IJverig voor „het werk van de Heer”
„Wordt standvastig, onwrikbaar, altijd volop te doen hebbend in het werk van de Heer.” — 1 Kor. 15:58.
1. Waarom dient de opstandingshoop werkelijk betekenis voor ons allen te hebben?
DE OPSTANDINGSHOOP dient altijd een grote stimulans voor een ieder van ons te zijn. Wij allen hebben op de een of andere tijd namelijk direct of indirect met de dood als vijand te maken. Wanneer geliefden sterven, kunnen wij over Jehovah’s grootse voornemens mediteren, waardoor wij „niet [treuren] gelijk de overigen, die geen hoop hebben”. Wij kunnen het geloof hebben dat de doden weer zullen opstaan, evenals Jezus uit de doden is opgestaan (1 Thess. 4:13, 14). Ook hebben wij de verzekerde verwachting dat, mochten wijzelf sterven, Jehovah ons in de opstanding zal gedenken, mits wij ons getrouw van onze opdracht aan hem hebben gekweten. — Joh. 5:28, 29; 6:40.
2. Hoe dienen wij, met het oog op Prediker 9:11, het leven te bezien?
2 Naarmate deze „laatste dagen” snel hun laatste fase ingaan, hopen velen van ons de „grote verdrukking” te overleven zonder ooit te hoeven sterven (Matth. 24:21; 2 Tim. 3:1). Maar evenals in het geval van de snellen, de sterken, de wijzen en de verstandigen, ’treffen tijd en onvoorziene gebeurtenissen hen allen’. Wij kunnen door een onverwachte ziekte, een ongeluk of een ramp worden getroffen. Hoe wenselijk is het in zo’n geval wanneer wij onszelf met geheel ons hart, onze ziel, ons verstand en onze kracht voor Gods dienst hebben ingezet! Want dan kunnen wij verzekerd zijn van zijn goedkeuring en verwachten een opstanding te krijgen. Bovendien zal het bewaren van onze rechtschapenheid een aanmoediging en zegen zijn geweest voor anderen die ons hebben gadegeslagen en naar ons hebben geluisterd, waardoor ook zij in de opstandingshoop gered kunnen worden. — Pred. 9:11; Mark. 12:30; 1 Tim. 4:15, 16.
GESTERKT DOOR DE OPSTANDINGSHOOP
3. (a) Op welk doel dienen wij onze ogen gericht te houden, en waarom? (b) In welk opzicht zou de opstandingshoop een bron van kracht voor christenen moeten zijn, of zij nu tot de gezalfden of de „grote schare” behoren?
3 De apostel Paulus verklaarde: „Indien wij alleen in dit leven op Christus hebben gehoopt, zijn wij van alle mensen het meest te beklagen.” Ons geloof zou nutteloos zijn en onze prediking vergeefs. Onze ogen zijn echter vastberaden op dat verzekerde doel van leven in Jehovah’s nieuwe ordening gevestigd — of wij het nu zullen verwerven door Har–mágedon te overleven of, zoals in het geval van sommigen, doordat wij een vroege opstanding ontvangen uit de doden. Paulus richtte zich in zijn tijd tot christenen die door Gods geest waren gezalfd en van wie werd verlangd dat zij een doop in de dood ondergingen, evenals Jezus dit gedurende de drie en een half jaar tot zijn terechtstelling op de Calvarieberg heeft ondergaan. Paulus stelt daarom de vraag: „Indien de doden in het geheel niet worden opgewekt, waarom worden zij ook gedoopt met het doel zodanigen te zijn?” Ja, de opstandingshoop vormde een bron van kracht voor die christenen en stelde hen in staat veel beproevingen te verduren; ze kan christenen in deze tijd eveneens sterken, of zij nu de hoop koesteren eeuwig in het hemelse koninkrijk te leven of — in het geval van het merendeel der mensen — in het aardse gebied van dat koninkrijk te leven. — 1 Kor. 15:13-19, 29.
4. Om welke reden dienen wij het te vermijden door epicuristische filosofie besmet te worden?
4 Terwijl Paulus de situatie in zijn tijd beschreef, vervolgde hij met de woorden: „Waarom zijn ook wij elk uur in gevaar? Dagelijks zie ik de dood onder de ogen. Dit verzeker ik krachtens de uitbundige vreugde over u, broeders, welke ik heb in Christus Jezus, onze Heer. Indien ik, gelijk mensen, te Éfeze met wilde beesten heb gevochten, wat baat het mij? Als de doden niet worden opgewekt, ’laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij’.” Terwijl Paulus het „goede nieuws” bekendmaakte waarin de uit de doden opgewekte Christus centraal werd gesteld, ondervond hij veel gevaren en vervolgingen, maar in al deze ontberingen genoot hij Gods bescherming en zegen. Indien de opstanding slechts een mystificatie zou zijn, zou dit alles vergeefs zijn geweest. In dat geval hadden Paulus en zijn Korinthische broeders, evenals de epicurische filosofen en hun volgelingen, zich aan allerlei genietingen kunnen overgeven. — 1 Kor. 15:30-32.
5. (a) Hoe reëel dient de opstandingshoop voor ons te zijn? (b) Welke voortreffelijke hedendaagse voorbeelden hebben wij wanneer wij ons het Koninkrijk ten doel stellen?
5 De opstandingshoop en het Messiaanse koninkrijk zijn echter reëel. Ze zijn met Gods eeuwige voornemen verweven. Evenals christenen in apostolische tijden door die hoop werden geschraagd, worden zij er thans door geschraagd. De hedendaagse geschiedenis van Jehovah’s Getuigen wordt gesierd door het voorbeeld van duizenden christenen die onversaagd de dood onder de ogen hebben gezien, wetend dat hun rechtschapenheid hun de verzekering gaf van een vroege opstanding, hetzij in de „nieuwe hemel” of op de „nieuwe aarde”. Denk maar aan de honderden Getuigen die in de concentratiekampen van de katholieke Hitler werden onthoofd, doodgeschoten of doodgeslagen of die er door verhongering om het leven kwamen. Meer recent hebben velen in bepaalde socialistische landen en in ontwikkelingslanden gevaren en vervolgingen verduurd. Maar zij hebben hun vertrouwen altijd in Gods komende koninkrijk gesteld. Dit is hun doel geweest, of zij het nu zouden verwerven door de „grote verdrukking” te overleven of doordat zij een opstanding zouden ontvangen. Wij dienen ons dit Koninkrijk thans allemaal ten doel te stellen! — Openb. 21:1-4.
6. Welk uit Afrika afkomstig voorbeeld bevat een aanmoediging voor opzieners om zich onbevreesd in te zetten, zelfs ten koste van hun leven?
6 Neem bijvoorbeeld het Afrikaanse land Zimbabwe, dat vele jaren achtereen door burgertwisten werd verscheurd. Jehovah’s Getuigen sprongen in het oog wegens hun neutraliteit en hun ononderbroken prediking van het Koninkrijk gedurende dat tijdperk van geweld (Joh. 17:16). Vooral voor de reizende opzieners was het erg gevaarlijk hun opbouwende bezoeken aan de gemeenten te blijven brengen. Zij bleven hier echter mee doorgaan en stelden hun leven hierbij in de waagschaal. Wanneer deze getrouwe broeders van de ene naar de andere gemeente reisden, werden zij soms gevangengenomen. Zij werden ervan beschuldigd vreemdelingen en spionnen in het gebied te zijn en hun leven werd bedreigd. Eén kringopziener werd gedood, terwijl men zijn lichaam als een waarschuwing voor voorbijgangers naast zijn fiets liet liggen. Andere kringopzieners zetten hun dienst niettemin onbevreesd voort, totdat de komst van vrediger tijden verlichting bracht van deze vorm van gevaar. Mogen wij, indien wij ooit in overeenkomstige omstandigheden zouden komen te verkeren, even onbevreesd onze „heilige dienst” voor God blijven verrichten! — Luk. 12:4-7; Rom. 12:1, 2.
7. Hoe zijn onze broeders en zusters in El Salvador gezegend doordat zij aan hun hoop vasthielden?
7 Op het ogenblik is er een overeenkomstige crisis in El Salvador, waar in het gehele land burgerlijke onlusten zijn opgelaaid. Ook in dit land stellen Jehovah’s Getuigen zich strikt neutraal ten opzichte van het geweld op. Toch zijn sommigen van hen in vuurgevechten gedood. Maar getrouwe ouderlingen zijn ermee doorgegaan gemeenten en geïsoleerde groepen te bedienen ten einde ze te sterken en aan te moedigen. (Vergelijk Jesaja 32:1, 2.) Sommigen van hen zijn op opmerkelijke wijze aan de dood ontsnapt, maar zij zijn vastbesloten gewoon door te gaan met hun onderwijzingswerk en herderlijke taken, ook al staat hun leven hierdoor voortdurend aan gevaar bloot (1 Petr. 5:1-4). De gemeenten houden hun vergaderingen voor het begin van de avondklok, en Jehovah heeft hen rijkelijk gezegend met een 22 procent toename in het aantal verkondigers gedurende 1981. Deze 8242 Koninkrijksverkondigers leidden tegen het einde van het dienstjaar 13.948 huisbijbelstudies bij pasgeïnteresseerde personen. Op welk een wonderbaarlijke wijze zegent onze God allen die onbevreesd voorwaarts gaan, hoewel zij „elk uur in gevaar” verkeren!
8, 9. Hoe zijn sommigen in rijke landen misleid? (b) Hoe dienen wij te reageren, en waarom?
8 Sommigen in rijkere en schijnbaar „veilige” landen zijn er echter toe misleid een geestelijk gevaarlijke levenswijze te volgen. Zij denken dat zij vertrouwelijke omgang kunnen hebben met de wereld en zich aan epicuristische genoegens kunnen overgeven maar tegelijkertijd als het ware met één been in Gods organisatie kunnen blijven staan. Misschien zijn zij nadelig beïnvloed door onverstandige omgang met afvalligen, waardoor de waardering voor hun voorrecht van geregelde, ijverige Koninkrijksdienst is verflauwd. Hoe dwaas! Paulus zegt duidelijk tot al zulke personen: „Wordt niet misleid. Slechte omgang bederft nuttige gewoonten.” Nuttige theocratische gewoonten op het gebied van vergaderingbezoek en dienst voor God worden zo gemakkelijk vervangen door het toegeven aan de genoegens van een eigenzinnige wereld. De blik op Gods nieuwe ordening wordt vager en daarmee ook de opstandingshoop. Zulke dingen overkwamen ook Hymenéüs, Alexander en Filétus in Paulus’ tijd. En droevig genoeg gebeurt dit ook met sommigen in deze tijd. — 1 Kor. 15:33; 1 Tim. 1:18-20; 2 Tim. 2:15-19.
9 Het is beschamend wanneer iemand er op dit late uur toe overgaat Jehovah’s organisatie en de dienst die deze verricht, niet langer van ganser harte te ondersteunen! Het huidige samenstel van deze wereld staat op de rand van de afgrond. Alleen door ’in het goede nieuws te staan en eraan vast te houden, worden wij gered’. Het is absoluut noodzakelijk dat wij in kennis van God blijven groeien. Paulus zegt dan ook terecht tot degenen die in dit opzicht in gebreke zijn gebleven: „Waakt op en wordt nuchter op een rechtvaardige manier en beoefent geen zonde, want sommigen zijn zonder kennis van God. Ik spreek om u tot schaamte te bewegen.” — 1 Kor. 15:1, 2, 34.
„WORDT STANDVASTIG”
10. (a) Welke houding hebben zowel Paulus als de hedendaagse „slaaf”-klasse ten opzichte van hun „geliefde broeders”? (b) Hoe houdt onze jaartekst voor 1982 hiermee verband?
10 Paulus besluit zijn betoog ter ondersteuning van de wonderbare opstandingshoop op een warme, hartelijke toon. Hij zegt: „Dientengevolge, mijn geliefde broeders.” Hij wil graag dat zijn geestelijke broeders hun doel bereiken. Evenzo bekommert de „getrouwe en beleidvolle slaaf” in deze tijd zich intens om het geestelijke welzijn van de miljoenen mensen over de gehele wereld die belangstelling hebben voor Jehovah’s pas opgerichte koninkrijk. De „slaaf” wil graag dat alle leden van de „grote schare” ervoor in aanmerking komen in het aardse gebied van dat koninkrijk te leven. Zij kunnen alleen ongedeerd „uit de grote verdrukking” komen wanneer zij ’hun gewaden wassen’ en God dienen (Matth. 24:45-47; Openb. 7:9, 14). Hoe kan dit doel bereikt worden? Door ijverig deel te nemen aan het werk van onze Heer Jezus Christus. Paulus geeft dit te kennen in de volgende woorden, die de jaartekst van Jehovah’s Getuigen voor 1982 vormen:
„Wordt standvastig, onwrikbaar, altijd volop te doen hebbend in het werk van de Heer.” — 1 Kor. 15:58.
11. Wat betekent het „standvastig” te worden?
11 De eigenschap standvastigheid is onontbeerlijk voor degenen die leven willen verwerven in Jehovah’s nieuwe ordening. Standvastig zijn, betekent onveranderlijk, vastberaden, onwankelbaar zijn. Dat is het soort van geloof dat wij moeten hebben, een verzekerde verwachting van de onzichtbare dingen die in de toekomst liggen maar die, door onze studie van de Schrift, even reëel voor ons zijn geworden alsof ze hier werkelijk waren. — Hebr. 11:1.
12. Welke redenen hebben wij om onwankelbaar te zijn in onze dienst?
12 Wij weten dat het Messiaanse koninkrijk nabij is en in 1914 in de hemelen is opgericht. In de onstuimige gebeurtenissen die zich in deze „laatste dagen” op aarde voordoen, zien wij het „teken” van Christus’ „tegenwoordigheid” in Koninkrijksheerlijkheid. Wij hebben waargenomen hoe engelen het werk leiden dat door Gods volk wordt verricht wanneer zij met zendingsijver „op de gehele bewoonde aarde” prediken, als gevolg waarvan letterlijk miljoenen personen aandacht schenken aan het „goede nieuws”. De vele vormen van druk van de zijde van Satans wereld zullen ongetwijfeld toenemen, maar vormt dit een reden om te wankelen in onze „heilige dienst”, onze kostbare dienst voor de Soeverein van ons leven, Jehovah God? Beslist niet! — Matth. 24:3-14; 25:31-34; Openb. 7:15; 14:6, 7.
„WORDT . . . ONWRIKBAAR”
13. Hoe kunnen wij ons, evenals Job, „onwrikbaar” betonen?
13 Paulus spoort ons er ook toe aan „onwrikbaar” te worden. Onwrikbaarheid is nauw verwant aan standvastigheid. Het betekent dat wij nooit moeten toelaten dat wij in het nakomen van Gods geboden wankelen in onze rechtschapenheid. Dit was de houding van Job, die op een voorbeeldige wijze zijn rechtschapenheid bewaarde en over zijn God en Rechter zei: „Nadat hij mij heeft getoetst, zal ik als louter goud te voorschijn komen.” Kunnen wij zo’n vertrouwen tot uitdrukking brengen? Dit is mogelijk indien wij evenals Job over Jehovah kunnen zeggen: „Aan zijn schreden heeft mijn voet vastgehouden; zijn weg heb ik gehouden, en ik buig niet af. Van het gebod van zijn lippen wijk ik niet af. Ik heb de woorden van zijn mond als een schat weggelegd, ja méér dan dat wat voor mij voorgeschreven is” (Job 23:10-12). Indien wij, evenals Job, nog verder zullen gaan dan wat er voor onze geregelde vergaderingen op het programma staat door diep in de publikaties van het Wachttorengenootschap te graven om verdere geestelijke verlichting te ontvangen ten aanzien van de hedendaagse toepassing van Gods Woord, zullen wij beslist geholpen worden standvastig en onwrikbaar in de waarheid te blijven.
14. (a) Hoe heeft het tijdschrift De Wachttoren oprechte personen op progressieve wijze geestelijke verlichting geschonken, en met welk resultaat? (b) Welke waarschuwing heeft het laten weerklinken, en hoe hebben velen hier gunstig op gereageerd?
14 Gedurende reeds meer dan honderd jaar heeft het tijdschrift De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk op progressieve wijze een samenhangend geheel van waarheden opgebouwd over Jezus’ losprijs, de opstandingshoop en het komende koninkrijk van onze God. Via zijn bladzijden heeft het ervoor gezorgd dat de bijbel in de geest en het hart van miljoenen oprechte mensen tot leven is gekomen. Het heeft deze mensen geholpen de dwalingen te onderscheiden die in de religies van de christenheid en trouwens ook in het gehele wereldrijk van valse religie — „Babylon de Grote” — worden onderwezen. Het heeft de aandacht gevestigd op de grote geestelijke val van „Babylon de Grote” en heeft het profetische gebod van de engel laten weerklinken: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen” (Openb. 17:1, 5, 15, 18; 18:2, 4). Velen zijn geholpen dit inderdaad te doen, waarna zij loyale ondersteuners van Jehovah’s Messiaanse koninkrijk zijn geworden.
15, 16. (a) Wat beseffen sommigen niet? (b) Wie is „die slaaf” van Mattheüs 24:46? (c) Wanneer en hoe is het in verband met de „slaaf” duidelijk geworden dat God slechts één kanaal gebruikt om waarheid te verbreiden?
15 Er zijn echter altijd personen geweest die, in plaats dat zij onwrikbaar blijven in hun loyale ondersteuning van het Koninkrijk, willen terugdrijven naar de leerstellingen en wegen van de valse religie. Zij beseffen niet dat de Meester, Christus Jezus, de gezalfde groep volgelingen van hem op aarde als en „getrouwe en beleidvolle slaaf” gebruikt om geestelijk voedsel uit te delen. — Matth. 24: 45-47.
16 Voor het eerst in 1895 deden sommige vrienden van Zion’s Watch Tower het voorstel dat dit tijdschrift beschouwd moest worden als een publikatie die onafscheidelijk met „die slaaf” — „die dienstknecht” — verbonden was (Matth. 24:46, Statenvertaling). Vijanden waren heftig tegen dit standpunt van deze vrienden gekant, zodat The Watch Tower van 1 oktober 1909 het volgende had te zeggen:
„Onze vrienden houden vol dat deze schriftplaats te kennen geeft dat de Heer aan het einde van dit evangelietijdperk niet veel kanalen voor de verspreiding van de waarheid zou gebruiken, maar één kanaal . . . Zij zijn van mening dat zij allen hun kennis van de huidige waarheid rechtstreeks hebben ontvangen via de publikaties van de Watch Tower Bible and Tract Society of op indirecte wijze via degenen die hun geestelijke verlichting door middel van dit kanaal hebben ontvangen. Zij zijn daarom blij als ’mededienstknechten’ hun medewerking te verlenen aan het werk van het Genootschap, in de overtuiging daardoor de leiding van de Goddelijke Voorzienigheid, alsook de instructies van het Goddelijke Woord te volgen.”
17. (a) Hoe hebben sommigen zowel vroeger als in deze tijd getracht de waarheid in diskrediet te brengen? (b) Waarom moet het ons blij stemmen „onwrikbaar” met de „slaaf” verbonden te blijven?
17 Met betrekking tot die vijanden van de waarheid werd vervolgens in The Watch Tower gezegd:
„Zij trachten de geest van de geestelijk verlichte personen in een andere richting om te buigen door hun te zeggen dat ’elkeen’ de kleinodiën van goddelijke waarheid zelf moet opgraven en dat de publikaties van het Genootschap hun slechts het begin hebben verschaft van datgene met betrekking waartoe zij nu vorderingen moeten maken, zodat de leringen van het Genootschap uiteindelijk ver op de achtergrond zullen komen te staan. Deze deloyale ’mededienstknechten’ suggereren verder dat het gevaar bestaat dat men het Genootschap zal aanbidden en dat het ter vermijding hiervan feitelijk noodzakelijk is het Genootschap een trap te geven of het de rug toe te keren. Zij zeggen: Laten wij een bijbelstudie hebben, maar laten wij dit zonder de publikaties van het Genootschap doen!”
Dat werd 72 jaar geleden geschreven, en tot op de huidige dag zijn er nog steeds enkele personen die het samenhangende geheel van waarheden welke Jehovah op progressieve wijze heeft opgebouwd, waarbij hij zijn ene kanaal heeft gebruikt, in diskrediet zouden willen brengen. Wat dient het ons blij te stemmen om, naarmate het waarheidslicht steeds helderder wordt, „onwrikbaar” met de ’getrouwe slaaf’ van de Meester verbonden te blijven! — Kol. 1:21-23.
„ALTIJD VOLOP TE DOEN HEBBEND IN HET WERK VAN DE HEER”
18. (a) Wat is het recept om geestelijk gezond te blijven, en hoe geeft Spreuken dit te kennen? (b) Wat zijn sommige manieren om „volop te doen te hebben in het werk van de Heer”?
18 Ja, heb „volop te doen”, niet in het ’doen waar men zelf zin in heeft’, maar in het werk van de Heer Jezus Christus. Dat is het recept om geestelijk gezond te blijven. Geestelijke luiheid kan tot twijfels leiden. Ze kan fataal zijn, zoals in Spreuken 19:15 te kennen wordt gegeven: ”Luiheid doet in diepe slaap vallen, en een lakse ziel lijdt honger.” In het geval van aanhoudende geestelijke luiheid zijn geestelijke verhongering en de dood het gevolg. Laten wij derhalve druk bezig blijven door geregeld van huis tot huis te prediken (ook in gebieden waar mensen afwijzend zijn), bij elke gelegenheid informeel getuigenis te geven, nabezoeken te brengen bij met schapen te vergelijken personen en geregelde huisbijbelstudies bij hen te leiden aan de hand van een van de publikaties van het Genootschap. Sommigen van ons kunnen misschien zelfs als „pioniers” of volle-tijd Koninkrijksbekendmakers dienst verrichten in dit werk van de Heer Jezus, die in werkelijkheid de „pionier” van ons geloof is. — Hebr. 12:2, Moffatt; Jes. 6:8-10.
19. Welke geest kunnen wij allen aan de dag leggen, maar hoe zouden sommigen een groter aandeel aan het werk kunnen hebben?
19 Of wij nu als pioniers werkzaam zijn of niet, wij allen kunnen onze „heilige dienst” vreugdevol en met een ware pioniersgeest verrichten. Dit kan velen van ons ertoe brengen van tijd tot tijd in de „hulppioniersdienst” te gaan, en indien de vreugde die hieruit wordt geput, sommigen van ons ertoe kan aanmoedigen gewone pioniers te worden, hoeveel groter zal dan ons aandeel zijn aan „het werk van de Heer”! — Rom. 12:1, 2.
20. (a) Van wie mogen wij medewerkers zijn? (b) Met welke verzekering dienen wij in de richting van het doel voorwaarts te gaan? (c) Welke woorden van Paulus dienen wij ons ten slotte eigen te maken, en waarom?
20 Dit werk van de Heer Jezus, waarbij wij in zijn voetstappen treden, is ook „het werk van Jehovah” (1 Kor. 16:10; Joh. 5:17). Wat zijn wij bevoorrecht in „het besluit van het samenstel van dingen” medewerkers te mogen zijn van de Soevereine Heer Jehovah, de Heer Jezus Christus en de engelen in de hemel! (1 Kor. 3:9; Matth. 25:31-33; 28:19, 20) Wij weten namelijk dat onze arbeid „niet tevergeefs is in verband met de Heer”. Mogen wij, of wij nu in de Nieuwe Ordening komen door middel van de opstanding of doordat wij de „grote verdrukking” overleven, in staat zijn met de woorden van de getrouwe apostel Paulus in 1 Korinthiërs 15:57 te zeggen: „God zij gedankt, want hij geeft ons de overwinning door bemiddeling van onze Heer Jezus Christus!” Ja, hij geeft ons de overwinning op de dood, waardoor wij geleid worden naar de grootse zegeningen van eeuwig leven!
„De gehele Schrift is door God geïnspireerd . . . opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk.” — 2 Tim. 3:16, 17.
Beseft u de belangrijkheid van de volgende punten?
■ Waarom het noodzakelijk is de opstandingshoop te allen tijde duidelijk in het oog te houden
■ Welke aanmoediging de opstandingshoop verschaft voor onze broeders en zusters die dagelijks de dood onder de ogen moeten zien
■ Waarom degenen die met twijfelaars of met afvallige denkers omgaan, ’tot schaamte bewogen’ moeten worden
■ Waarom de hoedanigheid standvastigheid noodzakelijk is om Jehovah’s nieuwe ordening te kunnen beërven
■ Hoe belangrijk de verklaring over één kanaal is die meer dan zeventig jaar geleden in „The Watch Tower” werd gedaan
■ Hoe pionieren of anderszins „volop te doen [te hebben] in het werk van de Heer” tot onze bescherming kan dienen
[Illustratie op blz. 22]
Sommige onbevreesde opzieners zijn tijdens hun dienst „elk uur in gevaar”
[Illustratie op blz. 23]
Goede gewoonten op het gebied van vergaderingbezoek en velddienst helpen ons ijverig te blijven voor Gods koninkrijk