Waarom ’onderworpen zijn’?
EEN van de vele geboden waarop in Gods Woord, de bijbel, herhaaldelijk de nadruk wordt gelegd, luidt: ’Weest onderworpen.’ In Romeinen 13:1 lezen wij: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten”, dat wil zeggen, aan regeringen. Jongeren krijgen de raad ’onderworpen te zijn aan de ouderen’ (1 Petr. 5:5). Bovendien vermaant de apostel Paulus: „Laten vrouwen onderworpen zijn aan hun man.” — Ef. 5:22.
Onderworpen zijn, stuit veel onvolmaakte mensen tegen de borst, in werkelijkheid zelfs zo hevig dat er allerlei maatschappelijke bewegingen worden gevormd om — vaak gewelddadig — tegen onderworpenheid in opstand te komen. Waarom gebiedt de bijbel: ’Weest onderworpen’? Wie moeten onderworpen zijn, en aan wie? Waarom gaat onderworpenheid zo dwars tegen de gevoelens van de mens in?
Onderworpenheid stuit iedereen zo tegen de borst omdat onze eerste ouders, Adam en Eva, de weg van opstand zijn ingeslagen. Zij lieten aan hun nakomelingen een neiging tot opstandigheid na, een geest van zelfzuchtige wetteloosheid die, zoals Jezus had voorzegd, nog nooit zo sterk op de voorgrond is getreden als thans (Matth. 24:12). Ongetwijfeld rust een gedeelte van de schuld echter op degenen die hun autoriteit hebben misbruikt.
Toch is de raad om ’onderworpen te zijn’ op deugdelijke beginselen gebaseerd. Het is nu eenmaal een feit dat sommigen moeten regeren of de leiding moeten nemen en anderen onderworpen moeten zijn. Waarom is dit zo? Omdat niemand helemaal op zichzelf kan bestaan. Iedereen heeft behoefte aan datgene wat de ander op het gebied van stoffelijke dingen en diensten kan verschaffen in ruil voor wat hijzelf op de een of andere manier kan verschaffen. Voor dit alles is organisatie nodig. En wil organisatie functioneren, dan moet men het niet alleen verstandelijk met elkaar eens worden, maar heeft men ook een erkende autoriteit nodig. Een natie, een provincie, een stad of een dorp zijn alle politieke organisaties die het noodzakelijk maken dat sommigen regeren en anderen geregeerd worden of onderworpen zijn. Het beginsel is op bijna elk ander terrein van menselijke activiteit van toepassing, zowel wereldlijk als religieus, zowel in het openbare leven als thuis.
Er zij echter opgemerkt dat zelfs degenen die autoriteit bekleden, soms onderworpen moeten zijn. Men kan bijvoorbeeld niet ongestraft verkeerswetten overtreden. Wanneer men naar een ziekenhuis gaat om geopereerd te worden, bemerkt men dat men onderworpen is aan doktoren, verpleegsters en anderen van de ziekenhuisstaf. Een zakenman kan veel werknemers hebben die aan hem onderworpen zijn, maar wanneer hij naar zijn christelijke gemeente gaat, is het heel goed mogelijk dat hij onderworpen is aan de ouderlingen die over hem en zijn medeaanbidders de leiding hebben.
ONDERWORPENHEID AAN REGERINGEN
In de huidige mensenmaatschappij zijn regeringen noodzakelijk opdat mensen op een ordelijke wijze kunnen leven en een mate van zekerheid kunnen genieten, om nog maar niet te spreken van de vele diensten die een regering zowel op plaatselijke als op nationale schaal kan verschaffen. Hieruit volgt derhalve dat de geregeerden gewillig moeten zijn of zich op zijn minst meegaand moeten betonen, willen zulke regeringen aan hun doel kunnen beantwoorden. Daarom geeft Gods Woord christenen het bevel „onderworpen [te zijn] . . . want er is geen autoriteit dan door God”. Christenen moeten dus de wetten van het land gehoorzamen door gewetensvol belastingen te betalen, verkeersvoorschriften op te volgen en zich van andere verplichtingen te kwijten. Dit alles is in het belang van vrede en orde. — Rom. 13:1-7.
De bijbel toont elders echter aan dat een dergelijke onderworpenheid aan politieke regeringen niet absoluut is. Ze wordt begrensd door andere schriftuurlijk rechterlijke bevelen, zoals: „Betaalt caesar daarom terug wat van caesar, maar God wat van God is.” En ook: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” Ja, het gebod om aan de politieke regeringen van dit samenstel van dingen ’onderworpen te zijn’, is niet absoluut, maar relatief; het is van toepassing zolang het niet indruist tegen enig rechtstreeks gebod van God. — Matth. 22:21; Hand. 5:29.
IN DE CHRISTELIJKE GEMEENTE
De christelijke gemeente is ook een organisatie, met één hoofd erboven, namelijk Jezus Christus. Alle leden ervan moeten aan hem onderworpen zijn. Hij is trouwens zelf in onderworpenheid. Aan wie? Aan zijn hemelse Vader, Jehovah God. Ja, de christelijke „gemeente [is] onderworpen . . . aan de Christus” (Ef. 5:24). In werkelijkheid is „het hoofd van iedere man de Christus”. — 1 Kor. 11:3.
Hoe oefent Jezus Christus, een onzichtbaar, goddelijk wezen in de hemel, zijn gezag als hoofd over een zichtbare menselijke gemeente hier op aarde uit? Hij doet dit onder andere door middel van de geïnspireerde Schrift. De gemeente kan alleen christelijk genoemd worden als ze gehoorzaam is aan de geboden van Jezus zelf en aan de geboden die zijn apostelen en andere discipelen onder inspiratie hebben gegeven. — Matth. 18:18; 28:19, 20.
Bovendien oefent Jezus zijn gezag als hoofd over de christelijke gemeente uit door middel van de „helper”, „de geest der waarheid”, Gods heilige geest of werkzame kracht (Joh. 16:7, 13). Ook maakt hij gebruik van engelen om zijn gezag als hoofd van zijn gemeente uit te oefenen (Matth. 18:10; 24:31; Openb. 14:6). Jezus Christus oefent zijn gezag als hoofd over de christelijke gemeente hier op aarde ook uit door middel van een lichaam van getrouwe, gezalfde christenen, over wie Jezus zei: „Wie is werkelijk de getrouwe en beleidvolle slaaf, die door zijn meester over diens huisknechten is aangesteld om hun te rechter tijd hun voedsel te geven? Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt. Voorwaar, ik zeg u: Hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen.” — Matth. 24:45-47.
Wil het voor Jezus Christus mogelijk zijn het werk ten uitvoer te brengen dat hij zijn volgelingen heeft opgedragen, namelijk, discipelen van mensen uit alle natiën te maken, dan moeten zij in vrede en harmonie samenwerken. Zij moeten ’allen in overeenstemming met elkaar spreken’. Allen moeten derhalve in onderworpenheid zijn aan het instrument dat hij heeft verkozen te gebruiken. Wij lezen in dit verband: „God is geen God van wanorde, maar van vrede.” Daarom moeten „alle dingen [in de christelijke gemeente] betamelijk en volgens regeling geschieden”. — 1 Kor. 1:10; 14:33, 40.
Bovendien krijgen de verschillende leden in de christelijke gemeente de raad in onderworpenheid aan elkaar te zijn. „Weest aan elkaar onderworpen in de vreze van Christus” (Ef. 5:21). Vooral jongeren moeten onderworpen zijn aan de oudere mannen of ouderlingen: „Evenzo gij jongeren, weest onderworpen aan de ouderen. Omgordt u allen echter met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar, want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen.” — 1 Petr. 5:5.
Verder moeten alle individuele leden van elke gemeente onderworpen zijn aan de aangestelde christelijke ouderlingen, zoals wij lezen: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou u schadelijk zijn.” Een christen heeft dus twee redenen om onderworpen te zijn. In de eerste plaats is dit noodzakelijk ter wille van de doeltreffendheid en ter wille van de vrede of harmonie, opdat zo veel mogelijk werk zo goed mogelijk verricht kan worden. De tweede reden is dat in gebreke blijven onderworpen te zijn, een last legt op degenen die de leiding hebben, hetgeen op zijn beurt schadelijk kan zijn voor degenen die niet in onderworpenheid zijn. — Hebr. 13:17.
OP HET WERELDSE WERK
Het beginsel van onderworpenheid is ook van toepassing op het gebied van de werkgever-werknemerverhouding. Als iemand een bepaalde betrekking aanvaardt, is hij verplicht zijn verantwoordelijkheid tegenover zijn werkgever te erkennen, met andere woorden, aan hem onderworpen te zijn — zolang er natuurlijk niet iets van hem wordt verlangd wat tegen zijn geweten indruist (Hand. 5:29). Aan iemands werkgever onderworpen zijn, betekent hem het respect te schenken dat hem krachtens zijn positie toekomt, een eerlijke dagprestatie te leveren en niets van hem te stelen. Zoals de apostel Paulus adviseerde, moet een werknemer zijn werk verrichten „met geheel [zijn] ziel als voor Jehovah en niet voor mensen” (Kol. 3:23). Dit is bovendien juist en verstandig. Kan iemand dit niet doen, dan moet hij van betrekking veranderen.
IN DE GEZINSKRING
Aangezien het gezin een mini-organisatie is, is het gezagsbeginsel en het beginsel van onderworpenheid op de leden ervan van toepassing. Gods Woord legt ouders de verantwoordelijkheid op erop toe te zien dat hun kinderen op juiste wijze worden opgevoed en in elk opzicht goed worden verzorgd. Daarom krijgen kinderen het bevel: „Gij kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in alles, want dit is de Heer welgevallig” (Kol. 3:20). Dat kinderen aan hun ouders onderworpen moeten zijn, is even redelijk en logisch als het schriftuurlijk is. Zij zijn onervaren en niet in staat voor zichzelf te zorgen. Bovendien merkte de wijze koning Salomo eens op: „Dwaasheid is aan het hart van een knaap gebonden; de roede van streng onderricht is wat ze ver van hem zal verwijderen.” — Spr. 22:15.
Het gezagsbeginsel en het beginsel van onderworpenheid is ook tussen de ouders zelf, tussen de man en zijn vrouw, van toepassing. Wie oefent gezag als hoofd uit, de man of zijn vrouw? Volgens Degene die de man en vrouw in het begin heeft geschapen, moet de man het gezag als hoofd uitoefenen. De apostel Paulus herinnert allen eraan dat „de man . . . niet ter wille van de vrouw [werd] geschapen, maar de vrouw ter wille van de man” (1 Kor. 11:9). Gods Woord zegt ons ook: „Evenals de gemeente onderworpen is aan de Christus, zo moeten ook vrouwen het zijn aan hun man, in alles” (Ef. 5:24). Sommige hedendaagse vrouwen zullen dit gebod ongetwijfeld bestrijden, maar laten wij deze kwestie eens een ogenblik beredeneren.
Het is werkelijk opmerkenswaardig dat de apostel Paulus, die deze woorden optekende, zijn raad aan echtgenotes onmiddellijk laat volgen door raad aan echtgenoten, waarin wordt gezegd dat zij hun vrouw moeten liefhebben zoals Jezus de gemeente liefhad, en wel in die mate dat hij zijn leven voor haar aflegde. Vervolgens zegt Paulus dat mannen hun vrouw als hun eigen lichaam moeten liefhebben en hen net zo moeten voeden en koesteren als zij dit ten aanzien van hun eigen lichaam doen. Wanneer een man die soort van liefde voor zijn vrouw toont, zal zij het beslist heel aangenaam vinden onderworpen aan hem te zijn. — Ef. 5:25-33.
Deze regeling is zowel verstandig als juist. Door de aard der dingen is de man normaal gesproken beter geschikt om de leiding, het initiatief, te nemen. Als hij de juiste soort van leiding neemt, is het heel waarschijnlijk dat zijn vrouw het aangenaam zal vinden hem hierin te volgen en meegaand te zijn. Het is inderdaad belangwekkend op te merken wat een van de vooraanstaandste psychiaters van New York over dit onderwerp had te zeggen. Zij verschaft in haar boek veel geschiedenissen van patiënten waardoor wordt geïllustreerd hoe vrouwen volledige voldoening kunnen vinden in de intiemste aspecten van hun huwelijk. Door wat te doen? Door eenvoudig in hun geest en hart in te stemmen met het gezag dat hun man als hoofd uitoefent.
Een vrouw zal hierbij geholpen worden, wanneer zij nog een aspect van de man-vrouwverhouding, zoals die in de bijbel wordt geadviseerd, beschouwt. Wegens haar wisselvalligheden of periodiek veranderende emotionele aard moet haar man geduld, vriendelijkheid en consideratie aan de dag leggen. Dit wordt getoond wanneer hij, steeds weer opnieuw, op haar wacht wanneer zij zich gereedmaakt of bemerkt dat hij zijn wensen of voorkeuren moet veranderen om ze aan de wensen, grillen of beperkingen van zijn vrouw aan te passen. De apostel Petrus had een heel goede reden voor de raad die hij gaf: „Gij, mannen, toont in het huwelijk begrip voor uw vrouwen; bewijst hun de eer die het zwakkere geslacht toekomt, want met u zijn zij erfgenamen van de genade des levens; dan zullen uw gebeden geen belemmering ondervinden.” — 1 Petr. 3:7, Willibrordvertaling.
Ook is het niet verkeerd op te merken dat niets vrouwen gelukkiger maakt dan wanneer zij merken dat hun man graag dingen voor hen doet. Zo heeft een man zijn vrouw in het begin waarschijnlijk ook voor zich ingenomen — door aardig voor haar te zijn en graag dingen voor haar te doen. En zo is het door het hele huwelijksleven heen. Het maakt een vrouw gelukkig wanneer haar man graag dingen voor haar doet, ongeacht of het nu zulke kleine hoffelijkheden zijn als haar in haar mantel te helpen, hun trouwdag in gedachte te houden of bloemen, parfum of iets anders voor haar te kopen. Hoe kan zij hem er echter toe brengen zulke dingen graag te doen? Niet door de baas over hem te spelen, niet door met hem te wedijveren, maar door zijn gezag als hoofd te erkennen en hem de „diepe achting” te schenken die hem volgens de bijbel toekomt. — Ef. 5:33.
Het voorgaande heeft ons beslist duidelijk gemaakt waarom de bijbel christenen de raad geeft ’onderworpen te zijn’ aan regeringen, aan degenen die in de christelijke gemeente de leiding hebben, aan werkgevers, aan ouders en aan echtgenoten. Onderworpen zijn kost iets, maar het is de moeite waard. Misschien moet men zijn trots of zijn voorkeur opofferen. Het houdt ook in dat men bescheidenheid en nederigheid moet aankweken. Vaak zal er volharding voor nodig zijn en een bereidheid te wachten totdat Jehovah God de dingen in het reine zal brengen, zoals in het geval van burgerlijke onrechtvaardigheden, in plaats dat men zijn toevlucht neemt tot gewelddaad. Onderworpen te zijn, is niet alleen de juiste en verstandige weg maar getuigt ook van liefde en is derhalve de meest lonende handelwijze.
[Kader/Illustratie op blz. 5]
ONDERWORPENHEID AAN REGERINGEN BETEKENT
Relatieve gehoorzaamheid schenken
Belasting betalen
Verkeersvoorschriften opvolgen
[Kader/Illustratie op blz. 6]
ONDERWORPENHEID AAN DE CHRISTELIJKE GEMEENTE BETEKENT
Christus’ geboden gehoorzamen
Met de aangestelde ouderlingen samenwerken
[Kader/Illustratie op blz. 7]
ONDERWORPENHEID AAN EEN WERKGEVER BETEKENT
Respectvol een eerlijke dagprestatie leveren
Niet stelen
[Kader/Illustratie op blz. 8]
ONDERWORPENHEID IN DE GEZINSKRING BETEKENT
Man toont liefdevolle consideratie voor zijn vrouw
Vrouw onderwerpt zich aan zijn gezag als hoofd
Kinderen gehoorzamen hun ouders