Wij kunnen ’tot het einde volharden’
„Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden.” — MATTH. 24:13.
1. (a) Wat kan voor ons als afzonderlijke personen het door Jezus in Matthéüs 24:13 genoemde „einde” zijn? (b) Wat is uiterst belangrijk voor redding?
JEZUS CHRISTUS uitte in de grote profetie betreffende zijn „tegenwoordigheid” de volgende hoop schenkende woorden: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden” (Matth. 24:3, 13). Voor ons als afzonderlijke personen kan het genoemde „einde” hetzij „het besluit van het samenstel van dingen” zijn of onze dood, misschien na een langdurige, moeilijke beproeving. Voor uiteindelijke redding is getrouwe volharding evenwel van het grootste belang. — 1 Petr. 1:8, 9.
2, 3. (a) Waarom kunnen wij het vertrouwen hebben dat wij, hoewel wij onvolmaakt zijn, redding kunnen verwerven? (b) Wat zullen wij nu beschouwen?
2 Jezus heeft een volmaakt voorbeeld van volharding verschaft (Hebr. 12:1-3). Maar als onvolmaakte mensen kunnen wij ondanks intens lijden en hevige vervolging „ter wille van de rechtvaardigheid”, getrouw aan God zijn (Matth. 5:10). Ja, door Jehovah’s onverdiende goedheid kunnen wij op basis van het loskoopoffer van zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, tot eeuwig leven worden gered. — Joh. 3:16; 1 Joh. 2:1, 2.
3 Hoewel de apostel Paulus een onvolmaakt mens was, verschaft hij ons een schitterend voorbeeld van volharding die tot redding leidt. Bij een beschouwing van een gedeelte van zijn in 2 Korinthiërs 11:23-27 opgetekende verdediging hebben wij geleerd dat hij op het gebied van moeizame arbeid en lijden „op een meer in het oog springende wijze” een ’dienaar van Christus’ was dan de „superfijne apostelen” die in Korinthe waren. Zoals wij zullen zien, overtrof hij hen als ’Christus’ dienaar’ ook in reizen, gevaren en verschillende moeilijkheden.
Gevaarlijke reizen ter bevordering van het goede nieuws
4. Naar wat voor reizen verwees de apostel Paulus toen hij te kennen gaf dat hij „dikwijls op reis” was?
4 Dikwijls op reis: Paulus reisde veelvuldig om het goede nieuws bekend te maken, waardoor hij zijn Korinthische tegenstanders in dit opzicht verre overtrof (11 vs. 23, 26). Natuurlijk kwam hij voor gevaren te staan die normaal waren voor reizigers in de Romeinse wereld. Maar zijn reizen voerden hem over zeer lange afstanden en waren erg vermoeiend. Hij bezocht verschillende steden, zoals Antiochië in Pisidië, Ikónium, Lystra, Derbe, Filippi, Thessaloníka, Beréa, Athene en Korinthe. — Hand. 13:14–14:26; 16:11–18:17.
5. Welke factor maakte Paulus’ reizen in het bijzonder inspannend en gevaarlijk, en hoe kon hij het volhouden zulke inspannende reizen te maken?
5 De reizen van de apostel waren zelfs nog inspannender en gevaarlijker omdat hij ’ter wille van Christus’ naam een voorwerp van haat was’ (Matth. 10:22). Niettemin gaf Jehovah Paulus de energie en moed die hij voor zijn inspannende reizen nodig had (Jes. 40:28-31). Als een hard werkende bedienaar van het evangelie heeft de apostel de hedendaagse getuigen van Jehovah beslist een voortreffelijk voorbeeld gegeven op het gebied van het bevorderen van de Koninkrijksbelangen. — Matth. 6:33.
Getrouw veel gevaren verduren
6. Naar welke „gevaren van rivieren” kan de apostel verwezen hebben?
6 In gevaren van rivieren: Aangezien er betrekkelijk weinig bruggen waren, moet Paulus’ leven vaak in gevaar zijn geweest wanneer hij buiten de oevers getreden rivieren doorwaadde. Tijdens zijn eerste zendingsreis trok hij zowel op de heen- als de terugreis bijvoorbeeld door Pisidië, waar snel stromende bergrivieren grote gevaren inhielden (Hand. 13:13, 14; 14:21, 24). Uit Paulus’ volharding onder dergelijke omstandigheden kunnen Jehovah’s Getuigen — vooral zendelingen en andere bedienaren in afgelegen gebieden — aanmoediging putten.
7. (a) Met welke „gevaren van struikrovers” had Paulus te maken? (b) Hoe kunnen Getuigen in deze tijd overeenkomstige gevaren verduren?
7 In gevaren van struikrovers: Jezus’ illustratie van de Samaritaan die zich een goede naaste betoonde, toont aan dat een eerste-eeuwse reiziger ’in de handen van rovers kon vallen die hem misschien zouden uitkleden, zouden slaan en hem half dood zouden laten liggen’ (Luk. 10:25-37). In veel streken waar Paulus doorheen reisde, kwamen bandieten algemeen voor. Toen Paulus en Barnabas bijvoorbeeld van Perge in noordelijke richting naar Antiochië in Pisidië reisden, trokken zij door een van bandieten vergeven bergachtig gebied (Hand. 13:13, 14). Dergelijke gevaarlijke misdadigers vielen slachtoffers in afgelegen gebieden vanuit een hinderlaag aan en aarzelden niet geweld te gebruiken. Mogelijk is Paulus zelf door struikrovers aangevallen. Hedendaagse getuigen van Jehovah kunnen voor overeenkomstige gevaren komen te staan en moeten voorzichtigheid betrachten. Evenals de apostel kunnen zij echter getrouw volharden, terwijl zij niet toegeven aan vrees maar zich vol vertrouwen op Jehovah’s bescherming verlaten. — Vergelijk Psalm 56:4.
8. Waarom haatten medejoden Paulus en wilden zij hem zelfs doden?
8 In gevaren van mijn eigen ras: Paulus predikte over een aan de paal gehangen en uit de doden opgewekte Messías, die door zijn eigen landgenoten in het algemeen verworpen werd (1 Kor. 1:22-24; 2:2). Bovendien onderwees hij dat iemand niet door werken van de Mozaïsche wet, maar door geloof in Jezus Christus rechtvaardig verklaard zou worden (Rom. 3:20; 5:18-21; 6:14). Daarom beschouwden medejoden Paulus als een afvallige; zij haatten hem, sloegen hem en wilden hem zelfs doden (Hand. 9:23-25). Degenen van zijn eigen ras schenen ook overstuur te zijn omdat hij sommige heidenen, die de joden tot proselieten van hun eigen religie hadden trachten te maken, tot het christendom bekeerde. — Matth. 23:15; Hand. 17:1-10.
9. Welke „gevaren van de natiën” ondervond de apostel, maar brachten zulke gevaren hem tot zwijgen?
9 In gevaren van de natiën: Paulus werd ook vervolgd door heidenen, of mensen van de natiën (Hand. 19:11-41). Soms stookten zijn joodse vijanden de heidenen zelfs tot gewelddadige handelingen tegen de apostel op (Hand. 14:1-7, 19, 20). Zulke gevaren van de zijde van joden en heidenen hebben die onbevreesde Koninkrijksbekendmaker echter nooit tot zwijgen gebracht. Op overeenkomstige wijze prediken vervolgde christelijke getuigen van Jehovah in deze tijd onbevreesd onder mensen van hun eigen ras en anderen. — Hand. 17:30; vergelijk Psalm 59:1-4.
10. Hoe liep Paulus „in de stad” gevaar?
10 In gevaren in de stad: In steden zoals Damaskus, Jeruzalem, Lystra en Efeze werd Paulus op de een of andere wijze vervolgd (Hand. 9:23-30; 14:19; 19:29-31). Heidense tegenstanders te Filippi zeiden dat Paulus en Silas ’hun stad in rep en roer brachten’. Als gevolg hiervan werden die evangelisten het slachtoffer van oproer door het gepeupel, een afranseling en gevangenzetting (Hand. 16:16-24). Dit bracht die Koninkrijksbekendmakers er echter niet toe met hun werk op te houden, evenals gelijksoortige gewelddadigheden Jehovah’s Getuigen in onze tijd niet tot zwijgen hebben gebracht.
11. Wat waren de mogelijke „gevaren in de wildernis”?
11 In gevaren in de wildernis: De apostel beperkte zijn activiteit niet tot dicht bevolkte gebieden en drukke wegen. Tijdens zijn reizen kwam hij ook door schaars bewoonde gebieden, zelfs door „de woestenij” (Today’s English Version). De mogelijkheid dat hij daar zou verhongeren, in noodweer terecht zou komen, zou verdwalen, door wilde dieren zou worden beslopen en vanuit een hinderlaag door bandieten zou worden aangevallen, vormde een potentieel gevaar waar Paulus moedig het hoofd aan bood.
12. Welke „gevaren op zee” maakte Paulus mee, en weerhielden deze hem ervan zijn bediening ten uitvoer te brengen?
12 In gevaren op zee: Wanneer zijn activiteiten bij het verbreiden van het goede nieuws of het helpen van medegelovigen het noodzakelijk maakten dat hij de „open zee” (TEV) moest trotseren, waren er gevaren van hevige stormen, alsook de mogelijkheid dat het schip zou vergaan. Maar Paulus liet zich er door zulke gevaren niet van afbrengen zijn bediening ten uitvoer te brengen, evenals veel getuigen van Jehovah in onze tijd moedig soortgelijke gevaren verduren wanneer zij reizen maken ten einde de Koninkrijksbelangen te bevorderen.
In gevaar gebracht door „valse broeders”
13, 14. (a) Wie waren de „valse broeders”? (b) Waarom waren de „valse broeders” speciaal gevaarlijk? (c) Hoe zijn Jehovah’s Getuigen geestelijk gesterkt ten einde zich te beschermen tegen „valse broeders” die de gemeenten zouden kunnen binnendringen?
13 In gevaren onder valse broeders: Het allergevaarlijkst waren bedrieglijke „valse broeders” of „pseudo-broeders” (The Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures). Zij vormden ongetwijfeld een zeer grote beproeving voor Paulus. Zulke personen hebben zich sinds de tijd van de verraderlijke Judas Iskáriot onder Christus’ volgelingen bevonden. In Paulus’ tijd behoorden wellicht ook Korinthe’s „superfijne apostelen” tot deze „valse broeders”. Zij waren vooral gevaarlijk omdat zij zich op verraderlijke wijze als vrienden voordeden terwijl zij in werkelijkheid deloyale verraders waren. Zulke mannen probeerden de een of andere beschuldiging tegen Paulus te vinden. — 2 Kor. 11:5, 12-14; vergelijk Daniël 6:4, 5.
14 Tot de „pseudo-broeders” behoorden degenen die actief waren in „de gemeenten van Galátië”. Maar Paulus zwichtte nooit voor zulke mannen, „opdat de waarheid van het goede nieuws bij [zijn medegelovigen] zou blijven” (Gal. 1:1, 2; 2:4, 5; vergelijk Judas 3, 4). Evenals Jehovah Paulus heeft geholpen, sterkt Hij Zijn hedendaagse getuigen in geestelijk opzicht, zodat „de waarheid van het goede nieuws” bij hen blijft. In geschriften zoals de door God geïnspireerde brieven aan de gelovigen in Korinthe en Galátië treffen zij geestelijke hulp aan die nodig is om zich te beschermen tegen „valse broeders” die de gemeenten zouden kunnen binnendringen.
Moeilijkheden in „heilige dienst” verduren
15. Waarnaar verwees Paulus toen hij zei dat hij „op een meer in het oog springende wijze . . . in arbeid en zwoegen” Christus’ dienaar was?
15 In arbeid en zwoegen: Paulus noemde vervolgens moeilijkheden die hem „op een meer in het oog springende wijze” dan zijn tegenstanders tot een ’dienaar van Christus’ hadden gemaakt (11 vs. 23, 27). Met de woorden „arbeid en zwoegen” kan Paulus gedoeld hebben op bepaalde extra vermoeiende vormen van handenarbeid die hij verrichtte om zich in de bediening te kunnen bedruipen (Hand. 18:1-4; 1 Kor. 4:11, 12; 2 Thess. 3:7, 8). Maar in alles wat de apostel deed, stond Jehovah’s dienst centraal. Paulus’ „arbeid en zwoegen” omvatte daarom ongetwijfeld zijn inspanningen en daaruit voortvloeiende vermoeidheid als gevolg van veel kracht vergende reizen, blootstelling aan de elementen, ontberingen en andere moeilijkheden die hij in de „heilige dienst” voor Jehovah verduurde. — Rom. 12:1.
16. Waardoor werden Paulus’ veelvuldige „slapeloze nachten” veroorzaakt?
16 Dikwijls in slapeloze nachten: Omdat Paulus geen financiële last wilde leggen op degenen tot wie hij het goede nieuws predikte, werkte hij „nacht en dag” met zijn handen, waarschijnlijk vaak ten koste van een goede nachtrust (1 Thess. 2:9). Dit alles hield natuurlijk verband met de activiteit van de apostel als een ’dienaar van Christus’. Zijn „slapeloze nachten” waren niet het gevolg van bezorgdheid over materiële levensbehoeften, want Jehovah ziet erop toe dat Zijn dienstknechten deze hebben (Matth. 6:25-34). Maar sommige van die slapeloze nachten heeft Paulus misschien doorgebracht in gebed of besteed aan aangelegenheden die hem door zijn diepe bezorgdheid voor medegelovigen werden ingegeven. (Vergelijk Lukas 6:12-16; 2 Korinthiërs 11:28, 29.) Bij een zekere gelegenheid achtte hij het nodig „tot middernacht”, ja, zelfs gedurende de hele nacht, „tot het aanbreken van de dag”, tot de vergaderde broeders te spreken (Hand. 20:7-12). Veel van die nachten zonder slaap zullen bovendien het gevolg zijn geweest van lichamelijk ongemak, gevaren en andere moeilijkheden die de apostel verduurde terwijl hij zich van zijn bediening kweet.
17. Wanneer kan de apostel „honger en dorst” hebben geleden?
17 In honger en dorst: Paulus heeft misschien „honger en dorst” geleden toen hij door woeste streken of warme woestijngebieden reisde. Af en toe kan hij honger en dorst hebben gehad omdat hij afhankelijk was van vreemdelingen of van welke voorzieningen maar ook die hij als gevolg van zijn eigen arbeid in een onbekende omgeving wist te bemachtigen. Maar Jehovah heeft er altijd op toegezien dat Paulus in leven bleef, ook al waren de voorzieningen af en toe krap. Zo voorziet „de God van alle vertroosting” zijn hedendaagse dienstknechten ook van datgene wat zij voor hun levensonderhoud nodig hebben. — Ps. 37:25; Luk. 11:2, 3.
18. Waar kan „onthouding van voedsel” betrekking op hebben gehad?
18 Vele malen in onthouding van voedsel: Hier (11 vs. 27) kan Paulus de tegenstelling hebben willen laten uitkomen tussen onvrijwillige „honger en dorst” en opzettelijke „onthouding van voedsel [letterlijk „vastenperiodes”]”, waaraan hij zich „vele malen” overgaf. Bij bepaalde gelegenheden kan hij vrijwillig hebben gevast, zoals wanneer hij zich wijdde aan gebed of aan het behartigen van zeer belangrijke geestelijke aangelegenheden. (Vergelijk Handelingen 13:3; 14:23.) Maar als hij hier alleen moeilijkheden opsomde, bedoelde hij dat hij onvrijwillig zonder voedsel was, misschien ten gevolge van een ziekte, zoals dysenterie, of ontberingen die hij in de bediening meemaakte. (Vergelijk 2 Korinthiërs 6:5.) Wanneer Paulus bepaalde bedieningsreizen ondernam, zal hij vermoedelijk hebben beseft dat voedsel en water schaars of niet beschikbaar waren. Maar hij liet zich er hierdoor niet van afbrengen de christelijke belangen te bevorderen. — Fil. 4:12.
19. Onder welke omstandigheden kan Paulus „koude en naaktheid” hebben verduurd?
19 In koude en naaktheid: De apostel verduurde ook de ontberingen van koude en betrekkelijke „naaktheid” of „blootstelling aan het weer” (The New English Bible). Maar hij was niet „schaars gekleed” ten gevolge van luiheid. Paulus werkte om in zijn behoeften te voorzien (1 Kor. 4:11, 12; vergelijk Handelingen 20:33, 34). „Koude en naaktheid” waren ontberingen die de apostel verduurde wanneer hij onvoldoende gekleed was tijdens vervolging, wanneer hij in barre weersomstandigheden reisde of wanneer hij onder moeilijke omstandigheden aan de bediening deelnam.
’Volhard tot het einde’!
20, 21. (a) Waarom zou u zeggen dat Paulus geen menselijk bolwerk van kracht was? (b) Hoe kunnen Jehovah’s Getuigen in deze tijd met de apostel Paulus vergeleken worden?
20 Na enkele voorbeelden van de moeizame arbeid, het lijden, de reizen, de gevaren en de moeilijkheden van de apostel Paulus beschouwd te hebben, zou men hem als een menselijk bolwerk van kracht kunnen beschouwen. Toch was hij, net als een ieder van ons, een onvolmaakt mens (Rom. 7:21-25). Zijn Korinthische tegenstanders zagen zelfs op hem neer met de woorden: „Zijn brieven zijn gewichtig en krachtig, maar zijn tegenwoordigheid in persoon is zwak en zijn spreken verachtelijk” (2 Kor. 10:10). Bovendien had Paulus een „doorn in het vlees” — mogelijk een oogaandoening. — 2 Kor. 12:7; Hand. 23:1-5; Gal. 4:15; 6:11.
21 Evenzo zijn wij, als Jehovah’s hedendaagse getuigen, onvolmaakt, hoewel wij er net als Paulus oprecht naar streven God te behagen (1 Kor. 9:24-27). De wereld kijkt op ons neer, evenals sommigen op de apostel neerkeken, en dit ondanks het feit dat wij een oprechte bezorgdheid voor het geestelijke welzijn van onze medemensen aan de dag leggen (Matth. 22:39). Evenals Paulus worden velen van ons door de een of andere bedroevende omstandigheid gekweld. Maar dit maakt ons afhankelijker van Gods kracht, en in onze zwakheid wordt zijn kracht vooral openbaar gemaakt onder degenen tot wie wij prediken. — 2 Kor. 12:7-10.
22. (a) Hoe worden wij door Jehovah vertroost als van ons wordt verlangd dat wij „ter wille van de rechtvaardigheid” lijden ondergaan? (b) Hoe alleen kunnen wij ’tot het einde volharden’?
22 Er bestaat geen twijfel over dat Paulus tot aan zijn dood als een onvolmaakte maar getrouwe dienstknecht van Jehovah door kracht van boven werd geschraagd (2 Kor. 4:7; 2 Tim. 4:6-8). Op dienovereenkomstige wijze kunnen wij alleen in Gods kracht „tot het einde” van dit goddeloze samenstel van dingen of tot onze dood in getrouwheid ’volharden’ (Ps. 29:11; Matth. 10:28; 24:3, 13; Mark. 13:13). Wanneer van ons wordt verlangd „ter wille van de rechtvaardigheid” lijden te ondergaan, ontvangen wij veel troost door Jehovah’s heilige geest, zijn kostbare beloften en de verhoring van onze gebeden. Zulke dingen geven ons het vertrouwen dat „de God van alle vertroosting” met ons is. Evenals de apostel Paulus kan het gebeuren dat wij „in verlegenheid [worden] gebracht, maar niet totaal zonder uitweg . . . vervolgd, maar niet in de steek gelaten . . . neergeworpen, maar niet vernietigd” (2 Kor. 4:8, 9). Onze God geeft ons de kracht om het goede nieuws ondanks vervolging en moeilijkheden onbevreesd bekend te maken. En in Jehovah’s kracht kunnen wij beslist ’tot het einde volharden’.
Kunt u nu de volgende vragen beantwoorden?
□ Wat houdt het in ’tot het einde te volharden’?
□ Naar wat voor reizen verwees de apostel Paulus toen hij zei dat hij „dikwijls op reis” was?
□ Hoe werd de apostel door „valse broeders” in gevaar gebracht, en hoe zijn Jehovah’s hedendaagse getuigen in geestelijk opzicht gesterkt ten einde zich tegen zulke personen te beschermen?
□ Onder welke omstandigheden leed Paulus „honger en dorst” en ondervond hij ook de ongemakken van „koude en naaktheid”?
□ Hoe kunnen wij, hoewel wij onvolmaakt zijn, evenals Paulus ’tot het einde volharden’?
[Illustratie op blz. 18]
Tijdens zijn bedieningsreizen verkeerde Paulus vaak in gevaren van struikrovers
[Illustratie op blz. 19]
Paulus verkeerde in gevaren van de natiën, zoals in Lystra