Volharding door hoop
„Verheugt u in de hoop die voor u ligt. Volhardt in verdrukking. Houdt aan in gebed.” — Rom. 12:12, NW.
1. Welk geestelijke uitzicht maakt een onderscheid tussen de rijpe en de onrijpe Christenen? Wie trekt derhalve ten volle voordeel van de kracht der hoop?
RIJPE Christenen zien vooruit. Zij zien voorbij het tegenwoordige samenstel van dingen. Zij trachten de wil van Jehovah te doen en hun geest is in overeenstemming gebracht met een levenswijze der Nieuwe Wereld. Onrijpe Christenen zien nog steeds veel wat hun belangstelling heeft in dit samenstel van dingen. Zij willen nog steeds hun zin doen. Hun geest is nog steeds in overeenstemming met hun eigen belangen. Opdat de dienstknecht van Jehovah de hoop op eeuwig leven kan grijpen, is rijpheid een vereiste, zodat hij zijn geest immer voorwaarts kan richten, naar de hoop welke voor hem ligt. Derhalve is het de rijpe Christen die de verbazingwekkende kracht der hoop ten volle kan gebruiken, de kracht die de toekomst omvat en daarbij het heden regeert. En doordat ze ons leven thans regeert, wordt hoop een verheffende kracht welke volharding voortbrengt: „Wanneer wij hopen op datgene wat wij niet zien, blijven wij er met volharding op wachten.” — Rom. 8:25, NW.
2. Licht toe wat volharding is en waarom wij die eigenschap nodig hebben.
2 Volharding in de slaaf van Jehovah betekent die hoedanigheid van vastberadenheid dat hij, ongeacht wat de omstandigheden ook mogen zijn, nimmer de hoop zal laten varen welke Gods Woord hem op deugdelijke wijze biedt. Met andere woorden, het betekent dat ons schip des geloofs nimmer schipbreuk moet lijden, nimmer moet stoppen voordat het zijn doel, de haven van de nieuwe wereld, heeft bereikt. Onze navigatiekaart, de Bijbel, waarschuwt: „Gij hebt volharding nodig, opdat gij, nadat gij de wil van God hebt gedaan, de vervulling der belofte moogt ontvangen” (Hebr. 10:36, NW). Het is waardevol dat wij leren hoe wij onze hoop kunnen opbouwen en versterken, opdat ze tezamen met geloof en liefde de volgende vruchtbare rijpheid kan voortbrengen: „Voortdurend gedenken wij uw werk ten gevolge van geloof en uw onvermoeide krachtsinspanning ten gevolge van liefde en uw volharding ten gevolge van uw hoop.” — 1 Thess. 1:3, NW, voetnoot.
3, 4. (a) Door middel waarvan helpt hoon ons te volharden? (b) Toon aan dat hoop Jezus heeft geholpen de beproeving op volharding te doorstaan.
3 Hoop verschaft een basis voor vreugde. Trouwens, het Schriftuurlijke bevel is dat wij met vreugde vervuld zullen zijn: „Verheugt u in de hoop die voor u ligt” (Rom. 12:12, NW). Vreugde welt op uit onze hoop. En deze vreugde bewerkt onze volharding. Christus Jezus verschafte het volmaakte voorbeeld waardoor wordt aangetoond hoe hoop, vreugde en volharding samenwerken. Jezus’ hoop legde het fundament voor zijn oneindige vreugde. Zijn hoop? Ja, Jezus had een definitieve hoop: „Vader, verheerlijk mij naast u zelf met de heerlijkheid die ik naast u had eer de wereld was” (Joh. 17:5, NW). Maar Christus’ hoop was veel grootser dan slechts zijn voormenselijke bestaan wederom te verwerven. Want het was zijn hoop de „verborgen schat in de akker” te kopen, de schat welke was verborgen binnen het gebied van Gods universele organisatie; namelijk, het hoofd te zijn van Jehovah’s hoofdorganisatie. Zijn hoop spoorde hem er toe aan met vreugde te handelen: „Wegens de vreugde die hij heeft, gaat hij heen en verkoopt wat hij ook heeft en koopt die akker.” — Matth. 13:44, NW.
4 Wanneer Jezus alleen maar naar het heden had gekeken, zou hij nimmer hebben kunnen volharden onder de smartelijke beproeving waartegenover hij stond. Hij zou de beproeving op volharding nimmer met succes hebben kunnen doorstaan. Maar zijn geest was volkomen rijp; hij verheugde zich in de hoop die voor hem lag. Ten gevolge hiervan was zijn hevige lijden „van korte duur en licht,” evenals dit het geval is met het lijden van zijn volgelingen, die de geestestoestand bewaren welke in Christus Jezus was (2 Kor. 4:17; Fil. 2:5, NW). Dat zijn hoop vreugde voortbracht en zijn vreugde volharding, daarover kan geen twijfel bestaan: „Laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons is gesteld, terwijl wij oplettend zien naar de leider en volmaker van ons geloof, Jezus. Wegens de vreugde die hem was voorgesteld, heeft hij een martelpaal verdragen” (Hebr. 12:1, 2, NW). Ter wille van volharding moeten wij „oplettend” naar Christus’ voorbeeld zien: dat hij zich verheugde in de hoop die voor hem lag.
5. Waarom kunnen Jehovah’s dienstknechten beproevingen met vreugde verduren?
5 Welk een zeer grote vreugde hadden de apostelen wanneer zij in hevige beproevingen kwamen! „Zij dagvaardden de apostelen, geselden hen, en gaven hun het bevel niet meer op de basis van Jezus’ naam te spreken, en lieten hen gaan. Zij gingen daarom weg uit de tegenwoordigheid van het Sanhedrin, en verheugden zich omdat zij waardig waren gerekend vanwege zijn naam te schande te worden gemaakt” (Hand. 5:40, 41, NW). Hoe konden zij een geseling ondergaan en zich er over verheugen? Wegens de hoop die zij hadden, welke vreugde voortbracht. Er was eveneens reden tot vreugde omdat zij een zware beproeving hadden doorstaan, en hierdoor volharding hadden bewerkt. „Beschouwt het een en al vreugde, mijn broeders, wanneer u verschillende beproevingen overkomen, wetend, zoals gij doet, dat deze beproefde hoedanigheid van uw geloof volharding bewerkt” (Jak. 1:2, 3, NW). Aangezien Jehovah de Bron van hoop is, is hij ook de Bron van vreugde. „De vreugde van Jehovah is uw sterkte” (Neh. 8:10, AS; vs. 11, Statenvert.). Vreugde, een vrucht van de geest, komt in onbeperkte mate wanneer wij ’aanhouden in gebed,’ terwijl wij om Gods heilige geest vragen. Zijn geest verrijkt onze hoop.
ONZE HOOP VERSTERKEN
6. Door middel waarvan bouwen wij onze hoop op?
6 Wij hebben kennis en inzicht nodig om onze hoop op te bouwen. Allen die voor de nieuwe wereld leven, dienen regelingen te treffen om geregeld elke dag de Bijbel te bestuderen en te lezen. Dit brengt een vertroosting die onze hoop versterkt: „Alles wat vroeger werd geschreven, werd tot ons onderricht geschreven, opdat wij door onze volharding en door de vertroosting uit de Schrift, hoop zouden kunnen hebben.” (Rom. 15:4, NW). Behalve de „vertroosting uit de Schrift” is er nog iets anders wat onze hoop versterkt. Dit is volharding. Wij hebben reeds gezegd dat hoop onze volharding bewerkt. Dit is waar, maar volharding bewerkt eveneens hoop. Ze werken op een wederkerige wijze. Hoop brengt volharding teweeg en volharding bouwt op haar beurt onze hoop op.
7, 8. (a) Wat is de rijpe zienswijze ten aanzien van beproevingen en verdrukkingen? (b) Welke zegevierende combinatie, gebaseerd op hoop, heeft Jehovah verschaft?
7 Hebben de vervolgingen en de verdrukking die over Jehovah’s getrouwe volk komen, dan geen nut en zijn ze waardeloos? Verre van dat! Want door elke beproeving waarin wij volharden, wordt onze hoop gesterkt en zekerder gemaakt. Daarom kunnen wij „het een en al vreugde” beschouwen wanneer er beproevingen over ons komen. Hoe precies wordt hoop door elke beproeving versterkt? Wanneer wij onze rechtschapenheid handhaven, bemerken wij dat onze geest wordt vervuld met het bewuste besef dat wij God behagen. Deze goedgekeurde toestand bouwt onze hoop op. Hoop wordt versterkt ten gevolge van een soort van „kettingreactie”-proces:
8 „Laten wij jubelen, op grond van hoop der heerlijkheid Gods. En dat niet alleen, maar laten wij jubelen terwijl wij in verdrukkingen zijn, daar wij weten dat verdrukking volharding voorbrengt; volharding vervolgens een goedgekeurde toestand; de goedgekeurde toestand vervolgens hoop, en de hoop leidt niet tot teleurstelling” (Rom. 5:2-5, NW). Wat een zegevierende combinatie heeft Jehovah ons gegeven! Lijden en gevangenzettingen kunnen hoop alleen opbouwen wanneer rechtschapenheid wordt gehandhaafd. En hoop welke op geloof is gefundeerd en voortdurend met geestelijk voedsel en door volharding wordt versterkt, zal nimmer tot teleurstelling leiden. Doordat Jehovah’s getuigen zich verheugen in de hoop die voor hen ligt, kunnen zij reeds de geestdrift en de vreugde der overwinning, Jehovah’s overwinning te Armageddon, ondervinden. Worden wij inderdaad niet reeds door Christus in zijn zegetocht geleid? — 2 Kor. 2:14, NW.
9. Wat tracht de Duivel te doen, en hoe keert zijn strategie als een boemerang op hem terug wanneer wij onze rechtschapenheid handhaven?
9 De Nieuwe-Wereld-maatschappij heeft een wereld zonder hoop achter zich gelaten (Ef. 2:12). Satan, „de god van dit samenstel van dingen,” kan geen hoop geven; hij heeft zelf geen hoop (Openb. 12:12). Daarom is de Duivel afgunstig op de zekere en krachtige hoop welke de Nieuwe-Wereld-maatschappij bezit. Hij tracht onze hoop op een gemene wijze, door vervolging, te niet te doen. Maar de Duivel is als generaal een miserabele mislukking geweest; zijn strategie werkt altijd ten nadele van hem wanneer Jehovah’s volk zijn rechtschapenheid handhaaft. Want wij zijn degenen die voordeel trekken van de verdrukking. Niet alleen wordt het goede nieuws er verder door bevorderd, maar, zoals Paulus zeide: „Blijft de vorige dagen gedenken, waarin gij, nadat gij werd verlicht, onder lijden een grote strijd hebt verduurd, soms terwijl gij als in een theater zowel aan smaad als verdrukkingen werd blootgesteld, en soms terwijl gij deelhebbers zijt geworden met hen die zulk een ondervinding hadden” (Hebr. 10:32, 33, NW). Ja, wij verwerven zo veel op het gebied van onze hoop opbouwen, dat de apostel ons zegt het lijden dat wij hebben verduurd, te ’blijven gedenken.’ Gij leden van de Nieuwe-Wereld-maatschappij die thans verdrukkingen ondergaat, bedenkt dat gij nadat deze verdrukking, die „van korte duur en licht” is, voorbijgegaan is, met profijt op de beproevingen zult terugzien. Ze hebben u een goedgekeurde toestand gebracht en uw hoopt versterkt.
ONZE HOOP — EEN „ANKER VOOR DE ZIEL”
10. Waarom hebben wij een ’sterke aanmoediging om de hoop te grijpen’ die voor ons ligt?
10 Een hoop welke op een vaag en onzeker getuigenis is gebaseerd, zou iemand stellig geen sterke aanmoediging kunnen geven om voort te gaan met een werk dat de verbolgenheid van de door de Duivel beheerste wereld opwekt. Hoe dankbaar zijn wij dat onze hoop is gebaseerd op iemand wiens beloften zeker zijn, iemand die niet kan liegen! „Mensen zweren bij iemand die groter is, en hun eed is het einde van elke redetwist, daar het een wettelijke waarborg voor hen is. Op deze manier kwam God, toen hij voornemens was de onveranderlijkheid van zijn raad overvloediger te demonstreren ten aanzien van de erfgenamen der belofte, tussenbeide met een eed, opdat wij die naar de toevlucht zijn gevlucht door twee onveranderlijke dingen waarin het voor God onmogelijk is te liegen, sterke aanmoediging mogen hebben, om de hoop te grijpen welke voor ons is gesteld,” de hoop „van het eeuwige leven” (Hebr. 6:16-18; Titus 1:2, NW). Wat een sterke aanmoediging hebben wij om ons ’te verheugen in de hoop die voor ons ligt’ daar onze hoop in de grote onwankelbare Rots van het universum is verankerd! (Deut. 32:4). Bedenk dat Jehovah niet heeft gezworen bij iets wat eindig is, want dat zou kunnen falen en de verbintenis zou dan ten einde zijn. Maar hij heeft een „wettelijke waarborg” gegeven doordat hij heeft gezworen bij datgene wat oneindig is en niet kan falen. Hij heeft bij de grootste personage in het universum gezworen, zijn eigen onveranderlijke ik! — Mal. 3:6.
11. Hoe beschrijft Paulus de hoop die voor ons ligt, Waarom?
11 Met een levendig begrip lezen wij dan Paulus’ volgende verwijzing naar de hoop die voor ons ligt: „Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, zowel zeker als vast.” In figuurlijke taal spreekt de apostel van de hoop als een „anker voor de ziel.” Hoe volkomen natuurlijk voor Paulus, want hij had driemaal schipbreuk geleden en kende stellig de waarde van een anker! (Hebr. 6:19, NW; 2 Kor. 11:25). Hij wist dat een anker in de bodem van de zee wordt bevestigd ten einde een schip vast te houden gedurende een storm, en om te voorkomen dat het schip wederom in zee wordt gedreven of op de rotsen te pletter slaat (Hand. 27:29). Een schip met een anker dat stevig bevestigd is, kan aldus met vertrouwen een storm afrijden. „Een anker voor de ziel” — wat een passende beschrijving voor onze hoop, die ons in staat stelt met onverbreekbare rechtschapenheid te volharden onder de meest gewelddadige stormen van vervolging en geen schipbreuk te lijden betreffende ons geloof!
12. Waarom zijn het thans stormachtige tijden voor ons schip des geloofs, maar wat zal ons geloof er van weerhouden schipbreuk te lijden?
12 Het zijn thans stormachtige tijden. Satan zou ons graag in zijn „zee” verdrinken, de symbolische uitdrukking voor de onbestendige mensenmassa, die van God is vervreemd en als schuim de modder van zonde opwerpt en die Satans zichtbare organisatie drijvende houdt. Ja, deze „wateren,” die onstuimiger zijn dan ooit tevoren, zijn „volken en scharen en natiën” (Openb. 17:15, NW). Sedert de Duivel naar de aarde is nedergeworpen, heeft hij de „zee” zichtbaar in beroering gebracht en een vloedgolf van verdrukkingen doen opbruisen in een gewelddadige poging ons schip des geloofs te laten zinken. Onze hoop is onafscheidelijk aan ons geloof verbonden en weerhoudt ons geloof er van schipbreuk te lijden (1 Tim. 1:19). Met een sterk geloof zal ons „anker voor de ziel” niet verloren gaan; het zal niet tot teleurstelling leiden.
13, 14. Hoe kunnen wij groot gevaar voor ons schip des geloofs vermijden?
13 Maar indien een anker niet sterk genoeg is, ook al heeft het een stevige kabel, kan het zijn dat een schip wederom door de wind naar zee wordt gedreven en een noodlottige strijd heeft te voeren. Dit is eveneens het geval met onze geestelijke ondersteuning, het „anker voor de ziel.” Wij hebben de beste grond om ons „anker” te bevestigen — in de beloften van Jehovah. Maar wanneer ons „anker voor de ziel” zwak is, kan zelfs de goede grond ons schip des geloofs gedurende gewelddadige stormen van verdrukking niet vasthouden. Een waarschuwend woord is daarom op zijn plaats: Denk nimmer dat wij de Wachttoren-studies kunnen bezoeken en dan gedurende de vergadering kunnen knikkebollen en indutten, terwijl wij geloven dat „slechts een dutje” ons „anker voor de ziel” niet zal verzwakken. Wanneer iemand dut terwijl er belangrijke waarheden worden verklaard, wordt het schip des geloofs van zulk een persoon niet opgebouwd; het is zinkende. Daarbij komt ook het volgende: Hoe kan iemand zijn schip des geloofs, dat aan zijn hoop is verbonden, verdedigen indien hij niet alle wapenen gebruikt in het arsenaal van de geopenbaarde waarheden van Gods Woord? „Laten wij de wapenen des lichts aandoen.” „[Zijt] altijd gereed u te verdedigen voor een ieder die van u een reden eist voor de hoop die in u is.” — Rom. 13:12; 1 Petr. 3:15, NW.
14 Evenmin dienen wij te denken dat wij een theocratische vergadering kunnen bezoeken en kunnen verwachten dat onze hoop er door opgebouwd zal worden wanneer wij onze geest laten afdwalen naar persoonlijke belangen, „de bezorgdheden van dit samenstel van dingen” (Mark. 4:19, NW). Laat nimmer toe dat de gedachten de vrije teugel hebben, maar richt de geest zodanig dat hij zich kan concentreren op de boodschap welke wordt verkondigd. Een suffe geest kan zich niet goed concentreren. Schud de geest daarom wakker. Hij is geneigd lui te zijn. En wanneer het niet waakzaam zijn op studies van Jehovah’s volk een beslist gevaar is, wat zal er dan gebeuren met de hoop van hen die nalatig worden in het bijwonen van geestelijke feesten? Het volgende: Hun „anker” zal niet houden. Zij zullen hun eigen belangen zoeken terwijl zij ten slotte zullen terugdrijven naar de wereld. Zij lijden wellicht een onherstelbare schipbreuk (2 Petr. 2:20). „Daarom moeten wij meer dan gewone aandacht schenken aan hetgeen wij horen, opdat wij nooit zullen afdrijven” (Hebr. 2:1, NW). Vergeet niet dat gewone aandacht onvoldoende is. Wij moeten de meest nauwlettende aandacht besteden „aan hetgeen wij horen” „opdat wij niet langer kleine kinderen zouden zijn, heen en weer geslingerd als door golven en her- en derwaarts gevoerd door elke wind van leer door middel van de bedriegerij van mensen.” — Ef. 4:14, NW.
EEN ZWAK „ANKER” LEIDT TOT SCHIPBREUK
15. Waarom is het in deze tijd zo’n ernstige zaak, ons geloof en onze hoop te behouden?
15 Na Armageddon zal er geen „zee” meer zijn (Openb. 21:1). Maar zolang de door demonen in beroering gebrachte „zee” bestaat, kunnen wij verwachten dat ons schip des geloofs van alle kanten aangevallen zal worden. In oorlogstijd worden de schepen tegenwoordig van onderen aangevallen, door onderzeeërs. Dat Satan alle onderhandse middelen zal gebruiken waarover hij ook maar beschikt, om ons schip des geloofs te torpederen, is te verwachten aangezien dit oorlog is. „De draak vergramde op de vrouw, en ging heen om oorlog te voeren tegen de overgeblevenen van haar zaad, die de geboden van God nakomen en het werk doen dat bestaat in het getuigenis afleggen van Jezus” (Openb. 12:17, NW). Alleen door de juiste soort van krijg te voeren, welke geen vleselijke krijg is, kan ons schip des geloofs de aanvallen van de Duivel afweren. „Blijf de juiste krijg voeren, het geloof en een goed geweten behoudend, hetwelk sommigen hebben verworpen en zij hebben schipbreuk geleden betreffende hun geloof.” — 1 Tim. 1:18, 19, NW.
16. Welk deel van „de volledige wapenrusting Gods” is de hoop die voor ons ligt? Hoe is ze een beschermende kracht?
16 De apostel vond hoop zo krachtig dat hij er niet alleen over sprak als een „anker voor de ziel” maar eveneens als een beschermende helm voor een soldaat. Zet „als een helm de hoop der redding” op (1 Thess. 5:8, NW). Hoop is een kracht welke beschermt; waarom zou men hoop dus niet als een helm dragen? De helm van een soldaat beschermt het hoofd, dus de geest. De hoop van Christenen is derhalve werkelijk een deel van de ’volledige wapenrusting Gods opdat gij kunt vaststaan tegen de kuiperijen van de Duivel,’ want het strijdbevel is, „de helm der redding” op te zetten (Ef. 6:11, 17, NW). Ja, zelfs Jehovah heeft de „helm der redding” opgezet en nu is het bevel van toepassing op zijn getrouwe getuigen (Jes. 59:17, LV). Hoe dragen wij de helm? Door te denken aan de hoop die voor ons ligt, door de geest met theocratische ideeën te vullen, door de dagteksten en commentaren in het Jaarboek van Jehovah’s getuigen (Engels) of in De Wachttoren te bestuderen en door theocratische werkzaamheden te bespreken. Hoop verschaft stof tot overdenking en beschermt de geest aldus tegen een denkwijze der oude wereld. De hoop der redding doet ons voortdurend vooruit denken en dus ’de dingen die achter ons liggen, vergeten.’ — Fil. 3:13, NW.
17. Is het mogelijk een gat in ons eigen schip des geloofs te boren? Hoe?
17 Wij voeren de verkeerde soort van krijg en ondermijnen onze hoop wanneer wij gedachten koesteren die ons terug doen zien. De mens die eventueel „schipbreuk” lijdt betreffende het geloof, neemt zijn helm af en begint zich te verheugen in de aantrekkelijkheden en weelde van deze wereld in plaats van in de hoop die voor hem ligt. Hij vergeet dat de „zee” vol draaikolken van verstrikkende commerciële bezigheden en betoverende genoegens is. Neem het geval van Demas, een medewerker van de apostel Paulus. Demas was geen nieuweling in de waarheid; hij was zelfs met de apostel geweest gedurende diens eerste gevangenzetting (Kol. 4:14). Maar er gebeurde iets met Demas. Hij nam zijn „helm” af; hij had niet langer een vooruitziende geest. Paulus zeide: „Demas heeft mij verlaten omdat hij het tegenwoordige samenstel van dingen liefhad” (2 Tim. 4:10, NW). Demas werd klaarblijkelijk een „schipbreukeling.” En waarom? Omdat Demas er mede ophield aan de hoop te denken die voor hem lag en een hoop ontwikkelde op datgene wat achter hem lag in de oude wereld. Ongetwijfeld dacht Demas dat niets meer dan slechts het hoognodige te hebben, „te hard” was. De „mooie” dingen in het leven werden een overweldigende aantrekkingskracht, ja zijn hoop. Die hoop op datgene wat achter hem lag, dreef Demas voort tot op het punt waarop hij „schipbreuk” leed.
18. Wat was, zoals Jezus aantoonde, een van de grootste bedreigingen voor ons schip des geloofs? Welke raad gaf Paulus daarom?
18 Hoezeer moeten wij daarom op onze hoede zijn voor het koesteren van gedachten die ons terug doen zien! Wij kunnen ons niet verheugen in de hoop die voor ons ligt en terzelfder tijd trachten ons te verheugen in de belangen van de oude wereld. In deze tijd zijn er weinig dingen die ons schip des geloofs meer in gevaar brengen dan wat Jezus de „bezorgdheden over het levensonderhoud” noemde (Luk. 21:34, NW, voetnoot). Wanneer wij onze hoop werkelijk op de nieuwe wereld hebben gesteld, zullen wij niet toelaten dat deze „bezorgdheden over het levensonderhoud” onze hoop ondermijnen. Pogingen om in de schoot van weelde te zitten, kunnen een loopbaan gelijk die van Demas tot gevolg hebben. „Wanneer wij daarom voedsel en kleding hebben, zullen wij met deze dingen tevreden zijn,” terwijl wij beseffen welk gevaar er in schuilt naar meer te streven: „Zij die besloten zijn rijk te worden, vallen echter in verzoeking en een strik en vele zinneloze en nadelige begeerten die de mensen in vernietiging en verderf storten” (1 Tim. 6:8, 9, NW). Het gevaar van schipbreuk staat voor de deur wanneer wij er mede ophouden de juiste soort van krijg te voeren: „Geen enkele man die als soldaat dient, verwikkelt zich in de commerciële bezigheden des levens, opdat hij de goedkeuring zal kunnen verkrijgen van degene die hem als soldaat in dienst heeft genomen.” — 2 Tim. 2:4, NW.
HOOP ONDERMIJNEN DOOR „EIGEN BELANGEN”
19. Welke hoop ondermijnende eigenschap merkte de apostel in bepaalde Christenen op, en wat betekent dit voor ons in deze tijd?
19 De kostbare hoop op eeuwig leven kan zeer gemakkelijk door ons zelf worden ondermijnd, doordat wij onze eigen zin willen hebben. Koning Salomo legde de nadruk op dit gevaar (Spr. 14:12; 16:25; 21:2). Het was in de dagen der apostelen een algemeen voorkomende hinderpaal voor rijpheid. Er waren er weinigen die de Koninkrijksbelangen met hun gehele hart de eerste plaats toekenden. Paulus merkte dit op en terwijl hij over Timotheüs sprak, leverde hij het volgende commentaar: „Want ik heb niemand anders met een aard gelijk de zijne die waarlijk zal zorgen voor de dingen met betrekking tot u. Want alle anderen zoeken hun eigen belangen, niet die van Christus Jezus” (Fil. 2:20, 21, NW). Denk eens in! Van bepaalde Christenen die Paulus destijds te Rome kende, hadden allen behalve Timotheüs enkele zelfzuchtige neigingen die een nadelige invloed hadden op het werk van Christus Jezus! Toen Timotheüs zich aan Jehovah opdroeg, begroef hij zijn eigen wil geheel en al zodat Gods werk de voorrang kon hebben in zijn leven. Hij zeide waarlijk: „Hier ben ik, zend mij henen” (Jes. 6:8). Aangezien zelfzuchtige neigingen overheersend waren in Paulus’ tijd, hoeveel te waarschijnlijker zullen ze zich dan in deze tijd voordoen waarin wereldse belangen en de „mooie” dingen in het leven zo gevarieerd en vele zijn! Pioniers, dienaren, gemeenteverkondigers — waar staat gij met betrekking tot uw „eigen belangen”? Zijn ze op hun theocratische plaats zodat ze geen nadelige invloed hebben op het werk van Christus Jezus? „Blijft dan eerst het koninkrijk zoeken.” — Matth. 6:33, NW.
20, 21. (a) Illustreer wat er wordt bedoeld met iemands „eigen belangen.” (b) Zouden iemands „eigen belangen” tot schipbreuk kunnen leiden? Licht dit toe.?
20 Begrijp dit niet verkeerd. Datgene wat Paulus onze „eigen belangen” noemde, kunnen geheel en al wettige bezigheden zijn; wanneer ze niet onschriftuurlijk zijn, zijn ze „wettig.” Maar zoals de apostel verklaarde: „Alle dingen zijn wettig; maar niet alle dingen bouwen op” (1 Kor. 10:23, NW). Het verlangen naar „mooie” dingen en vermakelijkheidsbelangen (televisie, radio, bioscoop, enz.) kan, indien men niet voorzichtig is, onze hoop ondermijnen; stellig bouwen ze onze hoop niet op. Wij moeten onze hoop versterken zodat ze onze „vreugde” zal worden, evenals dit zo was in het geval van Jezus. Er komen vele andere niet-theocratische belangen overvloedig voor in de wereld, zoals de zogenaamde „hobby’s.” Ze mogen genoegen verschaffen en tot ontspanning zijn, en zelfs voordeel afwerpen in wereldse goederen. Maar hobby’s, evenals commerciële bezigheden, kunnen iemand zeer gemakkelijk verstrikken en zijn hoop ondermijnen.
21 Hobby’s zijn tegenwoordig zo veelzijdig dat ze variëren van het rustige verzamelen van postzegels tot de energieke athletiekbeoefening. Bij wijze van illustratie zullen wij de gewone hobby nemen welke „fotografie” wordt genoemd. Een broeder vindt dat deze hobby hem veel genoegen schenkt. Zijn camera heeft vele prachtige theocratische vergaderingen en vele persoonlijke ervaringen vastgelegd. Zijn „eigen belangen” vertellen hem dat hij moet bijblijven met alle aspecten van deze hobby. Hij koopt talrijke tijdschriften en leest ze. Spoedig begint hij boeken over deze hobby te lezen, terwijl hij steeds meer tijd aan een „wettige” bezigheid besteedt. Wellicht worden er vergaderingen gemist om op de hoogte te blijven van het laatste „camera”-tijdschrift. Hij kan het zelfs noodzakelijk vinden met personen om te gaan die niet in de waarheid zijn ten einde meer over zijn hobby te weten te komen. Het „wettige” belang van deze broeder is zo ver gegroeid dat het nu zijn hoop dreigt te ondermijnen. Wanneer zijn „eigen belang” niet wordt beteugeld en op zijn theocratische plaats wordt gezet, staat hem schipbreuk te wachten.
22. (a) Hoeveel waarde hechtte Paulus aan de hoop die voor hem lag? (b) Welk gevaar, dat de hoop verzwakt, gaat gepaard met het zoeken van iemands „eigen belangen”?
22 Paulus hechtte zoveel waarde aan zijn hoop op Christus dat hij kon zeggen: „Ik heb het verlies van alle dingen aanvaard en ik heb ze als een hoop vuil beschouwd” (Fil. 3:8, NW). Wanneer onze hoop precies zo’n sterke kracht in ons leven is, zullen wij niet toelaten dat „bezorgdheden over het levensonderhoud” of „hobby’s” of „eigen belangen” ooit onze hoop der redding ruïneren. Nog een gevaar dat gepaard gaat met het ’zoeken van eigen belangen’ is, dat men vroeg of laat reden zal vinden zich met wereldlingen in te laten. Een werelds persoon, die geen belangstelling voor de waarheid heeft, kan uw hoop niet opbouwen omdat hij geen hoop heeft. Hij zal uw nuttige theocratische gewoonten en zelfs uw hoop ondermijnen. Zoek omgang met hen die ’zich verheugen in de hoop die voor hen ligt,’ die hun geest hebben gericht op de nieuwe wereld. „Wordt niet misleid. Slechte omgang verderft nuttige gewoonten.” — 1 Kor. 15:33, NW.
23. Waarom hebben wij een dringende reden een vooruitziende geest aan te kweken?
23 De veilige loopbaan die wij dienen te volgen, is, een vooruitziende geest aan te kweken. Hoop helpt ons dit te doen. Er is zo veel waarop wij kunnen hopen, zo veel om de geest vooruit gericht te houden; voor het gezalfde overblijfsel: hemelse heerlijkheid, onverderfelijkheid en het sublieme voorrecht gedurende duizend jaar als koningen en priesters en rechters te regeren met de Koning der nieuwe wereld, Christus Jezus, terwijl zij hem zullen „zien zoals hij is”! (1 Joh. 3:2, 3, NW; 1 Kor. 15:53, 54; Openb. 20:4, 6) Voor de andere schapen: eeuwig leven op aarde, terwijl zij een aandeel zullen hebben aan het werk dat er in bestaat de aarde in een wereldomvattend paradijs te veranderen, alsmede aan de gedeeltelijke vervulling van de opdracht zich te vermenigvuldigen, eveneens zullen zij heerschappij oefenen over de dierlijke schepping en getuigen zijn van de algemene opstanding der doden! (Gen. 9:1; Hos. 2:18; Mark. 10:30; Luk. 23:43; Joh. 5:28). En de hoop welke zowel voor het geestelijke overblijfsel als de andere schapen de kroon op alles zet: de volkomen vernietiging van alle vijanden van Jehovah te zien opdat de glorierijke naam en het glorierijke woord van Jehovah voor eeuwig gerechtvaardigd zullen worden (Richt. 5:31; Rom. 3:4). Waarlijk, de hoop van de Nieuwe-Wereld-maatschappij wordt in de volgende woorden samengevat: Opdat wij ’van nu aan tot in der eeuwigheid op Jehovah mochten hopen.’ — Ps. 131:3.
24. Welk heilzame voordeel vloeit er uit voort wanneer wij ons verheugen in de hoop die voor ons ligt?
24 Draag daarom de helm der redding. Verheugt u in de hoop die voor u ligt. Denk aan uw hoop; ze is waar, van ernstig belang, rechtvaardig en liefelijk (Fil. 4:8, NW). Hoe meer wij ons verheugen in de hoop die voor ons ligt, des te meer zullen wij aan de God der hoop, Jehovah, denken. Dit is heilzaam: ’Jehovah merkt er toch op en hoort, en er is een gedenkboek voor Zijn aangezicht geschreven, voor degenen, die Jehovah vrezen, en voor degenen, die aan Zijn Naam gedenken.’ — Mal. 3:16.
DE VOLLE VERZEKERDHEID DER HOOP
25. Wat is noodzakelijk indien wij willen dat de hoop die voor ons ligt, verwezenlijkt zal worden?
25 Wanneer heeft onze hoop waarde? Ze heeft nu waarde wanneer wij een openbare bekendmaking doen betreffende onze hoop. Geloof zonder werken is dood. Daarom is hoop die niet wordt verkondigd, waardeloos: „Met de mond doet men een openbare bekendmaking tot redding.” „Laten wij zonder te wankelen, vasthouden aan de openbare bekendmaking van onze hoop” (Rom. 10:10; Hebr. 10:23, NW). Derhalve is onze hoop, welke door Jehovah’s geest wordt ondersteund en waardevol wordt door onze openbare bekendmaking er van, een kracht. Ze helpt ons vooruit te denken, vooruit te leven en te werken voor de hoop die voor ons ligt: „Hiertoe werken wij hard en spannen wij ons in, omdat wij onze hoop hebben gevestigd op een levende God” (1 Tim. 4:10, NW). Ons harde werk en onze niet weifelende krachtsinspanningen om het goede nieuws te prediken, verzekeren ons dat ons werk niet tevergeefs is en dat onze verwachtingen verwezenlijkt zullen worden. — 1 Kor. 15:58; Hebr. 6:11, 12.
26. Geef een samenvatting van de kracht der hoop. Wat kunnen wij met behulp er van doen?
26 Behoed daarom dat „anker voor de ziel.” Het zal schipbreuk voorkomen. Onze hoop bewerkt volharding. Ze brengt vreugde. Ze geeft ons de aanmoediging ’aan te houden in gebed.’ Ze doet ons aan de naam van Jehovah denken. Verheugt u daarom zegevierend, gij leden van de Nieuwe-Wereld-maatschappij. De hoop der wereld is duister; uw hoop is helder. De hoop der wereld stort ineen; uw hoop is haar vervulling nabij. De hoop der wereld is gebaseerd op lichtgelovigheid; uw hoop is gebaseerd op geloof. De hoop der wereld leidt tot teleurstelling; uw hoop leidt tot succes. Want in de nieuwe wereld, die o zo zeer nabij is, zullen onze lieflijkste verwachtingen, hetzij hemelse hetzij aardse, spoedig tot onze eeuwige tevredenheid worden verwezenlijkt. Daarom kunnen wij met onwrikbare volharding „met een gezonde geest en rechtvaardigheid en godvruchtige toewijding te midden van dit tegenwoordige samenstel van dingen . . . leven, terwijl wij de gelukkige hoop en glorierijke manifestatie verwachten van de grote God en van onze Redder, Christus Jezus.” — Tit. 2:12, 13, NW.