-
„De mensen zullen zichzelf liefhebben”De Wachttoren 1963 | 15 juli
-
-
beschouwde toen hij had geantwoord: ’Gij zult God met uw gehele hart, ziel, verstand en kracht liefhebben.’ Neen, want hij voelde zich geroepen te vermelden dat er nog een tweede gebod bestond dat ook belangrijk was: „Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.” Laten deze beide grote geboden ertoe dienen u te beschermen tegen de gevaren van deze tijd, nu de mensen „zichzelf liefhebben”. — Mark. 12:28-31.
-
-
Christenen — Geen volgelingen van mensenDe Wachttoren 1963 | 15 juli
-
-
Christenen — Geen volgelingen van mensen
BENT u van mening dat Abel zich van God had moeten afkeren omdat zijn ouders, Adam en Eva, dit deden? Hadden elf apostelen het bij het verkeerde eind toen zij in Christus bleven geloven nadat Judas hem had verraden? Vindt u dat iemand het christendom vaarwel moet zeggen wanneer een ander die het vandaag nog belijdt het morgen ontrouw is? Het verwondert u misschien wel wanneer u hoort dat sommigen ten aanzien van hun eigen geloof in die zin redeneren.
Zo verklaarde een ex-protestant onlangs aan een van Jehovah’s getuigen hoe hij en zijn gezin toevallig katholiek waren geworden. Zij waren enige tijd lidmaat geweest van een bijbellezende fundamentalistische sekte. Toen werd ontdekt dat hun predikant met verschillende vrouwen een verhouding had. Dit schandaal was er de oorzaak van dat een aantal gemeenteleden hun kerk verlieten.
De verontwaardiging van deze man werd geëvenaard door het verdriet van een huisbewoonster die uitlegde waarom zij en haar man de kerk hadden verlaten. Zij waren tevreden kerkgangers geweest totdat er onder enkele leden van de gemeente bittere onenigheid was ontstaan. Dit onchristelijke getwist was er voor de vrouw en haar man aanleiding toe hun geloof de rug toe te keren.
Hoewel er voor beide gezinnen ruimschoots reden toe was zich gekwetst te voelen door het wangedrag van belijdende christenen, rijst de vraag: Waren zij volgelingen van Christus of van mensen? Gaven zij hun geloof op omdat de organisatie zelf het kwaad eenvoudig verdoezelde en er op die manier medeschuldig aan werd, er aldus blijk van gevend dat ze zich niet om het volgen van Christus bekommerde, of hadden zij zich louter aan de fouten van mensen die zij hadden bewonderd, gestoten?
Deze neiging om, zelfs wanneer men beweert God te aanbidden, mensen na te volgen, is begrijpelijk, maar niet te verontschuldigen. Onvolmaakte schepselen voelen zich aangetrokken tot personen die in bijzondere mate met bekwaamheden, kennis, ervaring, uitnemendheid, rijkdom of een andere gave, zoals een prettige persoonlijkheid of stem, begiftigd schijnen te zijn. Het daaruit voortvloeiende gevaar tot helden- of schepselaanbidding te vervallen, vormt reeds lange tijd een bedreiging voor ware aanbidders. De persoon die ons nauwkeurige kennis over Gods voornemen door bemiddeling van Christus heeft gebracht, zal een grote plaats in ons hart innemen. Wij kunnen geneigd zijn meer naar hem op te zien dan goed is en te vergeten dat de christen door geloof en niet door aanschouwen wandelt (2 Kor. 5:7, NW). In overeenkomstige zin bezit een pas bekeerde of een onrijpe christen in sterke mate de neiging oudere christenen ertoe over te halen belangrijke
-