Hoe kunt u uw geest beheersen?
WIJ hebben allen een genetische aard die wij van onze onvolmaakte ouders hebben geërfd, en deze aard bepaalt in zekere mate welke geest wij hebben. Ook oefenen onze omgeving en achtergrond in grote mate invloed uit op onze persoonlijkheid. Moeten wij de kwestie dan alleen maar van ons afschudden door te zeggen: „Ik kan er niets aan doen dat ik zo ben”? Dit is beslist niet de handelwijze die de bijbel ons voorschrijft. In plaats daarvan worden wij ertoe aangemoedigd ’onze geest te hervormen’ en „de nieuwe persoonlijkheid . . . aan te doen”. Dit betekent dat wij de „oude persoonlijkheid” flink moeten aanpakken en ons van de verkeerde neigingen ervan moeten ontdoen. — Ef. 4:20-24; Rom. 12:2.
Wij zullen af en toe falen, aangezien niemand zijn geest volmaakt kan beheersen. Door echter over Gods Woord te mediteren en te bidden of zijn geest ons mag leiden, kunnen wij veel doen om een mogelijke ongezonde „geest” waar wij misschien mee behept zijn, te bestrijden en deze geest aldus te beheersen (Luk. 11:13; Gal. 5:22, 23, 25). Wat kan ons hierbij helpen?
HULPMIDDELEN OM DE GEEST TE BEHEERSEN
Ongeacht de oorzaak van onze opgewonden geest, wij kunnen aan verscheidene dingen denken die ons zullen helpen onder druk kalm te blijven. Laten wij eens drie suggesties beschouwen die velen nuttig hebben gevonden.
Onderzoek uzelf. Het helpt beslist wanneer wij onze gevoelens trachten te analyseren. Wij kunnen het probleem met ons gezonde verstand beredeneren en onszelf afvragen waarom wij van streek zijn. Wanneer wij dit doen, bemerken wij vaak dat onze „redenen” erg kleingeestig zijn. Ook zouden wij een beweegreden bij onszelf kunnen ontdekken waarvan wij het bestaan niet hebben beseft.
Het voordeel van zelfonderzoek is, dat wij ons dan op ons eigen aandeel aan het probleem concentreren, waaraan wij iets kunnen doen, in plaats dat wij gefrustreerd raken door ons alleen maar op de fout van de ander te concentreren, waaraan wij weinig kunnen doen. Sommige vragen die wij onszelf kunnen stellen, zijn: Raak ik overstuur van de gewoonten of tekortkomingen van anderen? Zo ja, komt dit dan doordat hun gewoonten onschriftuurlijk zijn? Of komt het doordat mijn eigen achtergrond en opvoeding van de hunne verschilt? (In het laatste geval zou het probleem wel eens meer aan ons kunnen liggen dan aan de ander.) Ben ik gauw geïrriteerd wanneer er iets ongunstigs over mij, mijn ras of mijn familie wordt gezegd? Of voel ik mij gekwetst wanneer ik raad krijg? Zo ja, zou het dan kunnen zijn dat ik een wat te hoge dunk van mijzelf heb en overgevoelig ben? Irriteert een bepaalde persoon mij? Raak ik (als opziener of ouder) gefrustreerd wanneer raad niet wordt opgevolgd?
Door zo’n zelfonderzoek kunnen wij onze eigen speciale zwakke plek leren kennen. Dan zijn wij beter in staat ’hard te zijn voor ons lichaam’ en krachtig te strijden om het in bedwang te houden. — 1 Kor. 9:27.
Bezie de andere persoon objectief. Wanneer iemand ons van streek brengt, zijn wij geneigd alleen zijn zwakheden te zien. Het vormt dus een hulp wanneer wij hem kunnen zien zoals God hem beziet. Heeft hij of zij zich aan God opgedragen en heeft God hem lief? Legt de persoon in het algemeen een goede „geest” aan de dag, terwijl hij in slechts één of twee punten te kort schiet? Zo ja, zal het dan geen hulp vormen wanneer wij ons op zijn ’rechtvaardige’, ’eerbare’ en ’liefelijke’ eigenschappen concentreren en aan zulke dingen denken? — Fil. 4:8.
Is het eigenlijk wel fair of juist om iemand op grond van één of twee „irritante” karaktereigenschappen te beoordelen, alsof wij willens en wetens weigeren iets goeds in hem te zien? Waarom zouden wij anderen eigenlijk willen oordelen, aangezien ons oordeel maar al te vaak door de persoonlijke gevoelens die wij op dat moment hebben, zal zijn gekleurd? Jakobus drukte zich heel rechtstreeks uit door de vraag te stellen: „Wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt?” — Jak. 4:12.
Probeer het standpunt van de andere persoon te begrijpen. Dit is niet gemakkelijk, vooral niet wanneer zijn standpunt lijnrecht in strijd lijkt te zijn met dat van u. Toch zal alleen reeds de poging die wij in het werk stellen om de dingen op zijn manier te bezien, vaak een kalmerende uitwerking op ons hebben en kunnen bewerkstelligen dat onze eigen gevoelens niet meer zo zwaar tellen. Op zijn minst zullen wij enigszins kunnen begrijpen hoe hij zo heeft kunnen denken of handelen. Wanneer wij dit doen, passen wij in werkelijkheid de wijze raad toe die de apostel Paulus aan de Filippenzen gaf, toen hij hun zei „de anderen superieur aan uzelf [te achten], terwijl gij niet alleen uit persoonlijk belang het oog houdt op uw eigen zaken, maar ook uit persoonlijk belang op die van de anderen”. — Fil. 2:3, 4.
Dit helpt ons de valstrik te vermijden om van tevoren reeds een oordeel te vormen zonder de zaak werkelijk van beide zijden te hebben beschouwd (Spr. 18:13). Op het eerste gezicht kan het ons toeschijnen dat wij voor honderd procent gelijk hebben en dat onze broeder het helemaal bij het verkeerde eind heeft. Maar als wij de kwestie zorgvuldiger beschouwen, zullen wij over het algemeen bemerken dat de zaken zelden zo eenvoudig liggen. Spreuken 18:17 merkt dan ook wijselijk op: „In het rechtsgeding heeft de eerste spreker altijd gelijk, maar dan komt de ander en wederlegt hem.” — Vertaling door prof. Obbink.
BLIJF ERAAN WERKEN
Door deze suggesties op te volgen, werken wij er werkelijk aan ons probleem op te lossen. Wij nemen niet een defaitistische houding aan door te zeggen: „Ik kan er niets aan doen.” Alleen al door het feit dat wij aan het probleem werken, zal de waarschijnlijkheid dat wij onze zelfbeheersing verliezen, verminderd worden. Wij blijven ons hierdoor ook bewust van de noodzaak dat wij onze denkwijze moeten wijzigen, vooral als wij voortdurend door de fouten van anderen worden geïrriteerd.
Terwijl wij aan onze gevoelens het hoofd bieden, is het noodzakelijk te allen tijde de hulp van onze God, Jehovah, te zoeken. Een jonge vrouw in New Jersey (VS) tobde in dit opzicht met een ernstig probleem. Zij verloor voortdurend haar zelfbeheersing en was gauw beledigd. Terwijl zij krachtig tegen deze neigingen streed, vertelt zij ons ook: „Ik bad vurig tot Jehovah of hij mijn twijfels wilde wegnemen. Ik vroeg of hij mij tot diep in mijn hart, zelfs tot de binnenste delen van mijn lichaam, wilde onderzoeken en eventuele slechte gedachten zou willen wegnemen.” Jehovah heeft haar oprechte gebed klaarblijkelijk verhoord, want zij voegt hieraan toe: „Nu ben ik al maandenlang niet meer uitgevallen; ik ben veel kalmer van aard geworden.”
Wat echter te doen wanneer wij, na deze suggesties toegepast te hebben en een mate van succes te hebben gehad, af en toe erg opgewonden raken? In de eerste plaats moeten wij nooit toelaten dat dit ons zozeer ontmoedigd dat wij de moed opgeven. Wij moeten Jehovah veeleer om vergeving smeken en hem vragen ons te helpen de strijd te blijven voortzetten. In de tweede plaats doen wij er in de tijd dat wij werkelijk van streek zijn, goed aan de raad in gedachte te houden die in Psalm 4:4 staat opgetekend: „Raakt in beroering, maar zondigt niet. Zegt wat gij te zeggen hebt, in uw hart, op uw bed, en zwijgt.”
IS HET DE BESTE MANIER?
Maar misschien zullen sommigen vragen: ’Is het niet beter om „stoom af te blazen” als men geïrriteerd is?’ Velen denken hier zo over. Eén vrouw die dit op zekere dag tijdens het ontbijt uitprobeerde, om haar man ertoe te brengen zijn hoed op te hangen, gaf na haar woedeuitbarsting echter toe: „Ik word natuurlijk bijna nooit echt kwaad, maar als ik me kwaad maak, ben ik er twee of drie dagen lang akelig van. Om u de waarheid te zeggen, ik voelde me afschuwelijk na dat ontbijt, en u kunt het geloven of niet, maar mijn man laat zijn hoed nog altijd meestal op tafel liggen in plaats dat hij hem weghangt.” Klinkt dit alsof het lucht geven aan boosheid nuttig is geweest voor deze dame of haar man?
Anderen die hun kalmte hadden verloren, berichtten de volgende uitwerking: „Mijn maag was van streek.” „Ik beefde over mijn hele lichaam en alles werd wazig voor mijn ogen.” „Ik werd werkelijk knalrood.” Vindt u een dergelijke uitwerking heilzaam?
Dit is echter nog niet alles. Afgezien van het fysieke letsel, wordt er ook schade toegebracht aan de persoonlijke verhouding tot anderen. Veel dingen die in een woedeuitbarsting worden gezegd en gedaan, slaan diepe wonden en zijn onherstelbaar. Ten slotte wordt men door schuldgevoelens geplaagd, omdat men weet dat verlies van zelfbeheersing Jehovah mishaagt.
Men kan niet de waarheid ontkennen van de bijbelse verklaringen: „Hij die haastig tot toorn is, zal dwaasheid begaan.” „Hij die langzaam tot toorn is, is overvloedig in onderscheidingsvermogen.” — Spr. 14:17, 29.
Hoe waar is bovendien de spreuk: „Een woedend man verwekt twist, maar wie langzaam tot toorn is, brengt ruzie tot bedaren”! (Spr. 15:18) Er bestaat geen twijfel over dat iemand die zijn geest niet kan beheersen, ’kolen op het vuur gooit’, waardoor hij het probleem nog gecompliceerder maakt, terwijl iemand die een zachtaardige geest aan de dag legt, de gemoederen tot bedaren kan brengen. „Een zacht antwoord keert woede af, maar een woord dat smart veroorzaakt, doet toorn opkomen.” — Spr. 15:1.
Ja, het kan werkelijk nut afwerpen wanneer wij onze geest beheersen. Niet alleen vermijden wij aldus slechte gevolgen, maar wij leren ook met anderen op te schieten. Bovendien leren wij vertrouwen te stellen in onze geestelijke broeders en zusters. Is dit niet veel beter dan voortdurend op hun zwakheden te hameren? Wij putten er vreugde uit wanneer wij naar hun goede eigenschappen kijken en die navolgen. Als resultaat hiervan zullen wij naar alle waarschijnlijkheid bemerken dat anderen zich tot ons aangetrokken voelen en wij tot hen. Dit zal beslist een liefdevollere sfeer tot resultaat hebben.
Wanneer een groep mensen voor een bepaald doel bijeenkomt, spreiden zij in werkelijkheid een bepaalde „geest” of overheersende geesteshouding ten toon (Filem. 25). Of deze geest opbouwend en aanmoedigend is of negatief en ontmoedigend, hangt voornamelijk af van de personen waaruit de groep is samengesteld. Jehovah’s Getuigen, die over de gehele wereld met tienduizenden gemeenten verbonden zijn, spreiden in het algemeen een gezonde geest ten toon waardoor anderen worden aangetrokken.
Indien u een van Jehovah’s Getuigen bent, waarom zou u het zich dan niet ten doel stellen tot de gezonde geest bij te dragen van de gemeente waarmee u bent verbonden? U kunt dit doen door uw eigen geest te beheersen en door in uw omgang met anderen hartelijk, vriendelijk en opbouwend te zijn. Op deze wijze zult u ertoe bijdragen dat er een gelukkige familiegeest onder uw geestelijke broeders en zusters wordt verbreid. Wanneer u op deze wijze edelmoedig geeft, zult u extra worden beloond doordat u zelf wordt geholpen uw geest te beheersen. Dit komt doordat een goede geest aanstekelijk werkt en omdat edelmoedigheid edelmoedigheid verwekt. De wijze man zei terecht: „De edelmoedige ziel zal zelf vet gemaakt worden.” — Spr. 11:25.
[Illustratie op blz. 5]
Raak ik overstuur van de gewoonten of tekortkomingen van anderen?