Kinderen helpen goed te leren spreken
DAMON pruttelde van genoegen toen zijn tante hem oppakte en op haar schoot nam. Terwijl ze hem zacht wiegde, kwam er een gelukkig „Aahh” over zijn lippen. Zijn tante, een studente in de stem- en spraakleer, herhaalde zachtjes zijn „aahh”-geluid. Hij reageerde toen dat geluid naar hem terugkwam, en dat verheugde zijn tante. En ze was nog meer verrukt toen hij opnieuw „Aahh” zei.
De baby hield van dit „spelletje”, dat nog enige tijd zo doorging. Maar voor zijn tante was het veel meer dan een „spelletje”. Ze wist dat hij hiermee op vroege leeftijd begonnen was met „geluidsimitatie”. En dat vormde voor haar een sterke aanwijzing dat zijn geest actief was, zijn gehoorvermogen goed functioneerde en dat hij op een goede dag duidelijk verstaanbare woorden zou gaan uiten.
Luisteren naar het gebrabbel van kleine kinderen, is dat geen verspilling van tijd? Tja, dat mag dan zo lijken omdat veel baby’s eenvoudig „uit zichzelf” schijnen te gaan praten. Maar de laatste twintig jaar is er bij het onderzoek naar de ontwikkeling van het spraakvermogen bij kinderen zoveel aan het licht getreden dat talloze doktoren en spraakspecialisten erg veel waarde zijn gaan hechten aan het „gekeuvel” van baby’s en de aandacht die ouders (of anderen die voor het kind zorgen) daaraan besteden.
Is een dergelijke aandacht misplaatst? Wel, beschouw eens wat de gevolgen zijn voor de gehele persoonlijkheid wanneer iemand van kindsbeen af met spraakstoornissen te kampen heeft gehad:
„[In het restaurant] wilde ik koffie met een broodje, maar ik bestelde havermoutpap omdat ik wist dat ik bij het uitspreken van die andere woorden ontzettend zou gaan stotteren en ik niet wilde dat de oude dame die me bediende, me zielig zou vinden. Ik heb een afschuwelijke hekel aan havermoutpap.”
„Ik herinner me dat ik me al als klein meisje voor mijn spraak schaamde. En telkens wanneer ik mijn mond opendeed, was ik een schande voor mijn moeder. Ik kan u niet vertellen hoe akelig ik me voelde. Wanneer ik praatte, ging het verkeerd. Zo eenvoudig lag dat. Ik bleef denken dat ik wel ontzettend dom moest zijn om zo te praten.”
„Mijn vader luisterde zelfs niet eens naar me wanneer ik stotterde. Dan liep hij altijd weg. Ten slotte werd het zo dat ik alleen maar via mijn moeder tot hem sprak.” — Speech Correctum.
De hierboven aangehaalde volwassenen zouden waarschijnlijk tot de eersten behoren om u te vertellen hoe belangrijk het is dat u weet hoe u uw kind kunt helpen goed te leren spreken. Bovendien is dit geen kwestie om pas aandacht aan te schenken wanneer het kind de schoolgaande leeftijd heeft bereikt (in de meeste landen rond de zes jaar), maar integendeel een zaak om reeds in de zuigelingenperiode aandacht aan te schenken. Want als er één punt is waarover de deskundigen het eens zijn, dan is het wel dat de behandeling van het kind tijdens de eerste vier jaar van zijn leven van beslissende betekenis is voor zijn spraakontwikkeling, en daarmee, aldus velen, ook voor de ontwikkeling van zijn of haar denkvermogen.
Voordat we echter op de ontwikkeling van het spraakvermogen komen, is een logische eerste vraag: Over wat voor „spraakuitrusting” en spreekbegaafdheid beschikt een normale pasgeboren baby? De onderzoekers antwoorden: „Over een wonderbaarlijke overvloed aan vermogens en bekwaamheden!”
Het veelzijdige wonder
Het woord „wonder” lijkt misschien wat overdreven, toch vormen de spraak (de spraakgeluiden en het ademhalingspatroon) en de taal (dat wat door de spraakgeluiden wordt voorgesteld) zeer ingewikkelde, en op elkaar afgestemde systemen.
Alleen de spiercoördinatie hierbij is al een wonder. Het uitspreken van één kort, tweelettergrepig woord, kan wel twintig afzonderlijke standwijzigingen van de lippen, de tong, het strottehoofd en de kaken vergen. Die twintig afzonderlijke wijzigingen moeten bovendien in uiterste precisie en correcte volgorde, in ongeveer een kwart van een seconde, worden uitgevoerd. Dit betekent dat elke beweging plaatsvindt in ongeveer één honderdste seconde. En dat allemaal volledig automatisch!
Een tweede wonder is de verscheidenheid van geluiden die de mens kan voortbrengen, alsook het tijdstip waarop dat reeds mogelijk is. De spraakspecialisten berichten dat over de gehele wereld baby’s binnen de eerste paar maanden reeds alle spraakklanken kunnen produceren die de menselijke spraakorganen in staat zijn te vormen: „. . . Franse klinkers en trillers, Duitse umlaut- en keelklanken, en nog vele meer die slechts met fonetische symbolen zijn weer te geven.” Algemeen blijkt dus dat pasgeboren kinderen zeer snel het vermogen ontwikkelen een volledig scala van geluiden voort te brengen, maar dat hun omgeving (de plaatselijke taal die zij horen en de geluiden die zij waarnemen) bepaalt welke zij uiteindelijk zullen gebruiken.
Dergelijke feiten wijzen duidelijk in een andere richting dan de evolutionistische gedachte dat „de primitieve mens waarschijnlijk per ongeluk verstaanbare spraakklanken is gaan voortbrengen” (The Psychology of Communication, blz. 16). Integendeel, er spreekt duidelijk uit dat de spraak een „aangeboren wonder” is. Een Schepper heeft in baby’s de mogelijkheden, het verlangen en de neiging tot praten gelegd.
Deze zienswijze wordt verder ondersteund door wetenschappelijke onderzoekingen die aangeven dat onder kinderen overal ter wereld een opmerkelijke overeenkomst in ontwikkelingsstadiums van het spraakvermogen is waar te nemen. Behalve echter waardering voor deze gave van de spraak, zal kennis van de ontwikkeling ervan u helpen ermee samen te werken en aldus een belangrijke bijdrage te leveren tot de ontwikkeling van het spraakvermogen bij een kind.
Van het eerste kreetje tot het eerste woord
Hieronder staan de stadiums aangegeven die, volgens veel specialisten, alle „normale” kinderen doorlopen op weg naar een volledige beheersing van de spraak. Het is echter goed hier een waarschuwing tussen te plaatsen.
„Normaal” wil enkel zeggen wat de meeste kinderen in de aangegeven tijd gaan doen. Maar geen enkel kind is een statistisch gemiddelde, het is een afzonderlijk individu; dus hoewel alle kinderen met een normale spraak deze stadiums doorlopen, kan de leeftijd waarop zij dat doen, aanzienlijk uiteenlopen.
Houd ook in gedachten dat de erfelijkheid vermoedelijk een rol speelt, zodat in sommige families de kinderen later met spreken zullen beginnen dan in andere families. Laten we, met deze factoren in gedachten, eens het ontwikkelingspatroon volgen vanaf het eerste kreetje tot het eerste woord:
1. Vanaf de geboorte tot en met de eerste maand of zo zal het enige geluid dat de baby voortbrengt, bestaan uit gehuil dat, ongeacht de reden van het ongemak, weinig verschil in klank bezit. Daarna zal hij geleidelijk aan, gewoonlijk vanaf de vierde tot en met de zestiende week, „kirrende” en „lachende” geluidjes gaan maken, en ook wat klanken (gewoonlijk klinkergeluiden) gaan voortbrengen. Het gehuil zal nu in verschillende toonaarden geschieden. (Ja, het is niet alleen zo dat moeder leert wat baby bedoelt wanneer hij huilt, maar het kind varieert nu inderdaad de toon waarop hij huilt.)
2. Met ingang van de twintigste of omstreeks de twintigste week begint het zogenaamde „keuvelen”. De baby gaat „ketens” van eenlettergrepige geluiden aan elkaar rijgen, vaak een herhaling van gelijkvormige klanken, en schept daar gewoonlijk groot genoegen in. Ook nasale medeklinkers (zoals de m en de n) komen aan bot.
3. Vanaf de zesde maand tot en met de negende zal het gekeuvel van het kind uitmonden in „geluidsimitatie”, die begint als „zelfimitatie”, dat wil zeggen, het kind herhaalt de geluiden die het zelf maakt; later begint het dan de geluiden te herhalen die hij een volwassene of een ander kind tegen hem hoort maken. (Zoals in het voorbeeld aan het begin van ons artikel.)
4. Tijdens de tiende tot en met de twaalfde maand zal de baby misschien al echte korte woordjes gaan zeggen, maar in de meeste gevallen is dit enkel een herhaling van wat volwassenen hebben gezegd. Het is nog steeds imitatie.
5. Tegen de achttiende maand zal het kind over een woordenschat beschikken van drie à vier tot misschien wel vijftig woorden, en in toenemende mate door stembuiging duidelijk maken dat deze woorden iets voor hem betekenen, iets identificeren. In deze periode zal het kind misschien „zinnen” van twee woorden gaan vormen.
Gewoonlijk beginnen meisjes iets sneller te spreken dan jongens. Maar zoals reeds werd opgemerkt, kunnen de verschillen per kind aanzienlijk uiteenliggen, en zal het ene kind langer of korter in dit en het andere langer of korter in dat stadium verkeren. Spraakdeskundige Dr. Jon Eisenson betoogt overigens wel dat „de meeste kinderen die gaan praten, misschien wel negentig percent van hen”, hun eerste woordjes zeggen „tegen de tijd dat ze vijftien maanden zijn”.
Bij het beschouwen van deze stadiums is misschien wel het belangrijkste dat opvalt, dat kinderen leren spreken door nabootsing van de personen om hen heen. Dus is het duidelijk dat u op elk niveau een belangrijke rol in de ontwikkeling speelt.
Hoe te helpen
Hoewel het niet raadzaam is een checklijst bij te houden ’Wanneer Junior dit moet kunnen’, is het wel belangrijk dat u de reacties van uw kind zorgvuldig gadeslaat. Helaas beginnen ernstige spraakstoornissen maar al te vaak als een gehoorprobleem. Zelfs een gering gehoordefect is gevaarlijk voor een zuigeling. Waarom? Omdat een baby geluiden leert herkennen en ze dan herhaalt zoals hij ze hoort. Een gehoorprobleem dat door de ouders is verwaarloosd, zal daarom waarschijnlijk tot latere spraakstoornissen leiden en het leervermogen schaden.
Een van deze gehoorziekten is bijvoorbeeld de zo bekende middenoorontsteking, die het gehoorvermogen van het kind in misschien maar geringe mate zal schaden. Maar bij een jong kind dat nog niet de schoolgaande leeftijd heeft bereikt, aldus Dr. M. Downs, „is een gehoorverlies van 15 decibel . . . al voldoende om taalproblemen te veroorzaken” (Newsweek, 14 juni 1976). Natuurlijk lopen de meningen met betrekking tot het exacte niveau waarop gehoorverlies schadelijk wordt, uiteen. Niettemin staat vast dat een kind met deze ziekte wel duidelijk klinkers hoort, maar bepaalde medeklinkers (zoals p, t, en s) niet kan voortbrengen.
Gehoorverlies bij een baby vaststellen is niet gemakkelijk. Schenk daarom nauwlettend aandacht aan de kleine. Reageert het kind verschrikt op plotselinge, harde geluiden? Reageert hij op verre, zwakke geluiden? Uitstekend. Draait hij zijn hoofd om bij het horen van een bepaalde stem naast zijn wieg, nog voor hij iemand heeft gezien? Dat zijn allemaal goede aanwijzingen dat zijn gehoorvermogen in orde is.
Wanneer het kind goed hoort, wat voor positiefs kunt u dan doen om hem te helpen goed te leren spreken? Het allerbelangrijkste is: Geef hem uw TIJD en AANDACHT. Laat hem maar tegen u keuvelen en moedig hem aan tot het vormen van woorden. Herhaal geluiden die hij zegt, en wanneer hij zijn best doet om te praten, moedig hem dan aan door belangstelling te tonen.
Dit kan het beste geschieden op een zachte en aangename toon. Wanneer Junior een woord de eerste keer verkeerd zegt, is het gewoonlijk het beste niet onmiddellijk te zeggen: „Nee, je moet zeggen —————.” Glimlach daarentegen goedkeurend (Hij praatte!) en herhaal dan het woord zoals het uitgesproken moet worden. Terwijl u dus niet de „babypraat” van uw kind ontmoedigt, brengt u hem er ook niet toe dat hij de woorden verkeerd gaat uitspreken. Soms vinden welmenende vrienden en familieleden de verkeerde uitspraak van een kleuter „schattig”. Natuurlijk is dat beter dan haar „slecht” of „verkeerd” te vinden. Maar van spraakkundig standpunt uit bezien, wordt het meeste goeds tot stand gebracht door enerzijds het praten van het kind met goedkeuring te begroeten, en anderzijds met geduld en herhaling tot de juiste uitspraak aan te moedigen.
Overigens wil hiermee niet gezegd zijn dat ouders vanaf „het eerste woordje” moeten verwachten dat hun kind als een volwassene spreekt. Zij zullen zich ongetwijfeld de woorden van de bijbelschrijver Paulus herinneren, die schreef: „Toen ik een klein kind was, sprak ik als een klein kind, dacht ik als een klein kind, overlegde ik als een klein kind” (1 Kor. 13:11). Ja, in eerste instantie zal de spraak van uw kind misschien maar een slechte imitatie van de juiste spraak zijn, maar geduld en een goed voorbeeld zijn de sleutel. Dan zal het vanzelf de trekken van een klein kind gaan afleggen.
Natuurlijk is er streng onderricht nodig wanneer kinderen te luidruchtig en rumoerig worden, maar bij omgang met peuters blijft evenwichtigheid altijd geboden. Moedig aan tot spreken en vermijd het om het kind onmogelijke doeleinden te stellen.
Wanneer het kind er in de kleutertijd niet in slaagt bepaalde woorden of letters goed uit te spreken, raken sommige ouders erg geïrriteerd, en dit kan het kind schaden. De geleerden geloven namelijk dat er weliswaar een erfelijke geneigdheid tot bepaalde spraakgebreken kan bestaan, maar dat deze gebreken door ouderlijke druk vaak veel erger worden dan ze waren. Wat anders een voorbijgaande fase zou zijn geweest, wordt soms als zo „verschrikkelijk” voorgesteld dat het kind in het slechte patroon „bevriest” en er niet meer uitkomt.
Het gemiddelde kind spreekt bijvoorbeeld niet vloeiend (het praat in „brokken”, en sommigen stamelen of stotteren zelfs) en dat geldt vooral tussen de leeftijd van twee en vier jaar. Zeker in die periode is daarom toepassing nodig van het wijze bijbelse beginsel in Efeziërs 6:4: „Irriteert uw kinderen niet.” Vaak wanneer de ouders niet hardvochtig of geschokt reageren op het gestamel en gestotter van hun kind, maar het in plaats daarvan liefdevol aanraken en glimlachend accepteren, zal alleen al deze verlichting van de spanning de ernst van de stoornis belangrijk verkleinen. Deze liefdevolle aandacht vermindert de angst van het kind en zal ook de angst van de ouders doen afnemen.
Het is een bekend feit dat kinderen die in inrichtingen vertoeven of ’in geestelijk opzicht verwaarloosd zijn’ vaak met taal- en spraakmoeilijkheden te kampen hebben. Maar thans zijn er ook veel kinderen uit normale gezinnen die spreken alsof ze geen ouders hebben. Waardoor? Doordat hun ouders hun niet de aandacht geven die ze nodig hebben. Ironisch genoeg gaan sommige ouders pas met hun kinderen praten wanneer zij denken dat ze ’nu oud genoeg zijn om het te begrijpen’, terwijl een klein kind in werkelijkheid evenveel of nog meer aandacht nodig heeft dan een kind dat al vrijelijk kan praten.
Gewoonlijk gebeurt dit wanneer de ouders ten onrechte menen dat een kind pas „echt” kan gaan leren wanneer het verscheidene jaren oud is. Dit is echter geheel in tegenspraak met de bijbelse zienswijze ten aanzien van het leervermogen van een klein kind, die duidelijk tot uitdrukking wordt gebracht in Deuteronomium 31:12: „Verzamel het volk, de mannen en de vrouwen en de kleinen [Hebreeuws: taph, ’zij die dribbelen of kleine stapjes nemen’, kleine dreumesen] . . . opdat zij mogen luisteren en opdat zij mogen leren.”
De woordenschat helpen uitbreiden
De snelheid waarmee de woordenschat van een normaal kind zich uitbreidt is verbazingwekkend. Ze stijgt van twee tot drie woorden op éénjarige leeftijd tot 50 à 200 op tweejarige leeftijd, en rond de 900 op driejarige leeftijd. Waardoor die grote sprong tussen twee en drie jaar? Men gelooft dat dit toegeschreven moet worden aan het feit dat het tweejarige kind een nieuwe methode heeft ontdekt om alle taalmogelijkheden te onderzoeken, namelijk het stellen van vragen.
Omdat de vraag het voornaamste gereedschap is van zo’n kind, is het voor ouders (of degenen die voor kinderen zorgen) van het grootste belang te beseffen dat het ogenschijnlijk treiterige „Waarom?” voor het kind van fundamentele betekenis is. Wanneer u hem ontmoedigt vragen te stellen, vertraagt u daarmee rechtstreeks de toename van zijn woordenschat en de ontwikkeling van zijn logische denkvermogen.
Behalve uw reactie op vragen, zijn er, zo zouden we kunnen zeggen, drie reacties mogelijk op de prille praatpogingen van een kind, die van grote invloed zullen zijn op zijn vorderingen in taalbeheersing.
Ter illustratie het volgende: Stel dat kleine Marieke naar buiten is gegaan en daar een „bloem” heeft gevonden, en die nu naar haar moeder brengt. Hoe zal moeder reageren wanneer Marieke zegt: „Kijk eens, mammie, bloem”?
De negatieve reactie is: „Ga weg, Marieke, mamma is druk. Breng dat onkruid weer naar buiten.”
De neutrale reactie is: „Dat is leuk, Marieke.”
De positieve reactie zou echter kunnen zijn: „Oh, dat is een mooie bloem, Marieke; en kijk eens, er zitten vier blaadjes aan.” Het is duidelijk dat de moeder hier niet alleen warm reageert op het enthousiasme van haar dochter, maar nog een stap verder gaat en een nieuw woord toevoegt: „blaadjes”.
Ouders kunnen de gesprekken met hun kinderen dus beschouwen als gelegenheden om nieuwe bouwstenen — nieuwe woorden — aan hun „begripswereld” toe te voegen. Dat kan het beste gebeuren met korte opmerkingen, vaak herhalen wat het kind zegt (indien dat principieel juist is) en dan een klein beetje meer toevoegen.
Bovendien is het goed in gedachten te houden dat zelfs wanneer een klein kind schijnbaar een stellige verklaring doet, hij of zij vaak steun zoekt bij een volwassene en in feite vraagt: ’Heb ik gelijk?’
Maar ondanks alle uitvoerige pogingen om een kind te helpen, kan het helaas toch blijken dat het met een ernstig spraakgebrek kampt. Wat dan?
Vermijd extreme reacties
Het kan gebeuren dat uw kind echt geen vorderingen maakt bij het vormen en samenvoegen van woorden, ook al is zijn gehoor normaal, en ook al neemt u eventuele traagheid bij zijn ontwikkeling in aanmerking. Wat dan te doen? Wel, de ergste reactie is dan in paniek te raken en in uitersten te vervallen.
Het ene uiterste is het kind als een soort van „zonderling” te bezien en uzelf of het kind daar overdreven de schuld van te geven. Als een kind valt en zijn been breekt, welke ouder zou dan niet naar de dokter hollen om het te laten zetten? Maar op de een of andere manier ziet men de „gebroken” taal van een kind als iets wat men moet negeren of waarover men zich moet schamen, in plaats van als iets dat hersteld moet worden.
Het is waar dat vaak de huiselijke omstandigheden tot het gestoorde spraakpatroon hebben bijgedragen, maar dat is dan des te meer reden om werkelijk aandacht aan zowel het kind als de verhoudingen binnen uw gezinskring te schenken. Vaak kan een logopedist(e) een klein kind snel helpen een spraak- of taalmoeilijkheid te overwinnen, terwijl als men het maar verder laat modderen met het probleem, die ten slotte zo ingeworteld raakt dat het vrijwel niet meer te corrigeren is.
Het andere uiterste is op zo’n heftige wijze van uw ontsteltenis blijk te geven dat het kind duidelijk aanvoelt dat hij de bron van grote zorgen is. Hij krijgt het gevoel dat hij anders MOET praten. En vooral bij stotteraars zal deze extra psychische druk een averechtse uitwerking hebben.a
Ouders zullen integendeel, net als reeds in verband met baby’s werd besproken, het grootst mogelijke geduld en de grootst mogelijke tederheid moeten opbrengen. Vermijd het uw kind constant te corrigeren en te bevitten. Probeer daarentegen de geest van het kind van zijn spraakprobleem af te leiden. Vaak wanneer hij niet aan zijn stoornis denkt, zal hij ook normaal spreken.
Het is hierbij belangrijk dat oudere broers en zusters van de noodzaak worden doordrongen de stotteraar in het gezin met tedere genegenheid te helpen — en hem niet altijd het zwijgen op te leggen wanneer hij wat probeert te zeggen, want dat zal alleen maar angsten en frustraties scheppen.
Ja, de christelijke beginselen die in de bijbel met betrekking tot de omgang met kinderen staan uiteengezet, zijn van onschatbare waarde om een klein kind dat te kampen heeft met een spraakstoornis en daarbij ook vaak een zogenaamde „langzame leerling” blijkt, te helpen.
„Tedere genegenheid”, „lankmoedigheid”, „zachtaardigheid”, „zelfbeheersing” — die eigenschappen kunnen, wanneer ouders ze ten toon spreiden, ontzaglijk veel doen om het probleem te verlichten. — 1 Thess. 2:7, 8; Gal. 5:22, 23.
Praat daarom met uw kind, vanaf het prilste begin. Lees het voor, vanaf het prilste begin. Heb een zacht en liefdevol lichamelijk contact met hem, vanaf het prilste begin. Dat zal de kleine helpen zijn spraakvermogen te ontwikkelen en zal een positieve uitwerking hebben op zijn persoonlijkheid en leervermogen.
Meer nog dan waarschijnlijk enige andere vaardigheid zal het vermogen van een kind om zijn gedachten, wensen en gevoelens duidelijk onder woorden te brengen, van grote invloed zijn op zijn persoonlijke prestaties, gevoel van eigenwaarde en geluk. Gebruik daarom samen met uw kind het door God geschonken wonder van de spraak, zodat uw kroost u later, op die zo menselijke wijze, met woorden, zal kunnen zeggen: „Dank u wel. Ik ben blij dat u zoveel moeite hebt gedaan om mij te helpen.”
[Voetnoten]
[Inzet op blz. 17]
’Overal ter wereld is onder kinderen een opmerkelijke overeenkomst in ontwikkelingsstadiums van het spraakvermogen waar te nemen.’
[Inzet op blz. 18]
’Misschien wel het belangrijkste dat opvalt, is dat kinderen leren spreken door nabootsing van de personen om hen heen.’
[Inzet op blz. 20]
„Wat anders een voorbijgaande fase zou zijn geweest, wordt soms als zo ’verschrikkelijk’ voorgesteld dat het kind in het slechte patroon ’bevriest’ en er niet meer uitkomt.”
[Illustratie op blz. 21]
Ook vader kan zijn kind vriendelijk aanmoedigen tot praten door eenvoudige woorden veelvuldig te herhalen