Vragen van lezers
● In 1 Koningen 15:33 staat dat Baesa in het derde jaar van Asa, de koning van Juda, koning over Israël werd en vierentwintig jaar regeerde. In 2 Kronieken 16:1 staat echter dat Baesa in het zesendertigste jaar van Asa’s regering tegen Juda optrok. Hoe kon dit daar Baesa’s regering tien jaar voordien reeds was geëindigd? — W.M., Engeland.
Ten einde de tegenstrijdigheid tussen 1 Koningen 15:33 en 2 Kronieken 16:1 weg te nemen, werd in de Pieter Keur-uitgave van de Statenvertaling bij het vers voorafgaande aan 2 Kronieken 16:1, dus bij hoofdstuk 15 vers 19, in de kanttekening opgemerkt dat het vijfendertigste jaar van Asa’s regering, waarvan in dit vers sprake is, werd gerekend van de verdeling der natie in de koninkrijken Juda en Israël aan het einde van Salomo’s regering. Daar staat namelijk: „Dat is, van het koninkrijk van Juda, zooals het verdeeld was van het koninkrijk van Israël, waarvan Asa nu koning was; want hier worden niet uitgedrukt de jaren, in welke Asa geregeerd heeft, maar in welke het koninkrijk van Juda geduurd heeft, nadat de tien stammen daarvan afgeweken waren.”
Evenzo halen de joodse commentators bij 2 Kronieken 16:1 de Seder Olam aan, waarin wordt geopperd dat het zesendertigste jaar werd gerekend van het bestaan van het gescheiden koninkrijk Juda af, en overeenkwam met het zestiende jaar van Asa (Rehabeam 17 jaar, Abia 3 jaar en Asa 16 jaar).
Wellicht denken enkelen dat er in 2 Kronieken 16:1 eigenlijk het zestiende jaar van Asa’s regering werd bedoeld in plaats van het zesendertigste, maar de onlangs verschenen Interpreter’s Bible vertelt van de ontdekking van een zuil, waardoor het gebruik van „zesendertigste” wordt bevestigd. De juiste gedachte blijkt dus te zijn dat het zesendertigste jaar van 2 Kronieken 16:1, zoals werd verondersteld, verwijst naar het aantal jaren dat was verlopen sedert de verdeling van Israël in twee koninkrijken.
● In Openbaring 13:18 (NW) staat: „Hierbij komt wijsheid te pas: Wie intelligent is, berekene het getal van het wilde beest, want het is het getal eens mensen; en zijn getal is zeshonderdzesenzestig.” Wat wordt door dit getal te kennen gegeven? — E.J., Verenigde Staten.
De veronderstelling dat dit getal naar de paus der Rooms-Katholieke Hiërarchie verwijst, is niet schriftuurlijk. Het kan niet op het pausschap worden toegepast, want het is het getal van een beest. In de bijbel worden beesten gebruikt als symbool van beestachtige menselijke regeringen, zoals in Daniël, hoofdstuk 7. In Openbaring hoofdstuk 13 is het „wilde beest” een symbool van Satans zichtbare organisatie, waaruit volgt dat 666 het getal van deze organisatie is.
Vanaf de eerste menselijke politieke regering in Babylon tot op heden hebben door mensen opgerichte regeringen voornamelijk uit drie elementen bestaan: religie, politiek en handel. Het getal 666 nu, samengesteld uit drie reeksen met een 6 er in, is een voorstelling van deze drie elementen waaruit Satans beestachtige zichtbare organisatie is opgebouwd. Waarom zes? Omdat zes in de bijbel een aanduiding van onvolmaaktheid is. Zeven duidt geestelijke volledigheid of volmaaktheid aan, en zes is niet helemaal zeven en derhalve onvolledig of onvolmaakt. In de oorspronkelijke taal wordt het getal 666 in de Griekse tekst aangeduid door drie verschillende letters of symbolen uit het alfabet, namelijk, χ (600), ξ (60) and ς (6).
Zes is een symbool van onvolmaaktheid, datgene wat in Gods ogen een gruwel is, en derhalve laakbaar. Zeshonderd zou daarom betrekking kunnen hebben op het laakbaarste element, de valse religie. De valse religiën der wereld nemen huichelachtig een houding aan alsof zij God aanbidden maar in werkelijkheid stellen zij hem verkeerd voor en leiden zij de mensen van God vandaan of zijn zij er door hun leugens en laster verantwoordelijk voor dat zij zich tegen hem keren. In plaats dat deze religiën naar God en Christus en het hemelse koninkrijk opzien, hebben zij het geld lief en verheerlijken de politieke vervangingsmiddelen voor dat koninkrijk. Bovendien zijn de geestelijken der religiën er bittere tegenstanders van dat Jehovah’s getuigen het goede nieuws van Christus’ koninkrijk prediken, en zetten de twee andere elementen van Satans zichtbare samenstel op zich eveneens hiertegen te verzetten.
Het handelselement is laakbaarder dan het politieke, omdat het achter de schermen grotere macht bezit, terwijl de politieke klasse in de ogen van het publiek de gewillige, luid schallende werktuigen zijn. Het getal 60 is daarom een goede voorstelling van het handelselement en 6 van het politieke element. Deze drie elementen vormen tezamen Satans zichtbare organisatie en het getal 666 is een voorstelling van deze gecombineerde elementen, die onvolmaakt en in Gods ogen laakbaar zijn.
Door dit getal wordt zelfzuchtig gewin tot uiting gebracht, omdat het jaarlijkse inkomen van koning Salomo in de oudheid 666 talenten bedroeg. Ook kwam het voor in de afmetingen van het gouden afgodsbeeld van Nebukadnezar, dat de drie getrouwe Hebreeërs weigerden te groeten en aanbidden, want dit was zestig el hoog en zes el breed. Bovendien had de goddeloze Goliath, die Gods natie Israël bestreed, een reuzenbroer die zes vingers aan iedere hand en zes tenen aan elke voet had en een afbeelding was van Satans zichtbare dictatoriale organisatie, welke er aanspraak op maakt de „hogere machten” te zijn in plaats dat zij Jehovah en Christus als zodanig erkennen. Zes is dus alleen in de ogen van de mensen een zinnebeeld van volledigheid, doch het voldoet niet aan de volledigheid of volmaaktheid welke door God door het getal zeven wordt aangeduid. — 1 Kon. 10:14; Dan. 3:1; 1 Kron. 20:6; Rom. 13:1.
Omdat zes onder de maat van Gods volmaakte getal zeven blijft, wordt het een getal eens mensen genoemd en is van toepassing op de zichtbare mensenorganisatie onder Satan, de god dezer wereld, welke organisatie wordt gesymboliseerd door het wilde beest. Met dit in gedachten wordt het getal van het wilde beest „het getal eens mensen” genoemd. Het is niet Gods volmaakte getal van geestelijke volledigheid.
● Moet uit 1 Korinthe 15:32 (NW), waar staat, „Wanneer ik, gelijk mensen, te Efeze met wilde beesten heb gestreden, wat baat me dat dan?” worden opgemaakt dat de apostel Paulus in de arena met wilde beesten heeft gestreden? — M.H., Verenigde Staten.
In The Watchtower van 15 april 1944 werd op deze tekst het volgende commentaar gegeven: „Er is elke reden om te denken dat de apostel Paulus in de jaren welke hij te Efeze doorbracht, door zijn vijanden de arena werd binnengebracht om daar met wilde beesten te strijden en dat hij door de Heer op wonderbaarlijke wijze werd bevrijd, evenals Daniël tegen de leeuwen werd behoed.”
Paulus schreef uit Efeze aan de Korinthiërs „Het schijnt mij dat God ons, de apostelen, als laatsten heeft tentoongesteld als mannen die voor de dood zijn bestemd, omdat wij een theatraal schouwspel voor de wereld zijn geworden, zowel voor engelen als voor mensen” (1 Kor. 4:9, NW). Er was te Efeze een stadion en in de arena streden de gladiatoren voor duizenden toeschouwers. Soms werd er van de mannen die ter dood waren veroordeeld, een schouwspel gemaakt doordat zij in de arena tegenover wilde beesten werden geplaatst, op welke wijze aan hen in aanwezigheid van tallozen die het bloedige schouwspel vanuit hun plaatsen in het theater of stadion volgden, het vonnis werd voltrokken. Het is zeer wel mogelijk dat de apostel Paulus zulk een lot beschoren kreeg, alleen met die uitzondering dat hij op wonderbaarlijke wijze tegen de wilde beesten werd behoed, evenals hem bij een andere gelegenheid geen letsel overkwam toen hij door een adder werd gebeten en evenals Daniël uit de leeuwenkuil werd bevrijd. — Hand. 28:3-6.
Velen beweren dat Paulus overdrachtelijk sprak toen hij zinspeelde op het strijden met beesten in Efeze, en zij betogen dat hij zijn conflicten met de wrede, beestachtige mensen bedoelde die zijn predikingswerk tegenstonden. Zij zeggen dat het moeilijk denkbaar is dat een Romeins burger als Paulus in de arena geworpen werd. Tevens betogen zij dat wanneer er zoiets buitengewoons als een bevrijding uit de arena was gebeurd, Paulus dit uitvoeriger vermeld zou hebben en dat Lukas er in de Handelingen der apostelen nader op ingegaan zou zijn. Het is mogelijk dat Paulus overdrachtelijk heeft gesproken en dat de beesten welke hij bedoelde, zijn menselijke tegenstanders waren.
Dat Lukas hierover zwijgt, behoeft geen reden te zijn om niet aan een letterlijke bevrijding te denken, terwijl er moeilijk kan worden betoogd dat Paulus dit voorval niet heeft genoemd, gezien zijn woorden in 1 Korinthe 4:9 en het meer in bijzonderheden tredende latere commentaar in 15:32. Hij is in deze brief wellicht niet in details getreden, omdat andere uitvoerige berichten de Korinthiërs misschien al hadden bereikt. Paulus heeft te Efeze beslist een bijzondere beproeving moeten doorstaan en de Korinthiërs schenen hiervan op de hoogte te zijn, want Paulus verwees kort daarop in een volgende brief aan de Korinthiërs naar deze overweldigende ervaring zonder details te vermelden: „Broeders, wij willen u niet onwetend laten omtrent de verdrukking welke ons in de provincie Azië is overkomen, dat er boven onze kracht een zeer sterke druk op ons werd uitgeoefend, zodat wij zelfs zeer in het onzekere verkeerden over ons leven. Inwendig voelden wij reeds dat wij het doodvonnis hadden ontvangen. Dit opdat wij ons vertrouwen niet in ons zelf zouden stellen, maar in de God die de doden opwekt. Uit zulk een nabije dood heeft hij ons verlost en zal ons verlossen, en op hem hebben wij onze hoop gevestigd dat hij ons ook verder zal verlossen.” — 2 Kor. 1:8-10, NW.
Deze woorden zouden stellig betrekking kunnen hebben op een strijd met beesten in de arena en een bevrijding daarvan door Jehovah. Ze schijnen te krachtig te zijn dat ze een beschrijving zouden kunnen zijn van het oproer dat Demetrius, de zilversmid, ontketende, of er naar zouden verwijzen, zoals enkelen beweren. Hoe het ook zij, toen was de druk voor Paulus’ reisgezellen Gajus, Aristarchus en Alexander groter dan voor hem zelf. Alhoewel Paulus het wel wilde, ging hij toen het theater niet binnen, daar zijn discipelen het hem niet toestonden zijn leven in gevaar te brengen (Hand. 19:23-41). Paulus was er de man niet naar de over hem gebrachte vervolging te overdrijven. Hij vermeldt vele beproevingen zonder er over in bijzonderheden te treden, zoals bijvoorbeeld dat hij „dikwijls aan de rand van de dood” heeft gestaan. Een dezer keren zou bij een strijd met wilde beesten in de arena te Efeze geweest kunnen zijn. — 2 Kor. 11:23-27, NW.