Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w72 1/2 blz. 94-96
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • Vergelijkbare artikelen
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
  • Waarom christenen tabak mijden
    De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
  • De tabaksgewoonte — Verenigbaar met het Christendom?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1954
  • Onze werkkring met ’liefde voor de naaste’ in overeenstemming brengen
    Koninkrijksdienst 1974
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
w72 1/2 blz. 94-96

Vragen van lezers

● Geeft de bijbel te kennen dat iemand die God wil dienen, zich moet onthouden van het gebruik van tabak? — V.S.

De bijbel maakt geen melding van tabak, aangezien er geen berichten voorhanden zijn dat er ten tijde dat de bijbel werd geschreven, tabak werd gebruikt. Wij kunnen echter een gevolgtrekking ten aanzien van het gebruik ervan maken door een beschouwing van bijbelse beginselen.

Een christen neemt deel aan een wedloop om het leven. De apostel Paulus bracht dit feit onder de aandacht van de christenen in Korinthe, die bekend waren met de istmische spelen, die in de omgeving werden gehouden. De deelnemers aan deze spelen werden onder het strenge toezicht van rechters, aan een strak trainingsprogramma onderworpen dat bijna al hun tijd opeiste. Wie een regel overtrad, werd gediskwalificeerd.

Van deze feiten gebruik makend, prentte Paulus christenen in dat zij onafgebroken onder het wakende oog van de grote Rechter, Jehovah, stonden. Erop wijzend dat het zich houden aan de regels van de christelijke wedloop een strijd tegen de begeerten van het vlees met zich bracht, zei hij: „Iedereen die aan een wedstrijd deelneemt, [oefent] zelfbeheersing in alle dingen. . . . ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op de een of andere wijze afgekeurd te worden.” — 1 Kor. 9:24-27.

De apostel schreef later aan christenen te Rome, hun „lichaam aan te bieden als een slachtoffer dat levend, heilig en aan God welgevallig is, een heilige dienst met uw denkvermogen” (Rom. 12:1). „Heilig” heeft de betekenis van reinheid, zowel in lichamelijk als geestelijk opzicht. Christenen moeten zich reinigen van „elke verontreiniging van vlees en geest, en in de vreze Gods heiligheid tot volmaaktheid brengen”. — 2 Kor. 7:1.

Persoonlijke onreinheid is ongewenst en schadelijk, vooral voor een christen. Als men er opzettelijk een gewoonte op na houdt waarbij het opnemen van gifstoffen in het lichaam betrokken is, zodat men het lichaam verontreinigt, wordt men belemmerd in het dienen van God. Als anderen de reuk van tabak of de bruine nicotinevlekken in de mond of op de tanden opmerken, wordt hierdoor de aandacht van de mensen afgeleid van het goede nieuws van het Koninkrijk dat men verkondigt. Het doet ook afbreuk aan de voortreffelijkheid, schoonheid en aantrekkelijkheid van de aanbidding van God die men vertegenwoordigt en voorstaat.

Iemand die toegeeft aan de verlangens van het gevallen vlees en die de gewoonte heeft zich te overeten of die iets gebruikt dat schadelijk is voor zijn lichaam wordt een slaaf van zijn begeerte. De apostel zei: „Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets onder autoriteit laten brengen.” Wat hij vervolgens zei, komt erop neer dat degene die zich door iets laat beheersen, zou vergaan met datgene wat hem beheerst. „Het voedsel voor de buik, en de buik voor het voedsel, maar God zal beide tenietdoen”, verklaarde hij (1 Kor. 6:12, 13). Wij willen stellig niet onder de autoriteit komen van iets wat bij het gebruik ervan teniet gaat, of het nu voedsel, tabak of iets anders is.

Deze schriftuurlijke gedachten met betrekking tot het gebruik van tabak zijn niet nieuw. Sommigen waren toen zij ze leerden kennen, van plan ze in hun leven toe te passen, doch stelden het tot een later tijdstip uit. Zij vonden dat zij zich ook wel met Jehovah’s getuigen konden verbinden zonder helemaal met het gebruik van tabak op te houden. Daarom stellen zij nu, hoewel zij een bepaald schuldgevoel ten aanzien van hun tabaksgewoonte hebben, geen werkelijke krachtsinspanningen in het werk om ermee te breken.

Dergelijke personen behoren zich evenwel ernstig af te vragen: Heeft het volgen van zulk een handelwijze, waaruit blijkt dat het toepassen van bijbelse beginselen hen onverschillig laat, Jehovah’s goedkeuring? Heeft degene die iets blijft doen waarvan hij erkent dat het verkeerd is, Jehovah werkelijk ’met geheel zijn hart’ lief? Of schept hij veeleer behagen in datgene wat God mishaagt? Als hij werkelijk tot degenen wil behoren die door Jehovah met leven in zijn nieuwe ordening begunstigd zullen worden, moet hij ernstige krachtsinspanningen in het werk stellen om zijn leven nu in overeenstemming met Gods Woord te brengen. Bedenk dat toen zekeren van Jezus’ discipelen hem vroegen: „Heer, zijn het er weinig die gered worden?” hij hun de raad gaf zich krachtig in te spannen, omdat velen zouden trachten het Koninkrijk binnen te gaan doch er niet toe in staat zouden zijn. — Luk. 13:23, 24; Matth. 22:37.

Paulus schreef in dezelfde geest: „Ziet er . . . nauwlettend op toe hoe gij wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen, de gelegen tijd voor uzelf uitkopend, omdat de dagen goddeloos zijn. Wordt daarom niet langer onredelijk [ga geen verkeerde of schoonschijnende redenering op touw zetten om iets te ondersteunen wat wij misschien willen rechtvaardigen], maar blijft inzien wat de wil van Jehovah is” (Ef. 5.8-17). Men dient de tijd ’uit te kopen’ en het opgeven van een slechte gewoonte niet uit te stellen. De dagen zijn goddeloos en als men op een punt talmt met te gehoorzamen, kan dit tot grotere ongehoorzaamheid in andere opzichten leiden.

Christenen willen thans een goed geweten jegens God hebben, want dit is essentieel voor een hem van ganser harte geschonken aanbidding. Als iemand die nu tabak gebruikt, de doop overweegt, dient hij deze aangelegenheid ernstig te overdenken, want de doop betekent „niet het wegdoen van de vuiligheid van het vlees, maar het verzoek aan God om een goed geweten” (1 Petr. 3:21). Hij dient vooraf alle vuiligheid van het vlees te hebben weggedaan. Hij zou een beetje inconsequent zijn als hij om een volledig goed geweten zou vragen terwijl hij wist dat hij naliet of weigerde een onreine, schadelijke gewoonte op te geven. En als hij reeds gedoopt is, dient hij nu van de gewoonte af te komen zodat niets zijn goede geweten in de weg staat, en hij dient God te danken voor Zijn onverdiende goedheid. — Hebr. 4:16.

Sommigen die van de tabaksgewoonte willen afkomen, voelen zich misschien erg ontmoedigd of terneergeslagen. Wij hebben echter de apostolische verzekering dat wij door geloof in de macht van Christus’ loskoopoffer en met Gods hulp met elke slechte gewoonte kunnen breken. Paulus beschreef zijn eigen strijd tegen het gevallen, zondige vlees en eindigde met te zeggen: „Ellendig mens die ik ben! Wie zal mij verlossen van het lichaam dat deze dood ondergaat? God zij gedankt door bemiddeling van Jezus Christus, onze Heer!” Hij schreef ook: „Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent.” — Rom. 7:21-25; Fil. 4:13.

Als u er moeite mee hebt met de tabaksgewoonte te breken, dient u vurig tot God om hulp te bidden. Bovendien krijgt u de raad: „Houd hen in gedachten die onder u de leiding nemen, die het woord van God tot u hebben gesproken, en volgt hun geloof na” (Hebr. 13:7). U zult dan op de voorbeelden letten die God behagen. U zult u aangemoedigd voelen, want velen van deze mannen hebben dezelfde moeilijkheid ondervonden als u hebt. Zij zullen u helpen. Spreek met hen, laten zij u raad geven en voor u bidden. — Jak. 5:13-18.

Ga verder, voor zover u dit kunt, met mensen om die de gewoonte niet hebben. Het is ook een grote hulp om een intieme vriend te hebben die u vlug kunt opbellen of naar wie u kunt toegaan als u de „drang” voelt tabak te gebruiken. Houd u verder druk bezig met het bestuderen van de bijbel, met de dingen die u moet doen om voor uw gezin te zorgen, met vergaderingen waarop de bijbel wordt besproken en met elke dienst voor God die u maar kunt verrichten. Alleen door zo te handelen, kunt u er zeker van zijn dat u van de slechte gewoonte afkomt en er goede gewoonten voor in de plaats krijgt. U zult het doen om een betere, welgevalliger lofprijzer van Jehovah’s naam te zijn, en God zal ingenomen met u zijn. — Spr. 27:11.

● Is het juist dat christenen hun trouwdag jaarlijks vieren? — D.Y., Venezuela.

Het is niet onschriftuurlijk dat een echtpaar op redelijke en passende wijze jaarlijks de dag gedenkt waarop zij getrouwd zijn. Maar het is evenmin noodzakelijk.

Er bestaan vele soorten jaarlijkse feesten. Heidense volkeren hebben hun jaarlijkse vieringen van speciale gebeurtenissen. Toch hebben Gods dienstknechten die ook (Ex. 12:14, 24-27; Joh. 10:22, 23; 1 Kor. 11:23-26). Natuurlijk hebben de jaarlijkse feesten of gedenkdagen waar de bijbel melding van maakt, rechtstreeks met aspecten van de ware aanbidding te maken. Wij kunnen hier evenwel uit afleiden dat niet alle jaarlijkse feesten als iets verwerpelijks ter zijde geschoven kunnen worden. Het hangt er helemaal vanaf wat wij gedenken en hoe wij dit doen.

Het is duidelijk dat een christen vieringen zal vermijden waarbij onschriftuurlijke of vals-religieuze praktijken betrokken zijn (Joh. 4:24). Gewoonlijk is het vieren van de trouwdag tegenwoordig evenwel geen religieuze viering. Maar gaat het gebruik om de trouwdag te vieren terug op de heidense religie van vroeger? Blijkbaar niet. De Encyclopedia Americana (uitgave van 1971) zegt hierover: „De gewoonte van het gezin om jaarlijks de trouwdag te vieren, blijkt in west-Europa te zijn ontstaan. De eerste verwijzingen in de Engelse literatuur verschijnen in de 17de eeuw.” — Deel 28, blz. 564.

Tegenwoordig is het in sommige landen gebruikelijk dat echtparen extra aandacht schenken aan de dag waarop zij getrouwd zijn. Sommige christelijke echtparen doen dit ook. Zij zijn eerlijk van mening dat zij de banden van hun huwelijk kunnen versterken door in alle rust en beslotenheid terug te zien op de vreugdevolle gebeurtenis toen zij elkaars partner voor het leven werden. Op deze dag overdenken zij wellicht de vorderingen die zij in het opbouwen van een gelukkig gezinsleven gemaakt hebben, en nemen zij zich opnieuw vast voor in die richting te blijven voortgaan.

Andere echtparen vinden het wellicht prettig om deze gelukkige dag met enkele christelijke vrienden en familieleden, met inbegrip van hun kinderen, door te brengen. Als dit wordt gedaan, zijn er ter overweging enkele waarschuwingen die men in gedachte dient te houden.

Bij elke gezellige bijeenkomst of viering moet men oppassen dat de dingen niet uit de hand lopen. Zelfs een bescheiden viering kan uit de hand lopen of tot onjuist gedrag leiden, zoals blijkbaar in de 1ste eeuw soms onder de joden gebeurd is (Joh. 2:10). Dat zou voor christenen ontegenzeglijk onjuist zijn (1 Petr. 4:3, 4). Het zou evenmin passend zijn bij een viering buitensporige eer aan mensen te schenken, alsof het echtpaar wiens trouwdag het is, vereerd dient te worden. De bijbel geeft duidelijk te kennen dat aanbidding aan de Schepper geschonken dient te worden, niet aan enig schepsel op aarde, of het nu een dier of een mens is (Rom. 1:24, 25). Als een echtpaar een gelukkig huwelijk heeft, is dat fijn. Anderen kunnen hier voor hen oprecht blij om zijn. Maar dient dit een christen niet evenzo tot dankbare lof jegens de Insteller van het huwelijk te bewegen? Men dient aan Hem te denken, en alles wat gedaan wordt dient tot eer van Hem te zijn.

Bovenstaand commentaar hebben wij niet gegeven om echtparen die deze gewoonte niet hebben, aan te raden nu jaarlijks hun trouwdag te gaan vieren. In werkelijkheid is het zo dat wij het vieren van de trouwdag noch aanraden, noch ontraden. Ieder echtpaar kan, zonder door anderen te worden bekritiseerd, persoonlijk beslissen wat zij zullen doen. De omstandigheden of het geweten van het ene echtpaar kan hen ertoe brengen geen speciale aandacht aan de gebeurtenis te schenken. Toch kan een ander echtpaar de dag waarop zij trouwden jaarlijks vieren. Als zij dit doen, dient de beslissing over de wijze waarop zij dit zullen doen, genomen te worden in het licht van de raad: „Hetzij gij daarom eet of drinkt of iets anders doet, doet alle dingen tot Gods heerlijkheid.” — 1 Kor. 10:31.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen