijn. Zijn dankbare houding zal maken dat ook minder bemiddelde mensen hem in hun huis welkom heten. Hoe eenvoudig hun maaltijd ook is, zij kunnen zich op hun gemak voelen en behoeven niet bang te zijn dat hetgeen zij hem voorzetten niet aan zijn maatstaven voldoet.

Er bestaan beslist goede redenen voor om te eten en te drinken tot Gods heerlijkheid. De persoon die dit doet, onthoudt zich ervan zich te overeten of te veel te drinken en behoudt zijn waardigheid. Door rekening te houden met het geweten van anderen, vermijdt hij het hen tot struikelen te brengen. Bovenal kan hij, door in overeenstemming met Gods „woord” te handelen en voedsel tot zich te nemen met dankzegging, de werkelijke voldoening smaken te weten dat zijn gedrag tot blijvende zegeningen leidt.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen