Wat is de zienswijze van de bijbel?
Wekt God datgene op wat wordt begraven?
DE DOOD van een dierbaar familielid komt vaak als een grote schok; wellicht zult u dat uit eigen droeve ervaring kunnen bevestigen. Waarschijnlijk dat u dan ook hebt ervaren dat onmiddellijk na die schok heel wat vragen en problemen kunnen opdoemen. Zoals bijvoorbeeld:
Moet het lichaam gecremeerd of begraven worden, of eventueel gebalsemd? Wilt u bij het begraven een normale kist of één die speciaal is ontworpen om het lichaam langer te bewaren?
Bij het overwegen van die vragen, waar we vroeg of laat allemaal voor kunnen komen te staan, werden uw gedachten wellicht beheerst door een gevoel van algemene bezorgdheid, en wel:
Is datgene wat er met het lichaam gebeurt, van enige invloed op het al dan niet opgewekt kunnen worden van overledenen? Veel mensen geloven van wel. En vooral in Amerika is aldus de gewoonte ontstaan het lichaam van een overleden geliefde een speciale behandeling te laten ondergaan, zelfs al maakt dat de begrafenis duurder.
Waarom zij zulks geloven
Leert uw religie dat de Schepper op de Oordeelsdag de vleselijke lichamen van allen die gestorven zijn, zal opwekken?
„Ja”, zult u als katholiek antwoorden en daarbij misschien zelfs een deel van de Apostolische Geloofsbelijdenis aanhalen: „Ik geloof in . . . de verrijzenis van het lichaam.” Over deze verklaring schrijft een katholieke catechismus: „Aan het eind der wereld zullen de lichamen van alle mensen uit de aarde opstaan en met hun ziel verenigd worden.” Ook als protestant zal deze gedachte u waarschijnlijk niet onbekend in de oren klinken; veel protestantse kerken huldigen een overeenkomstige zienswijze.
En de Encyclopædia Judaica (1971) wijst erop dat ook in het jodendom „het geloof dat uiteindelijk de doden in hun lichaam zullen herleven” een „belangrijke geloofswaarheid” is. De rabbijnse literatuur bespreekt zelfs problemen als: „hoe de lichamen naar het Land van Israël zullen reizen . . ., en of ze gekleed of naakt zullen zijn”. De encyclopedie voegt hier nog aan toe: „Dit idee wordt zo serieus en letterlijk genomen dat vrome joden zich vaak bezorgd maken over de kleren waarin ze begraven worden, de volledige teraardebestelling met alle organen, en het begraven worden in Israël.”
Zoals u ziet, is het dus een wijdverbreide opvatting dat personen met hetzelfde vleselijke lichaam zullen worden opgewekt als zij bij hun dood hadden. En dit is onbetwist van invloed op de beslissingen die men met betrekking tot begrafenissen en begraven neemt.
Wat voor specifieks heeft de bijbel hier echter over te zeggen? Het zou goed zijn dit te weten, want wellicht zal uw beslissing erdoor veranderen.
Bewijzen van wat God kan
Bij het doorlezen van de bijbel, blijkt duidelijk dat God het vermogen heeft iemand met hetzelfde lichaam op te wekken als hij bij zijn dood had.
Er zijn heel wat gevallen bekend waarin iemand stierf en Jehovah door bemiddeling van een van zijn dienstknechten het leven in het dode lichaam terugbracht. Dat gebeurde met een knaap in Sarfath, een jongen in Sunem, het dochtertje van Jaïrus, een jongeman in Naïn en Dorkas van Joppe (1 Kon. 17:21-23; 2 Kon. 4:8, 32-37; Mark. 5:22-24, 35-42; Luk. 7:11-15; Hand. 9:36-42). In al die gevallen werden de personen kennelijk weer tot leven gebracht op dezelfde dag dat ze gestorven waren, op een moment dat hun lichaam nog aanwezig was en nog niet tot ontbinding was overgegaan.
De opwekking van Lazarus was enigszins anders. Hij was al vier dagen dood en zijn lichaam was reeds in een staat van ontbinding geraakt en riekte. Niettemin kon de God die uit de aardse elementen een lichaam voor Adam had bereid, ook Lazarus weer een volledig gezond lichaam verschaffen, hetgeen hij deed. Jezus bad tot zijn Vader en zei toen: „Lazarus, kom naar buiten!” En dat gebeurde. De man Lazarus kwam levend te voorschijn, met een gezond menselijk lichaam. — Joh. 11:39-44.
Het staat dus zonder twijfel vast dat God personen tot leven kan terugbrengen met een lichaam van vlees, bloed, beenderen, haar en alle andere stoffelijke aspecten waaruit een lichaam bestaat. Wil dit echter zeggen dat God de beschikking moet hebben over een redelijk intact zijnd lichaam om een opstanding te kunnen bewerkstelligen? Moet men hieruit opmaken dat het lichaam van een gestorven geliefde geconserveerd dient te worden?
De les van Jezus
We worden geholpen de juiste zienswijze hieromtrent te verwerven, wanneer we beschouwen wat er met Jezus gebeurde. U zult zich herinneren dat voordat Gods Zoon naar de aarde kwam, hij te zamen met zijn Vader en de engelen als geest in de hemel had geleefd (Joh. 1:1, 14). Nadat Jezus ter dood was gebracht, zou hij naar de hemel terugkeren, om, zoals hijzelf had gevraagd, ’verheerlijkt te worden naast zijn Vader met de heerlijkheid die hij had voordat de wereld was’. — Joh. 17:5.
Zou het met het oog daarop nodig zijn dat God Jezus’ menselijke lichaam van vlees, beenderen en bloed opwekte? Nee, want Jezus zou naar de hemel gaan. Is het daarom niet begrijpelijk dat de apostel Petrus over Jezus verklaarde dat hij „ter dood gebracht” werd „in het vlees”, maar „levend gemaakt in de geest”? — 1 Petr. 3:18.
Sommigen zouden zich niettemin kunnen afvragen: Als Jezus als een geest werd opgewekt, gelijk de engelen, hoe kan het dan dat hij na zijn opstanding in het vlees verscheen? Om achter het bijbelse antwoord hierop te komen, moet men terugdenken aan de keren dat engelen aan mensen zijn verschenen, in het geval bijvoorbeeld van Abraham, Lot en Gideon en de ouders van Simson (Gen. 18:1, 2; 19:1; Recht. 6:11, 12; 13:13-21). In de hemel waren die engelen geesten en hadden zij onzichtbare geestelijke lichamen. Maar om door mensen gezien te kunnen worden, moesten zij een menselijk lichaam aannemen.
Jezus deed hetzelfde nadat hij was opgewekt; hij was niet langer een man van vlees en bloed zoals Adam, maar was nu een „levengevende geest” (1 Kor. 15:45). Kennelijk heeft God het lichaam van Jezus weggenomen, opdat het niet aanbeden zou worden. (Vergelijk Deuteronomium 34:6; Judas 9.) Maar Jezus had dat lichaam ook niet meer nodig. Als geest nam hij diverse menselijke lichamen aan en verscheen in die gedaanten aan zijn discipelen. Soms was het gematerialiseerde lichaam zodanig dat zijn volgelingen hem niet herkenden (Joh. 20:14-16; 21:4-7). Eenmaal, om de „twijfelende” Thomas te overtuigen, materialiseerde Jezus een vleselijk lichaam met dezelfde wonden als zijn lichaam bezat toen hij stierf. Een zorgvuldige beschouwing van dit verslag bevestigt niettemin dat ook hier weer sprake was van materialisatie. Waaruit we dat kunnen opmaken? Wel, Jezus verscheen aan Thomas in een gesloten vertrek, en materialiseerde zich op wonderbare wijze te midden van de apostelen. — Joh. 20:24-29.
Was dat een patroon?
Hoewel hetgeen er in Jezus’ geval gebeurde, interessant en van belang is, zult u zich toch misschien afvragen: ’Zal God niettemin van anderen wèl het vleselijke lichaam opwekken?’
Wel, de Schrift leert duidelijk dat bepaalde volgelingen van Christus tot erfgenamen met hem in de hemel zijn geroepen (Rom. 8:16, 17; 2 Tim. 4:18). En als Jezus ’levend werd gemaakt in de geest’ is het redelijk te veronderstellen dat ook zijn gekozen volgelingen die voor hemels leven zijn bestemd, eveneens als geesten worden opgewekt, met geestelijke lichamen die voor hun nieuwe omgeving geschikt zijn (1 Petr. 3:18). Dan zullen echter hun vleselijke lichamen niet meer worden opgewekt.
En dat is ook precies hetgeen de apostel Paulus bij het bespreken van de opstanding en het beantwoorden van de vraag: „Hoe worden de doden opgewekt? Ja, met wat voor soort van lichaam komen zij”, verklaart (1 Kor. 15:35). Het is duidelijk dat wanneer hun eigen vleselijke lichaam weer zou worden opgewekt, er geen aanleiding tot die vraag zou bestaan. Wat antwoordde Paulus? Eerst stelt hij: ’God geeft er een lichaam aan zoals het hem behaagt’. Is dat beginsel van toepassing op de opstanding uit de doden? Ja, hoewel een persoon geleefd heeft en gestorven is in een „fysiek lichaam”, is datgene wat wordt opgewekt, een „geestelijk lichaam”. Degenen die tot hemels leven worden opgewekt, zullen dus net zomin een vleselijk lichaam nodig hebben als Jezus, die werd opgewekt tot een „levengevende geest”. In de hemel zullen zij een geestelijk lichaam bezitten, en „het beeld van de hemelse dragen”. — 1 Kor. 15:36-49.
Paulus bewijst dit afdoende met zijn volgende verklaring: „Dit zeg ik evenwel, broeders, dat vlees en bloed Gods koninkrijk niet kunnen beërven en de verderfelijkheid beërft de onverderfelijkheid niet” (1 Kor. 15:50). Naar aanleiding van deze duidelijke verklaring, gaf de geestelijke J. A. T. Robinson toe: „Dit is fundamenteel en noch Paulus noch enige andere schrijver in het Nieuwe Testament spreekt of kon spreken over de ’opstanding van het vlees’.”
Uit de bijbel blijkt dus dat de eerste christenen begrepen dat hun opstanding niet afhankelijk was van de bewaring van hun lichaam. Het waren de vijanden van het christendom die dat ten onrechte geloofden. Over de tegenstanders van het christendom in de tweede eeuw, die hen trachtten uit te roeien, schrijft de oude historicus Eusebius: „De lichamen van de martelaren . . . werden ten slotte verbrand . . . en uiteindelijk in de Rhône geworpen . . . Deze dingen deed men alsof men in staat was God te dwarsbomen en hun opstanding onmogelijk te maken.” Hun vijanden zeiden: „Nu zullen we eens zien of ze nog kunnen opstaan.”
Natuurlijk zullen de eerste christenen hun gedode broeders liever een passende begrafenis hebben gegeven. Niettemin wisten zij, dat ook al konden zij dat niet, dit niet van invloed zou zijn op hun opstanding.
Tot leven op aarde
Gods handelingen in verband met Jezus en zijn medeërfgenamen tonen duidelijk aan dat Jehovah geen geconserveerd menselijk lichaam nodig heeft om iemand op te wekken. Dus ook in verband met de toekomstige aardse opstanding in de Nieuwe Ordening zal Jehovah ’aan elk een lichaam geven zoals het Hem behaagt’. — 1 Kor. 15:38.
God zal Davids getrouwe vriend Jonathan kunnen opwekken, ook al is diens lichaam verbrand en werden alleen zijn beenderen begraven (1 Sam. 31:2, 12, 13). Niet moeilijker zal het voor hem zijn al degenen die in aardse graven zijn begraven en van wie het lichaam tot stof is vergaan, op te wekken. — Openb. 20:12, 13.
Jehovah zal voor de opwekking van Jonathan niet dezelfde moleculen en atomen hoeven te gebruiken als waaruit diens lichaam bij zijn dood bestond, en hetzelfde geldt voor anderen die gestorven zijn. Zelfs nu reeds zijn wij wat de atomen betreft waaruit we momenteel bestaan, niet dezelfde als degene die we tien jaar geleden waren, maar toch zijn we dezelfde persoon. Net als God Adam uit de elementen der aarde een gezond lichaam verschafte, zo kan Hij ook elke persoon die tot leven op aarde wordt opgewekt, een volledig menselijk lichaam schenken (Hand. 24:15). Misschien dat het lichaam van de opgewekte persoon dezelfde algemene gedaante heeft als vóór de dood — belangrijker is echter dat God zo’n persoon met dezelfde persoonlijkheidskenmerken en herinnering zal begiftigen als hij voor zijn dood had. Hij zal derhalve dezelfde persoon zijn, net zo goed als Lazarus dezelfde was toen God hem door bemiddeling van Jezus opwekte en zijn lichaam weer herstelde.
Niemand hoeft dus uitgebreide kosten te maken om het lichaam van een gestorven geliefde te conserveren. Op wat voor manier het lichaam ook tot het stof terugkeert, hetzij vlug hetzij langzaam, Jehovah God kan en zal allen opwekken die daar krachtens het loskoopoffer van Christus voor in aanmerking komen. — Joh. 5:28, 29; 11:23, 24.