-
Het goedkoopst en toch het kostbaarstDe Wachttoren 1959 | 1 mei
-
-
voor onze hemelse Vader en onze naaste vult, wordt ons leven erdoor verwarmt en verrijkt. Dit geeft ons op onze beurt weer die stuwende, aanmoedigende kracht en wil om voor dat wat het waardevolste is in het leven, namelijk voor de zaak van Jehovah God, te leven, te werken, te strijden en als het nodig is te sterven. De feiten tonen aan dat zij die de waarheid zo hoog aanslaan, de gelukkigste mensen op het aardrond zijn.
Behalve de bovengenoemde zegeningen wordt alle mensen van goede wil die ’de waarheid kopen en ze niet verkopen’ thans de hoop gegeven dat zij nooit meer behoeven te sterven. Hoe dat zo? Omdat de vervulling van de bijbelprofetieën aantoont dat de tijd zeer nabij is dat de volgende woorden van Jezus op een bijzondere manier letterlijk in vervulling gaan: „Al wie leeft en geloof in mij oefent, zal in het geheel niet sterven.” — Joh. 11:26.
-
-
Het paradijsDe Wachttoren 1959 | 1 mei
-
-
Het paradijs
’Hij werd weggenomen tot in het paradijs en hoorde onuitsprekelijke woorden, die het een mens niet geoorloofd is te spreken.’ — 2 Kor. 12:4.
1, 2. (a) Wanneer kan er terecht over iets wat als een weerspiegeling van een Perzische tuin onder onze aandacht wordt gebracht, worden gesproken? (b) Hoe vestigde de apostel Paulus de aandacht op zulk een paradijs?
WANNEER iets zo groots en lieflijk als een Oosterse Perzische tuin door middel van de vervulling van goddelijke profetieën aan ons is geopenbaard, wordt het juist en passend voor ons erover te spreken. De mens kan er dan met zekerheid, steunend op het vaste fundament van duidelijke feiten, woorden aan wijden. In deze tijd, negentien eeuwen nadat de apostel Paulus er de christelijke gemeente te Korinthe in Griekenland, over inlichtte, kunnen wij met verstand van zaken over de wonderbaarlijke dingen spreken die hem werden geopenbaard. Toen Paulus de christenen te Korinthe met bewijzen aantoonde dat hij een apostel van Jezus Christus was, zei hij:
2 „Ik moet roemen. Hoewel het niet nuttig is, zal ik overgaan tot bovennatuurlijke visioenen en openbaringen van de Heer. Ik ken een mens in eendracht met Christus, die veertien jaar geleden — hetzij in het lichaam, ik weet het niet, of buiten het lichaam, ik weet het niet; God weet het — als zodanig plotseling werd weggenomen naar de derde hemel. Ja, ik ken zulk een mens — hetzij in het lichaam of afgescheiden van het lichaam, ik weet het niet, God weet het — dat hij plotseling werd weggenomen tot in het paradijs en onuitsprekelijke woorden hoorde, die het een mens niet geoorloofd is te spreken. Over zulk een mens wil ik roemen, . . . [Ik] zal . . . niet onredelijk zijn, want ik zal de waarheid spreken . . . enkel vanwege de overdaad van openbaringen.” — 2 Kor. 12:1-7.
3, 4. Wanneer ontving Paulus dit paradijs-visioen, en hoe beschreef hij zijn bekering tot het christendom aan koning Agrippa?
3 Wanneer wij vanaf het ogenblik dat Paulus deze woorden neerschreef, veertien jaren teruggaan, komen wij in het jaar 41 (n. Chr.), op zijn minst vijf jaar nadat hij door middel van een wonderbaarlijk visioen, waarin hij een glimp van de verblindende heerlijkheid van de opgestane Jezus Christus in de hemel opving, van het judaïsme tot het christendom was bekeerd. Toen Paulus de Romeinse stadhouder Festus en koning
-