Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w64 1/7 blz. 392-397
  • Wanneer dient de christelijke vrouw haar hoofd te bedekken?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Wanneer dient de christelijke vrouw haar hoofd te bedekken?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HOOFDBEDEKKING EN VROUWELIJKE ONDERWORPENHEID
  • IN VERBAND MET OPGEDRAGEN KINDEREN VAN HET MANLIJK GESLACHT
  • GEBED DOOR NIET-OPGEDRAGEN PERSONEN
  • HET GEDRAG JEGENS EEN ONGELOVIGE ECHTGENOOT
  • De voorrechten van de christelijke vrouw
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
  • Hoe toont de vrouw achting voor de man als hoofd?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1973
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2002
  • Haar hoofdbedekking en gemeenteactiviteiten
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
w64 1/7 blz. 392-397

Wanneer dient de christelijke vrouw haar hoofd te bedekken?

„Want een man behoort het hoofd niet gedekt te hebben, daar hij Gods beeld en heerlijkheid is; maar de vrouw is de heerlijkheid van de man.” — 1 Kor. 11:7, NW.

1. (a) Op welke wijze kan de man een heerlijkheid voor God zijn, en in welk opzicht wordt zijn vrouw, wanneer hij dit is, hierdoor geholpen? (b) Op welke wijze kan een vrouw een heerlijkheid voor de man zijn?

WANNEER man en vrouw God in overeenstemming met Zijn beginselen op het gebied der theocratische orde dienen, schenken zij Hem als hun Schepper eer en lof. Wanneer een man zich getrouw van zijn taak als hoofd van zijn gezin kwijt, en daarbij niet alleen zijn verplichtingen als kostwinner nakomt maar ook met liefdevolle en geduldige zorg in de geestelijke behoeften van zijn gezin voorziet, is hij werkelijk een heerlijkheid voor God, Degene in wiens beeld en gelijkenis hij werd geschapen (Gen. 1:26). Hij is tevens een zegen voor zijn gezin, terwijl hij het voor de vrouw beslist zeer aangenaam maakt haar taak als zijn helpster en echtgenote te vervullen. Doordat de vrouw op haar beurt de verhouding waarin zij tot haar man staat, erkent, door hem als haar hoofd te beschouwen, en doordat zij haar hoofd eert door hem getrouw en loyaal te steunen, wordt zij een heerlijkheid voor haar man. — 1 Kor. 11:7, NW.

2. (a) Uit achting voor welk beginsel doet de noodzaak voor het dragen van een hoofddeksel zich gevoelen? (b) Waar gaat het om wanneer een vrouw een hoofddeksel draagt?

2 De vrouw kan alleen „de heerlijkheid van de man” zijn wanneer zij aan haar door God ingestelde verhouding tot de man vasthoudt en zich nooit de positie toeëigent die de man als hoofd bekleedt. Met het oog hierop zullen de omstandigheden het soms voor een vrouw noodzakelijk maken haar hoofd te bedekken. Zoals wij in de voorgaande uitgave van De Wachttoren hebben gezien, is Paulus’ betoog in Eén Korinthiërs hoofdstuk 11 over de noodzaak van een hoofdbedekking, gebaseerd op het theocratische gezagsbeginsel, dat hij in 11 vers drie heeft vastgelegd: „Het hoofd van iedere man [is] de Christus [Jezus, niet de gemeente] . . .; de man is op zijn beurt het hoofd van de vrouw en God het hoofd van de Christus.” Het wordt dus noodzakelijk voor een vrouw een hoofddeksel te dragen wanneer zij een functie bekleedt of een taak verricht waarvoor onder normale omstandigheden haar echtgenoot of een opgedragen christelijke man de aangewezen persoon zou zijn; zij neemt deze taak of functie dus slechts tijdelijk of ten gevolge van speciale omstandigheden waar. Het gaat beslist niet om de hoofdbedekking op zichzelf, maar om de hartetoestand en het juiste theocratische geweten van de vrouw die de hoofdbedekking draagt. Zij beseft dat dit Gods regeling is en zij draagt de hoofdbedekking hoofdzakelijk uit achting voor Hem en Zijn theocratische regeling der dingen met betrekking tot de seksen. Een vrouw kan in deze alleen een goed geweten hebben indien zij, behalve dat zij op de juiste tijd een hoofddeksel draagt, ook een gezonde achting heeft voor degene wiens gezag als hoofd erdoor wordt geëerd.

3. Welke drie fundamentele situaties doen zich voor waarin het voor een opgedragen vrouw noodzakelijk is haar hoofd te bedekken?

3 Tot het jaar 1926 woonden alle vrouwen in de gemeente de vergaderingen bij met gedekt hoofd. (Zie The Golden Age van 8 september 1926, de bladzijden 780-791; The New Creation (1904), de bladzijden 271, 272; Zion’s Watch Tower van 1 december 1907, de bladzijden 360, 361.) Er blijken in de grond der zaak drie situaties te zijn waarin het voor een opgedragen vrouw noodzakelijk is haar hoofd te bedekken. Deze zouden kunnen worden vermeld als 1. wanneer zij in tegenwoordigheid van haar man moet bidden of onderwijzen, 2. wanneer zij een groep waaronder zich een opgedragen broeder bevindt, onderwijst en 3. wanneer zij, omdat er geen man die daarvoor in aanmerking komt aanwezig is, op een gemeentevergadering moet bidden of deze moet leiden. Wij zullen in dit en in het volgende artikel al deze situaties achtereenvolgens beschouwen.

HOOFDBEDEKKING EN VROUWELIJKE ONDERWORPENHEID

4. In verband met welke speciale verhouding tussen man en vrouw doen de vragen over onderworpenheid en de gezagsuitoefening als hoofd zich voor?

4 De fundamentele verhouding waarin een vrouw tot een man staat, is die in het huwelijk, als een vrouw tot haar echtgenoot. Wanneer de apostel Paulus in 1 Timótheüs 2:11-13 (NW) en 1 Korinthiërs 11:3-16 (NW) over vrouwelijke onderworpenheid in de christelijke gemeente spreekt, verwijst hij naar de schepping van het eerste mensenpaar om aan te tonen in welke verhouding man en vrouw tot elkaar staan, aangezien de man het eerst werd geschapen en hem de verantwoordelijkheid werd gegeven het gezag als hoofd uit te oefenen. De christelijke gehuwde vrouw zal derhalve stellig in de huwelijksverhouding de juiste onderworpenheid willen tonen, of haar echtgenoot nu een medebedienaar van het goede nieuws is of niet.

5. (a) Van wie zou in normale omstandigheden worden verwacht dat hij het gezin in bijbelstudie en in gebed voorgaat? (b) Wanneer kan het derhalve voor een vrouw noodzakelijk zijn in verband met deze aangelegenheden een hoofddeksel te dragen?

5 Wanneer zou het in de huwelijksverhouding derhalve noodzakelijk zijn dat de vrouw als een teken van onderworpenheid aan haar echtgenoot en hoofd een hoofdbedekking draagt? Misschien zal het stellen van een andere vraag ons snel helpen het antwoord te vinden. Wanneer het gehele gezin bijeen is, de man, de vrouw en de kinderen, en er een gezinsstudie zal worden geleid of een gebed zal worden uitgesproken, wie zou dan van nature de aangewezen persoon zijn om deze aangelegenheden te behartigen? De man natuurlijk! Als het hoofd van het gezin zou er in normale omstandigheden van de vader worden verwacht dat hij bij het onderwijzen van zijn gezin en het opvoeden van zijn kinderen in de „gezaghebbende raad van Jehovah” de leiding zou nemen en dat hij hen in gebed tot God zou vertegenwoordigen (Ef. 6:4, NW). Indien de echtgenoot echter geen opgedragen christen is en hij toch genegen is aan de studie die door zijn opgedragen vrouw wordt geleid en waarbij zij een gebed uitspreekt, deel te nemen, zou zij, terwijl zij dit doet, een hoofddeksel moeten dragen. Zij verricht een taak waarvan haar echtgenoot zich in normale omstandigheden zou kwijten wanneer hij aanwezig zou zijn. Wanneer hij niet aanwezig is, hoeft zijn vrouw vanzelfsprekend haar hoofd niet te bedekken, aangezien ook zij het voorrecht en de verantwoordelijkheid heeft haar kinderen te onderwijzen en zij zich daarbij niet het gezag van haar hoofd toeëigent. Is haar echtgenoot echter wel aanwezig, dan zal zij, wanneer zij de studie leidt en in gebed voorgaat, dit met gedekt hoofd doen, aangezien zij deze taak tijdelijk op zich neemt totdat haar echtgenoot de waarheid aanvaardt en zich persoonlijk van deze verplichtingen kan kwijten.

6. Hoe is de situatie wanneer een niet-opgedragen echtgenoot zijn vrouw vergezelt als zij een ander gezin bijbelstudie gaat geven?

6 Dit beginsel is zelfs buitenshuis van toepassing. Indien de echtgenoot, omdat hij de waarheid gunstig gezind is, met zijn vrouw meegaat naar een ander huis waar zij een bijbelstudie leidt, dient zij onder het bidden en het leiden van de studie een hoofddeksel te dragen. Ook al is er een andere man aanwezig, zoals het hoofd van het huis waar de studie wordt gehouden — eveneens een geïnteresseerde die zich niet heeft opgedragen — het feit dat zij een hoofddeksel draagt, zou niet ter wille van hém zijn, aangezien hij niet haar hoofd en evenmin een lid van de gemeente is. Het hoofddeksel zou in zo’n geval alleen worden gedragen als een teken van onderworpenheid aan haar echtgenoot, die haar hoofd is.

7. Hoe dient er bij de maaltijden te worden gehandeld?

7 Zo ook aan de maaltijd. Wanneer de niet-opgedragen echtgenoot zijn vrouw vraagt in gebed voor te gaan, kan zij dit doen, maar met gedekt hoofd. Als hij echter niet aanwezig is en zij alleen met haar minderjarige, niet opgedragen kinderen een maaltijd gaat gebruiken, behoeft zij geen hoofddeksel te dragen wanneer zij bidt.

IN VERBAND MET OPGEDRAGEN KINDEREN VAN HET MANLIJK GESLACHT

8. Welke situatie met betrekking tot het gebed ontstaat er wanneer een opgedragen zoon deel uitmaakt van het gezin, en wanneer zal de moeder in dit geval een hoofddeksel dragen?

8 Indien er echter, ook al is de echtgenoot afwezig, een opgedragen zoon aanwezig is, wat dan? Wanneer deze zoon volwassen is, bestaat er vanzelfsprekend geen twijfel over de te volgen procedure, aangezien hij dan natuurlijk in gebed zal voorgaan. De zoon zou echter heel goed nog tamelijk jong kunnen zijn; hij is misschien een jonge tiener. In dat geval zal de moeder zelf moeten beoordelen of zij hem zal vragen te bidden of niet. Hij is nog steeds toevertrouwd aan haar zorg als moeder, zodat hij aan haar onderworpen is en haar van dat standpunt uit bezien beslist moet ’eren’ (Ef. 6:2, NW). Zij zal dus zelf moeten beslissen of zij deze opgedragen jonge zoon zal vragen te bidden of — omdat zij vindt dat hij er nog niet voldoende bekwaam voor is of wegens speciale omstandigheden die zich op dat moment voordoen — het gebed liever zelf zal uitspreken. Indien zij inderdaad zelf zou bidden, zou het echter juist zijn als zij dit met gedekt hoofd deed, en dit is ook het geval wanneer zij zo’n opgedragen zoon studie geeft. Waarom?

9. Welke factoren zijn erbij betrokken wanneer de moeder in verband met de minderjarige opgedragen zoon een hoofddeksel draagt, en op welke wijze wordt haar positie hierdoor versterkt?

9 De opgedragen zoon is nu een lid van de gemeente en als zodanig dient het onderricht dat hem wordt gegeven of het gebed dat in zijn tegenwoordigheid wordt uitgesproken, terecht het werk te zijn van een rijpe, opgedragen broeder. Normaal gesproken zou dit bij hem thuis door zijn vader worden gedaan. Door onder zulke omstandigheden een hoofddeksel te dragen, geeft de moeder er derhalve blijk van niet alleen in de hoedanigheid van moeder op te treden, want het hoofddeksel dient als een teken of aanwijzing dat zij ook voor haar echtgenoot, de vader van de jongen, optreedt. Wij zouden dus kunnen zeggen dat haar positie hierdoor wordt versterkt, aangezien zij erdoor in staat is in geestelijke aangelegenheden theocratisch ten opzichte van haar opgedragen zoon te handelen, zonder evenwel de theocratische orde geweld aan te doen. Op andere tijden, wanneer de gezinsaanbidding er niet bij betrokken is, kan zij, zonder dat er enige noodzaak toe bestaat haar hoofd te bedekken, terecht haar gezag als moeder tegenover haar zoon aanwenden en hem het noodzakelijke strenge onderricht en de vereiste raad geven.

10. Welk voorbeeld geeft de moeder haar opgedragen zoon op die manier, en welke zware verantwoordelijkheid draagt de opgedragen vader?

10 Zo’n moeder zal er voor haar opgedragen zoon een uitstekend voorbeeld van vormen hoe een theocratische vrouw dient te handelen, hetgeen zeer waardevol voor hem zal zijn wanneer hij later zelf een vrouw en kinderen heeft. Hij zal zich er bovendien ook niet over kunnen beklagen dat zijn moeder in haar optreden tegenover hem, een opgedragen broeder, haar boekje te buiten gaat. Terzelfder tijd zal de opgedragen moeder er belang in stellen haar zoon te helpen tot rijpheid voort te gaan, zodat hij het gezin, wanneer dit nodig is, op passende wijze in gebed tot Jehovah kan voorgaan. Indien de echtgenoot eveneens een opgedragen getuige van Jehovah is, zal hij er, nu een opgedragen zoon deel uitmaakt van zijn gezin, vanzelfsprekend des te meer reden toe hebben zijn plicht als hoofd zoveel als dit in zijn vermogen ligt persoonlijk na te komen. Hij is het die de jongen het meer gevorderde onderricht dat hij nu nodig heeft, kan en moet verschaffen. — Spr. 23:19, 24.

GEBED DOOR NIET-OPGEDRAGEN PERSONEN

11. Welk gedrag zal de opgedragen vrouw aan de dag leggen met betrekking tot gebeden die door haar niet-opgedragen partner worden uitgesproken (a) indien hij een juiste geestesgesteldheid heeft en een passend gebed opzendt? (b) wanneer zijn gebeden niet met Gods Woord stroken?

11 De situatie kan zich voordoen dat de vrouw de waarheid aanvaardt en een van Jehovah’s getuigen wordt, maar haar man niet en hij het gezin toch bij de maaltijden in gebed blijft voorgaan. Indien hij een juiste geestesgesteldheid bezit en zelf vorderingen maakt met het doel zich op te dragen, zou hij in oprechtheid een passend gebed in overeenstemming met de waarheid van Gods Woord kunnen opzenden waarop de opgedragen vrouw een gewetensvol „Amen” kan laten horen. De man is nog steeds het hoofd van het gezin en er mag terecht van hem verwacht worden dat hij zijn gezin in de aanbidding voorgaat. Indien hij echter geen belangstelling voor Gods Woord heeft of indien hij geloofsovertuigingen is toegedaan die niet met de bijbel stroken en die in zijn gebeden worden weerspiegeld, zou de verlichte vrouw nooit „Amen” op deze gebeden kunnen zeggen. Terwijl hij bidt, zou zij in stilte voor zichzelf en de kinderen kunnen bidden, in de overtuiging dat Jehovah haar zal verhoren.

12. (a) Onder welke omstandigheden zou het voor christenen onjuist zijn onder het gebed de handen om de tafel heen vast te houden? (b) Waarom is dit geen extreme zienswijze?

12 In sommige gezinnen is men gewoon onder het gebed elkaars hand vast te houden, maar aangezien hierdoor wordt te kennen gegeven dat men in het gebed verenigd is, zou het voor een christen niet juist zijn hieraan mee te doen wanneer het gebed door een niet-opgedragen persoon wiens gedachten niet op de ware aanbidding van Jehovah God zijn gericht, wordt uitgesproken. Dit is dus iets waarvoor wij moeten oppassen wanneer wij worden uitgenodigd om bij mensen die niet in de waarheid zijn en van wie wij weten dat zij deze gewoonte in ere houden, een maaltijd te gebruiken. Wij weten om te beginnen niet wat er in het gebed gezegd zal worden en net zoals wij er geen „Amen” op zouden kunnen zeggen, zouden wij niet willen tonen met het gebed in te stemmen door elkaars hand om de tafel heen vast te houden. Sommigen zouden zich misschien afvragen: wordt deze zaak nu niet tot in het extreme doorgevoerd? Neen, in het geheel niet. Het gebed is een aangelegenheid die bij de aanbidding behoort, iets wat niet lichtvaardig opgenomen moet worden maar wat heilig en in overeenstemming met Jehovah’s wil dient te zijn. Wil de opgedragen christen een goed geweten behouden, dan zal hij zelfs niet de schijn willen wekken aan enige vorm van aanbidding buiten de ware aanbidding van Jehovah deel te nemen. — 1 Kor. 10:20, 21; 2 Kor. 6:14-18, NW.

13. (a) Wat dient er te worden gedaan wanneer een uitgesloten echtgenoot aan de maaltijd een gebed uitspreekt? (b) Wanneer hij zijn opgedragen vrouw vraagt voor de gezinsleden te bidden? (c) Hoe is dit van invloed op het dragen van een hoofddeksel?

13 Er doet zich een moeilijke omstandigheid voor wanneer de echtgenoot uit de christelijke gemeente is uitgesloten en zich nog steeds in deze uitgesloten toestand bevindt. Alhoewel de vrouw nog steeds aan hem als haar echtgenoot onderworpen is, kan zij, in overeenstemming met de Schrift, geen geestelijke gemeenschap met hem hebben (Rom. 16:17, NW). Hoe zou dit van invloed kunnen zijn op het uitspreken van het gebed bij de maaltijden? Als hij erop zou staan aan tafel te bidden, zou de vrouw op geen enkele manier, noch met een stilzwijgend noch met een hoorbaar „Amen”, van instemming blijk kunnen geven. Zij kan terwijl hij bidt in stilte haar eigen gebed tot Jehovah opzenden of dit naderhand doen wanneer haar dit beter lijkt. Indien de uitgesloten echtgenoot zijn vrouw zou vragen het gezin in zijn tegenwoordigheid in gebed voor te gaan, zou zij dit moeten weigeren. Zij zou echter wel in stilte voor zichzelf en de kinderen kunnen bidden, ook al is hij aanwezig, maar zij zal dit niet doen wanneer hij haar dit voorschrijft. Hieruit blijkt duidelijk dat het probleem of het noodzakelijk is een hoofddeksel te dragen, zich in dit geval nooit zal voordoen, aangezien het bij geen enkele gelegenheid zal voorkomen dat de vrouw in tegenwoordigheid van haar uitgesloten huwelijkspartner zich op enigerlei wijze zal bezighouden met onderwijzen of hoorbaar zal bidden.

HET GEDRAG JEGENS EEN ONGELOVIGE ECHTGENOOT

14. (a) Wat zal de christelijke gehuwde vrouw, die af en toe een hoofddeksel zal moeten dragen, vooral in gedachten houden wil zij haar aantrekkelijkheid in Jehovah’s ogen behouden? (b) Hoe staat het hiermee wanneer het gedrag van de echtgenoot niet in overeenstemming is met goede beginselen?

14 De getrouwe vrouwelijke bedienaar van het evangelie die gehuwd is met een man die niet in de waarheid is, dat wil zeggen een man die zich niet aan God heeft opgedragen, welke omstandigheid het nodig zou kunnen maken dat zij soms in zijn tegenwoordigheid een hoofddeksel draagt, moet er echter zorg voor dragen dat haar gedrag met dit uiterlijke teken van onderworpenheid in overeenstemming is. Haar aantrekkelijkheid in Jehovah’s ogen hangt niet af van slechts een formeel blijk van onderworpenheid in de vorm van het dragen van een hoofddeksel, maar is afhankelijk van het feit of zij zo bescheiden is dat zij steeds haar plaats als echtgenote weet en altijd „diepe achting” voor haar echtgenoot heeft (Ef. 5:24, 33, NW). Maar, zo zou u kunnen vragen, hoe kan een vrouw diepe achting hebben voor een echtgenoot die een hatelijk gedrag jegens de waarheid en de aanbidding van zijn vrouw aan de dag legt? Zij kan toch stellig geen achting of respect hebben voor de opvattingen van haar man wanneer die tegen God gekant zijn, of voor zijn woorden wanneer die godslasterlijk en misschien zelfs vuil zijn. Door achting te hebben voor de positie als hoofd die een echtgenoot dient te bekleden, is het zelfs onder die omstandigheden voor een vrouw mogelijk zich zodanig te gedragen dat zij het vermijdt op enigerlei wijze tegen Jehovah’s regeling in opstand te komen. Een vrouw zal het bijvoorbeeld vermijden zich in het bijzijn van anderen kleinerend over haar man uit te laten, hoe slecht hij ook mag zijn.

15. Welk voorbeeld hebben opgedragen vrouwen wat het verduren van lijden betreft?

15 Een vrouw die in de situatie verkeert dat zij gehuwd is met een man met wie het moeilijk is op te schieten en die misschien zelfs hardvochtig in zijn optreden is, kan troost putten uit het voorbeeld van Jezus. Merk op hoe de eerste woorden van Eén Petrus hoofdstuk drie luiden: „Evenzo gij vrouwen, weest aan uw eigen man onderworpen.” Wat bedoelt Petrus hier met „evenzo”? Petrus had onder andere net het voorbeeld besproken van christelijke huisknechten die onrechtvaardig leden omdat zij navolgers waren van Jezus, die ons een model heeft nagelaten hoe wij ons onder onverdiend lijden moeten gedragen. Nu schrijft Petrus over hem: „Wanneer hij werd beschimpt, ging hij niet terugschimpen. Wanneer hij leed, ging hij niet dreigen, maar hij bleef zich toevertrouwen aan degene die rechtvaardig oordeelt.” Vrouwen die een onrechtvaardige behandeling moeten verduren, kunnen dit derhalve op dezelfde wijze doen als die christelijke huisknechten werd aangeraden en als Jezus dit heeft gedaan, waarbij zij zich aan Jehovah toevertrouwen, die hun getrouwe gedrag te zijner tijd zal belonen. — 1 Petr. 2:18-23.

16. (a) Wat voor soort van onderworpenheid van de zijde van christenen wordt door Petrus besproken, en welke nuttige raad geeft hij? (b) Welke twee dingen dient de christelijke gehuwde vrouw, die in betrekkelijke zin aan haar echtgenoot onderworpen is, in aanmerking te nemen, en wat zal haar vaste besluit zijn?

16 De onderworpenheid van huisknechten aan hun eigenaar kan soms echter ook betrekking hebben op „hen die moeilijk te behagen zijn”. In dat geval zegt hij: „Want indien iemand het, om het geweten tegenover God, uithoudt onder bedroevende dingen en onrechtvaardig lijdt, is dit iets wat aangenaam is. Want welke verdienste steekt erin indien gij wanneer gij zondigt en wordt geslagen, het verduurt? Indien gij echter wanneer gij het goede doet en lijdt, het verduurt, dát is aangenaam bij God” (1 Petr. 2:18-20, NW). Evenals in het geval van huisknechten is ook de onderworpenheid van gehuwde vrouwen relatief, aangezien Gods wil en het geweten in aanmerking genomen dienen te worden. Indien dus blijkt dat haar echtgenoot moeilijk te behagen is, zelfs in die mate dat hij er vierkant tegen is dat zij ervoor uitkomt een opgedragen christin te zijn, zal de getrouwe vrouwelijke bedienaar van het evangelie altijd aan haar opdracht om Jehovah’s wil te doen, vasthouden. Terzelfder tijd zal zij er getrouw moeite voor doen om de verhouding waarin zij overeenkomstig Jehovah’s regeling tot haar man staat, in stand te houden, ook al blijkt dit soms heel moeilijk te zijn.

17. Door wat voor een gedrag kan een ongelovige echtgenoot voor de waarheid worden gewonnen?

17 Gelukkig is het niet met alle echtgenoten zo gesteld. Het komt echter tamelijk vaak voor dat de echtgenoot nu eenmaal geen belangstelling voor de waarheid schijnt te hebben en er niet voor blijkt te voelen ook maar een enkele stap te doen om zich bij de Nieuwe-Wereldmaatschappij aan te sluiten. Wat dan? Herinnert u zich nog wat wij reeds eerder in 1 Petrus 3:1, 2 (NW) hebben gelezen? „Gij vrouwen, weest aan uw eigen man onderworpen, opdat, indien sommigen niet gehoorzaam zijn aan het woord, zij zonder woord gewonnen mogen worden door het gedrag van hun vrouw, omdat zij ooggetuigen zijn geweest van uw eerbare gedrag te zamen met diepe achting.” Ja, het enige wat zulke mannen misschien voor de waarheid kan winnen, is het gedrag van hun vrouw, haar getrouwe onderworpenheid als echtgenote, die gepaard gaat met diepe achting. — 1 Kor. 7:16, NW.

18. Wat behoudt de christelijke gehuwde vrouw door haar getrouwheid in het aan de dag leggen van vrouwelijke onderworpenheid, en voor wie is dit een speciale zegen?

18 Wegens zo’n getrouwheid behoudt de christelijke vrouw te allen tijde haar geestelijke aantrekkelijkheid voor Jehovah en de christelijke gemeente. De aan God opgedragen man die met zo’n vrouw is gehuwd, dient deze zegen zeer te waarderen, want zij is beslist een heerlijkheid voor hem. Indien haar echtgenoot de waarheid nog niet heeft aanvaard, zal de christelijke vrouw een eerbaar gedrag en diepe achting aan de dag blijven leggen, want de mogelijkheid bestaat dat zijn ogen hierdoor opengaan en hij ziet wat een voortreffelijke vrouw hij heeft, hetgeen ertoe zou kunnen leiden dat hij de waarheid aanvaardt. Wat een wonderbaarlijke zegen zal dit voor hem en voor haar betekenen!

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen