Zou u op een voortreffelijker manier liefde ten toon kunnen spreiden?
VAN alle eigenschappen die wij zouden kunnen aankweken, is ’liefde de grootste’ (1 Kor. 13:13). De apostel Paulus sprak hier niet over eros-liefde, een liefde gebaseerd op seksuele aantrekkingskracht en waarvan het woord „erotisch” is afgeleid; ook ging het niet om storgè, de liefde die op gezinsverhoudingen is gebaseerd; hij had het ook niet over philia, de liefde die op overeenkomst in persoonlijke sympathieën en antipathieën is gebaseerd. Het Griekse woord dat de apostel hier gebruikte, was veeleer agapè, de positieve liefde die op beginselen is gebaseerd en geheel en al op anderen is gericht.
Wij kunnen onder andere liefde tonen door dingen van materiële aard of waarde te geven. Dat is op zichzelf genomen goed, maar bestaat er een voortreffelijker manier? Een zeer geliefde bijbelonderzoeker uit vroeger jaren heeft naar verluidt eens opgemerkt: ’Als wij zouden kunnen kiezen tussen meer geld aan het werk van de Heer geven of meer van onze tijd en energie geven, zou het het verstandigste zijn het laatste te willen doen — meer van onze tijd en energie geven.’ Waarom? Omdat dit heel goed tot gevolg zou kunnen hebben dat God meer eer en lof ontvangt en wijzelf gelukkiger worden.
Over het algemeen zijn de christelijke getuigen van Jehovah zich van dit beginsel bewust. Enkele jaren geleden luidde een krantekop in Pittsburgh (VS): „Jehovah’s Getuigen leveren werkkrachten om Congreshal nabij het vliegveld te bouwen.” Het artikel bevatte een grote overzichtsfoto van het werk en berichtte dat letterlijk duizenden zich vrijwillig hadden aangeboden om te helpen en dat er soms meer helpers kwamen dan werkelijk gebruikt konden worden. Toen een protestantse geestelijke dit bericht las, werd hij ertoe gebracht zich te beklagen over de slechte reactie die hij had gekregen op een oproep om hulp voor een bepaald project waar hij het toezicht over had: „Sta eens stil bij het grote aantal protestantse kerken en alle verbonden groepen die bij het project betrokken zijn . . . [toch] kost het me moeite om op een gegeven moment zes mannen te krijgen die één dag gratis arbeid willen verrichten om te helpen een project tot stand te brengen.” Deze vele kerkgangers waren klaarblijkelijk van mening dat het gemakkelijker was hun geld bij te dragen dan zichzelf te geven en hun tijd en energie op te offeren.
In navolging van de eerlijkheid die door de geïnspireerde bijbelschrijvers aan de dag werd gelegd, moeten wij echter toegeven dat degenen die belijden volledig opgedragen dienstknechten van Jehovah God te zijn in dit opzicht soms ook een beetje mank kunnen gaan. Zo vermeldde degene die de leiding had over de bouw van een onlangs gereedgekomen Congreshal van Jehovah’s Getuigen dat de manier waarop de broeders door middel van geldelijke bijdragen hadden gereageerd, werkelijk wonderbaarlijk genoemd kon worden; hoewel de zaal bijna een miljoen dollar zou gaan kosten, waren alle onkosten vrijwel betaald tegen de tijd dat het bouwwerk was gereedgekomen. Diezelfde waardering bleek echter niet te bestaan wanneer het erop aankwam dit bouwproject door middel van het geven van persoonlijke tijd en krachtsinspanningen te ondersteunen.
Wat was het probleem? Velen hebben ongetwijfeld gemeend dat hun edelmoedige geldelijke bijdragen voldoende waren. Het was inderdaad heel erg goed edelmoedige bijdragen te schenken. Maar op zichzelf genomen ontlastte dit hen nog niet van de verplichting ook van hun tijd en energie te geven als zij hiertoe in staat waren. Er zou gezegd kunnen worden dat Jezus Christus dit punt belichtte toen hij tot een zekere rijke jonge regeerder zei dat hij niet alleen zijn bezittingen moest verkopen en de opbrengst aan de armen moest geven, maar dat hij hem ook nog moest volgen. — Luk. 18:18-23.
Ditzelfde beginsel is op alle aspecten van de christelijke dienst van toepassing. Zou het niet geweldig zijn wanneer iemand al zijn tijd en energie aan Gods dienst gaf als hij daartoe in staat was? Het kan gemakkelijker zijn om geld in de bijdragenbus van de Koninkrijkszaal te stoppen dan de Koninkrijkszaal schoon te maken en het terrein rondom het gebouw te verzorgen wanneer men hiervoor verantwoordelijk is. Maar zou het laatstgenoemde eigenlijk niet van meer liefde getuigen? Het kan gemakkelijker zijn geld bij te dragen voor het drukken van bijbels en bijbelse lectuur dan er de tijd voor te nemen om dit gedrukte materiaal naar de huizen van de mensen te brengen, terwijl men het goede nieuws van Gods koninkrijk predikt en probeert discipelen te maken. Maar is ook in dit geval het laatstgenoemde niet een voortreffelijker manier om liefde te tonen en is dit niet hetgeen Jezus’ volgelingen in overeenstemming met Jezus’ profetie en opdracht zouden doen? Dit is beslist het geval, zoals uit Matthéüs 24:14 en Matthéüs 28:19, 20 blijkt.
Dit beginsel is ook binnen de gezinskring van toepassing. Het is prijzenswaardig wanneer een man geld aan zijn vrouw besteedt. Maar geeft hij niet van meer liefde blijk wanneer hij haar zijn tijd en aandacht schenkt en belangstelling voor haar toont? Hij zou zelfs heel edelmoedig kunnen zijn wanneer het op het geven van geld aankomt, zonder toch echt van zijn vrouw te houden. Zo was er eens een in politiek opzicht vooraanstaande rechter die zijn vrouw edelmoedig allerlei materiële dingen schonk. Op zekere dag ontdekte zij echter tot haar ontzetting dat hij er nog een andere vrouw op nahield. Het geven van materiële dingen behoeft dus helemaal geen uitdrukking van ware liefde te zijn. Het zal van de omstandigheden afhangen hoeveel een echtgenoot in materieel opzicht kan geven; wanneer het echter op de „alles overtreffende weg” aankomt, hebben zowel rijk als arm vrijwel dezelfde gelegenheden. — 1 Kor. 12:31-13:13.
Er bestaat een zelfde situatie wanneer het op de liefde aankomt die ouders jegens hun kinderen tonen. Sommige ouders, die zelf als kind weinig van de goederen van deze wereld hebben gehad, hebben het besluit genomen dat hun kinderen een overvloed zullen hebben van goede dingen: mooie kleren, speelgoed, benodigdheden voor hun hobby’s en wat al niet meer. Als zij het daar echter bij laten, zijn zij erg onverstandig. Het is veel belangrijker dat zij hun kinderen iets van zichzelf geven, van hun tijd, belangstelling en energie. Dit kan hun in werkelijkheid veel meer kosten op het gebied van zelfopoffering, maar zo’n handelwijze is ook veel lonender. Laat u met andere woorden niet door de tv of een babysitter vervangen, behalve in noodgevallen of tijdens andere zeldzame gelegenheden; dus niet opdat de ouders veelvuldig een nachtclub kunnen bezoeken!
Laten wij dus altijd in gedachte houden dat wij het beste liefde ten toon kunnen spreiden door onszelf te geven — onze tijd, onze energie, onze belangstelling, onze aandacht, onze genegenheid. Het is heel goed en zelfs noodzakelijk om dingen van materiële waarde aan Gods werk te geven of aan degenen die wij liefhebben; wij dienen ons echter nooit met dergelijke dingen tevreden te stellen als wij ook van de waardevollere dingen kunnen geven. En mocht zich de gelegenheid voordoen om tussen de twee te kiezen, laten wij dan de voortreffelijker liefde alsook de grotere wijsheid ten toon spreiden door onszelf te geven en zelfs „onze eigen ziel” mee te delen. De apostel Paulus heeft dit gedaan, en God heeft hem hier rijkelijk voor gezegend! — 1 Thess. 1:6-10; 2:8.