Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w81 15/11 blz. 20-25
  • Gelukkig zijn degenen die door God worden gecorrigeerd

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Gelukkig zijn degenen die door God worden gecorrigeerd
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ELKAAR IN LIEFDE CORRIGEREN
  • VASTBERADEN HANDELEN
  • „HOUDT HEM GETEKEND”
  • MET EEN COMITÉ VAN OUDERLINGEN BIJEENKOMEN
  • Hoe kun je omgaan met correctie?
    Ontwaakt! 2014
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2024
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1999
  • Bewaar de vrede en de reinheid van de gemeente
    Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
w81 15/11 blz. 20-25

Gelukkig zijn degenen die door God worden gecorrigeerd

„Gelukkig is de fysiek sterke man die gij corrigeert, o Jah, en die gij uit uw eigen wet onderwijst.” — Ps. 94:12.

1, 2. Hoe moeten wij van God afkomstige correctie bezien?

WANNEER bent u voor het laatst in woord of in daad in gebreke gebleven aan Gods rechtvaardige wegen en maatstaven te voldoen? Naar alle waarschijnlijkheid behoeft u in uw gedachten niet erg ver terug te gaan, misschien slechts enkele uren of dagen, want wij zondigen allemaal en blijven allemaal in gebreke Gods heerlijkheid op juiste wijze te weerspiegelen. — 1 Kon. 8:46; 1 Joh. 1:8-10.

2 Wij kunnen er gelukkig om zijn dat Jehovah ons in zijn liefde wil en kan corrigeren. „Kan Hij die natiën corrigeert, niet terechtwijzen? Ja, Hij die de mensen kennis leert? Gelukkig is de fysiek sterke man die gij corrigeert, o Jah.” Indien wij ons door Jehovah ’laten corrigeren’, zullen wij gelukkig zijn, aangezien wij dan in harmonie met hem zullen zijn. — Ps. 94:10, 12.

3. Welke onderwerpen zullen terecht worden beschouwd?

3 Christenen kunnen vertrouwen stellen in de bijbelse verzekering: „Die Jehovah liefheeft, wordt door hem streng onderricht” (Hebr. 12:6). Het doet ons daarom genoegen een op de bijbel gebaseerde beschouwing te verschaffen van aangelegenheden die betrekking hebben op terechtwijzing, berouw en uitsluiting (het uit de gemeenschap sluiten). Twee artikelen van deze serie staan in deze uitgave van De Wachttoren en de resterende drie zullen in de volgende uitgave worden gepubliceerd. Deze vijf artikelen hebben ten doel allen te helpen een duidelijk begrip te krijgen van de erbij betrokken schriftuurlijke beginselen en „hersteld te worden, vertroost te worden, gelijk te denken, vreedzaam te leven”. — 2 Kor. 13:11.

4, 5. Hoe voorziet Jehovah God in correctie voor ons?

4 God corrigeert ons vaak op zo’n vriendelijke en milde wijze dat wij het misschien niet eens als correctie herkennen. Misschien lezen wij iets in zijn Woord dat ons van een onwenselijke handelwijze afbrengt of onze denkwijze corrigeert. Op andere momenten kan van God afkomstige correctie meer op de man af en zelfs enigszins pijnlijk zijn. Toch weet hij precies wat het beste voor ons is, zowel wat de mate als de methode van correctie betreft (Jer. 30:11). Hoe voortreffelijk is het wanneer wij zijn correctie bereidwillig aanvaarden, want God verschaft streng onderricht uit liefde, zoals een vader dit doet ten aanzien van een geliefde zoon! Het is van onze kant ook veel verstandiger elke beperkte of gematigde correctie die Jehovah God ons geeft, te aanvaarden dan het zover te laten komen dat wij tot verdelgens toe gestraft moeten worden. — Jer. 10:24; Hebr. 12:5.

5 Soms gebruikt God mensen om ons zijn correctie te doen toekomen. Zo heeft hij profeten en rechters naar de natie Israël gezonden. Hij kan echter zelfs op een individuele basis wijze correctie geven. Een van Jobs valse „vertroosters” moest erkennen dat Job „velen [had] gecorrigeerd” (Job 4:3; 16:2). Wat moet het een zegen zijn geweest wijze correctie te ontvangen van Job, een man met een in het oog springende godvruchtige toewijding! Wij kunnen onszelf echter afvragen: ’Stel ik mij open voor een dergelijke nuttige correctie, correctie afkomstig van een mens maar gebaseerd op Gods volmaakte wijsheid?’

ELKAAR IN LIEFDE CORRIGEREN

6. Op welke basis zouden wij correctie van een broeder mogen verwachten?

6 Jezus heeft de basis gelegd op grond waarvan wij kunnen verwachten liefdevolle correctie te ontvangen en te geven. Wat Jezus in verband met ernstige persoonlijke overtredingen zei, kan in beginsel op veel situaties van toepassing worden gebracht, namelijk: „Indien uw broeder verkeerd handelt, corrigeer hem; indien hij berouw heeft, vergeef hem” (Luk. 17:3, The New American Bible). Ook schreef de apostel Paulus dat een „dienstknecht van de Heer” anderen „geduldig en vriendelijk [moet] corrigeren”. — 2 Tim. 2:24, 25, NAB.

7. Wat moet er in het geval van een grove zonde gebeuren?

7 De herders, of aangestelde opzieners, in de gemeente hebben belangstelling voor elke afzonderlijke christen en ook voor de bescherming van de kudde in haar geheel (Hebr. 13:17; 1 Petr. 5:2, 3). Wanneer iemand een grove zonde begaat, dient de kwestie derhalve onder hun aandacht gebracht te worden. De zondaar zelf dient „de oudere mannen van de gemeente tot zich [te] roepen”. Of elke andere christen die van de ernstige zonde op de hoogte raakt, dient uit bezorgdheid voor de kwaaddoener en ten behoeve van de reinheid van de gemeente, de ouderlingen te waarschuwen (Lev. 5:1). Deze ouderlingen zullen de persoon die tot dwaling is vervallen, dan misschien kunnen helpen en hem doen terugkeren, waardoor zij ’zijn ziel van de dood redden’. — Jak. 5:14, 16, 19, 20.

8. Hoe dienen wij de kleine fouten van onze broeders en zusters te bezien?

8 Er zijn tekortkomingen of fouten die minder ernstig van aard zijn en ten aanzien waarvan rijpe christenen mogelijkerwijs in de positie verkeren op de bijbel gebaseerde correctie en hulp te geven. Wij moeten er natuurlijk voor oppassen dat wij niet overkritisch zijn met betrekking tot iemands kleine fouten, want God spoort ons ertoe aan lankmoedig te zijn en elkaar te verdragen (Kol. 3:12, 13). Wij moeten ’ootmoedig van geest zijn en anderen superieur aan onszelf achten, terwijl wij niet alleen uit persoonlijk belang het oog houden op onze eigen zaken, maar ook uit persoonlijk belang op die van anderen’ (Fil. 2:3, 4). God geeft ons de verzekering dat ’het luister van onze kant is de overtreding voorbij te gaan’. — Spr. 19:11.

9, 10. Wat zou er gedaan kunnen worden als een broeder een misstap schijnt te doen?

9 Toch zou het kunnen gebeuren dat wij zien dat een christelijke metgezel een misstap doet of wegens een slecht gedragspatroon in gevaar dreigt te geraken. Wij zouden in ons nauwe contact met een broeder bijvoorbeeld kunnen opmerken dat hij geneigd is zwaar te drinken. Hij wekt niet de indruk een dronkaard te zijn, maar het is duidelijk dat hij zich ’overgeeft aan veel wijn’ (1 Tim. 3:8). Om hem te helpen zou het dus op zijn plaats zijn hem de een of andere correctie te geven. Maar wie moet dat doen?

10 Paulus schreef aan de christenen in Galátië: „Zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid te herstellen” (Gal. 6:1). Een christen met geestelijke hoedanigheden kan op diverse manieren vriendelijke en tactvolle correctie geven. Hij zou bijvoorbeeld iets in een algemeen gesprek kunnen opmerken, zodat niet eens de indruk wordt gewekt dat hij weloverwogen raad geeft (Spr. 15:23). Of hij zou onder vier ogen waarschuwende woorden kunnen spreken. Toch — en dit is uiterst belangrijk — dient hij hierbij niet gemotiveerd te worden door een kritische geest maar moet hij uit liefdevolle bezorgdheid handelen. — 1 Kor. 13:4, 5.

11. Hoe konden broeders en zusters in Filippi hulp bieden bij een probleem dat sommigen daar hadden?

11 Er zijn ook andere situaties waarin christelijke broeders en zusters kunnen helpen. Paulus schreef het volgende over een probleem in Filippi:

„Euódia vermaan ik en Syntyche vermaan ik gelijkgezind te zijn in de Heer. Ja, ook u, echte jukgenoot, verzoek ik: blijf deze vrouwen bijstaan, die zijde aan zijde met mij hebben gestreden voor het goede nieuws” (Fil. 4:2, 3).

Er bestond klaarblijkelijk een probleem of belangrijk verschil van mening tussen deze twee gezalfde christelijke vrouwen. De apostel spoorde de Filippenzen er beslist niet toe aan partij te kiezen in het geschil. Dat zou verdeeldheid scheppen in de gemeente en een partijgeest, jaloezie en twist tot gevolg hebben (1 Kor. 1:10-13; 3:2-9). Dit is een ernstig gevaar dat beslist vermeden moet worden. Zonder zich echter met de grieven of standpunten van de vrouwen te bemoeien, zouden de broeders en zusters, evenals de „echte jukgenoot” in Filippi, deze vrouwen ter correctie de aanmoediging kunnen geven tot de christelijke eenheid bij te dragen door vergevensgezind te zijn en in liefde met elkaar samen te werken (Matth. 5:23-25; Ef. 4:1-6, 31, 32; Tit. 2:3-5). Indien u zo’n goedgemotiveerde correctie van een medeaanbidder ontvangt, dient u dit als een uiting van vriendelijkheid te bezien. — Ps. 141:5.

VASTBERADEN HANDELEN

12, 13. Wat voor ernstiger dwaling zou er in een gemeente kunnen bestaan?

12 Af en toe kan het voorkomen dat een christen een handelwijze volgt die in strijd is met Gods voorschriften en hier zelfs ondanks de hulp van de ouderlingen in volhardt. Het gaat hierbij niet om iemand die alleen maar vanwege karakterverschillen niet met iemand anders kan opschieten. Ook gaat het er niet slechts om dat een persoon nog tot christelijke rijpheid moet opgroeien en er daarom op verschillende manieren blijk van geeft dat hij nog verder moet groeien. Paulus erkende dat er onrijpe christenen zouden zijn aan wie geduldig, liefdevol en met het verlangen hen vorderingen te zien maken, hulp geboden moest worden (Rom. 14:1; 15:1; 1 Kor. 13:11; Fil. 3:15, 16). Maar afgezien van zulke personen zou er iemand kunnen zijn die het verkiest een handelwijze te volgen die, hoewel deze nog niet een ernstige zonde genoemd zou kunnen worden, duidelijk in strijd is met Gods raad.

13 Het dient ons niet met ontzetting te vervullen dat dergelijke christenen af en toe in Gods gemeente worden aangetroffen. De bijbel zegt: „In een groot huis nu zijn niet alleen vaten van goud en zilver, maar ook van hout en aardewerk, en sommige voor een eervol doel, maar andere voor een doel waaraan geen eer verbonden is” (2 Tim. 2:20, 21). De gemeente werd vergeleken met een huis waarin zich enkele personen zouden kunnen bevinden die als oneervolle vaten waren, wier handelwijze of invloed ongezond was. Timótheüs en andere getrouwe christenen kregen de waarschuwing zulke oneervolle vaten ’uit de weg te blijven’. — Vergelijk Romeinen 16:17.

14, 15. Welk probleem rees in de gemeente te Thessaloníka, en hoe zouden christenen op zo’n probleem reageren?

14 In overeenstemming met dit begrip en deze toepassing van Paulus’ woorden merken wij op dat zo’n geval zich in het oude Thessaloníka voordeed. De gemeente in haar geheel werd ervan in kennis gesteld dat enkelen, die klaarblijkelijk kerngezond en sterk waren, niet wilden werken. Deze personen sloegen Gods raad inzake luiheid in de wind en wilden op de zak van anderen leven. Paulus schreef derhalve: „Wij bevelen u nu, broeders, in de naam van de Heer Jezus Christus, u terug te trekken van iedere broeder die wanordelijk en niet overeenkomstig de overlevering die gij van ons hebt ontvangen, wandelt.” — 2 Thess. 3:6; Spr. 20:4; 24:30; Pred. 5:12, 18; 10:18.

15 Ja, misschien ’laat iemand zich niet corrigeren door louter woorden’, met inbegrip van schriftuurlijke raad die de ouderlingen de gemeente geven, en blijft hij er hardnekkig mee voortgaan in strijd met Gods beginselen te handelen. Christenen kunnen zich dan verplicht voelen zich van hem „terug te trekken”, zoals Paulus aanraadde. — Spr. 10:17; 29:19.

„HOUDT HEM GETEKEND”

16. Welke raad gaf Paulus de Thessalonicenzen?

16 Paulus vervolgde zijn raad aan de Thessalonicenzen over de luie, wanordelijke personen met de woorden: „Is iemand niet gehoorzaam aan ons woord door middel van deze brief, houdt hem getekend, gaat niet meer met hem om, opdat hij beschaamd moge worden. Beschouwt hem evenwel niet als een vijand, maar blijft hem vermanen als een broeder” (2 Thess. 3:14, 15). Christenen kunnen iemand die volhardt in het negeren van Gods beginselen, derhalve ’tekenen’.

17. (a) Waarom dient deze raad met voorzichtigheid te worden toegepast? (b) Wat zei Jezus in dit verband?

17 Deze goddelijke raad moet echter met de grootste voorzichtigheid worden toegepast. In onze onvolmaaktheid zouden wij geneigd kunnen zijn een persoonlijk oordeel te vellen gebaseerd op persoonlijke sympathieën of antipathieën, zoals over een bepaalde kledingstijl of uiterlijke verzorging. Maar als de kleding van een zuster bijvoorbeeld niet onbescheiden, onwelvoeglijk of schokkend is voor de broeders en zusters in het algemeen, moeten wij erkennen dat zij eenvoudig een andere smaak of voorkeur heeft (Gen. 37:3, 4; Joh. 19:23; 1 Tim. 2:9, 10). Wij zijn niet tot rechters van onze broeders en zusters aangesteld inzake onbelangrijke kwesties die te maken hebben met iemands persoonlijke mening, smaak of geweten (Rom. 14:4, 10-12). En ook al heeft iemand het bij het verkeerde eind in iets wat in werkelijkheid onbelangrijk is, dan moeten wij ons Jezus’ raad te binnen brengen:

„Houdt op met oordelen, opdat gij niet wordt geoordeeld; want met het oordeel waarmee gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; . . . Waarom kijkt gij dan naar het strootje in het oog van uw broeder, maar beschouwt gij de balk in uw eigen oog niet?” — Matth. 7:1-3.

18. Wat moet er gebeuren wanneer iemand Gods raad duidelijk overtreedt?

18 Hoe staat het er echter mee als er iemand is die behoorlijk ver van Gods beginselen afwijkt, doordat hij misschien buitensporig lui of kritisch is of doordat hij een ’zinloze prater’ is die zich voortdurend ’inlaat met wat hem niet aangaat’? (2 Thess. 3:11) Het probleem zou ook kunnen zijn dat iemand er bewust op uit is materieel voordeel van anderen te trekken, zich aan ontspanning overgeeft die duidelijk onjuist is, of betrokken raakt bij een twijfelachtig gedrag waartegen op dit moment nog niet rechterlijk kan worden opgetreden.a De ouderlingen hebben getracht hem te helpen, maar hij blijft in zijn handelwijze volharden en steekt anderen in de gemeente misschien aan of vormt een gevaar voor anderen. De ouderlingen kunnen de kwestie bespreken en kunnen een van hen aanwijzen om een krachtige, rechtstreekse schriftuurlijke lezing over de kwestie in de gemeente te houden. Zonder de naam van de ’wanordelijke’ te noemen, zullen de ouderlingen er aldus misschien in slagen zo’n weerspannige „de mond te snoeren”. — Tit. 1:10-13.

19. Hoe zouden anderen in de gemeente kunnen reageren als het probleem blijft bestaan?

19 Mocht een dergelijke situatie in een gemeente bestaan, dan zouden afzonderlijke christenen zich verplicht kunnen voelen de persoon te ’tekenen’.b Paulus legt uit wat hier onder andere bij betrokken is door te zeggen: „Gaat niet meer met hem om, opdat hij beschaamd moge worden” (2 Thess. 3:14). Dit zou betekenen dat u de gezellige omgang met de ’getekende’ persoon beperkt. U dient uw persoonlijke beslissing niet bekend te maken of rond te bazuinen, en ook dient u niet te trachten anderen te beïnvloeden. Maar in overeenstemming met de gezonde raad die door de ouderlingen van de gemeente is gegeven, zou u persoonlijk het gezelschap van de ’getekende’ persoon willen vermijden. U zou hem echter niet geheel en al verwerpen, want hij is nog steeds uw broeder, een medechristen voor wie Christus is gestorven. In plaats dat u eventuele zaadjes van „haat” tot ontwikkeling laat komen, dient u hem ’terecht te wijzen’. Hoe? Welnu, behalve dat u zelf een goed voorbeeld bent, vormt uw vriendelijke maar vastberaden gehoorzaamheid aan de instructie om ’niet meer met hem om te gaan’, een bepaalde vorm van correctie. U kunt echter nog meer doen om te helpen. — Lev. 19:17; Tit. 2:7, 8.

20. Welke verantwoordelijkheid draagt u wanneer u iemand die wanordelijk wandelt, hebt ’getekend’?

20 Op de gemeentevergaderingen en in de velddienst zult u nog altijd met de ’getekende’ in contact staan. Aldus zult u in de gelegenheid zijn u van uw andere verplichting met betrekking tot het ’tekenen’ van hem te kwijten: „Beschouwt hem . . . niet als een vijand, maar blijft hem vermanen als een broeder” (2 Thess. 3:14, 15). Als u zich met betrekking tot dit aspect van Gods raad niet van uw verantwoordelijkheid zou kwijten, maar de ’getekende’ persoon als een vijand zou behandelen, zou uw handelwijze even liefdeloos als de zijne kunnen zijn.

21. Wat is het doel van deze bijbelse regeling? (Num. 35:12; Deut. 19:11, 12)

21 Het is te hopen dat de ’getekende’ persoon beschaamd zal worden. Misschien zal hij beseffen dat u gezellige omgang met hem vermijdt op grond van de instructies die de Schrift in dit verband geeft. Dit strenge onderricht zal hem misschien helpen „de verslapte knieën [op te richten], . . . opdat wat kreupel is niet ontwricht raakt, maar veeleer gezond gemaakt wordt”. Gezien de grote aantallen loyale broeders en zusters die in deze tijd met Gods gemeente verbonden zijn, zal het naar alle waarschijnlijkheid zelden voorkomen dat christenen verplicht zijn een wanordelijke broeder of zuster te ’tekenen’. Mocht dit echter toch nodig zijn, dan zal correctie, gecombineerd met voortdurende vermaning, misschien ’een vreedzame vrucht afwerpen, namelijk rechtvaardigheid’. — Hebr. 12:11-13.

MET EEN COMITÉ VAN OUDERLINGEN BIJEENKOMEN

22, 23. Hoe moeten gevallen van grove zonden worden behandeld?

22 Zoals wij hebben opgemerkt (in paragraaf 7) heeft een persoon die ’ernstige zonden heeft begaan’ de aandacht van „de oudere mannen van de gemeente” nodig (Jak. 5:14, 15). Deze mannen verkeren in een goede positie om van God afkomstige correctie te geven aan iemand die door het kwade is overrompeld en een ernstige zonde heeft begaan. Zij kunnen de geestelijke hulp verschaffen die hij nodig heeft. — Spr. 6:23.

23 Gewoonlijk wordt een comité van drie ouderlingen aangewezen om een geval van ernstig kwaaddoen te behandelen. Zij handelen niet als louter rechters of ’geestelijke politieagenten’. Zij zijn herders van de kudde en geven hier blijk van wanneer zij met een afzonderlijke kwaaddoener te maken hebben. Een herder van letterlijke schapen legt geen wraakzuchtige, hardvochtige of vitterige geest aan de dag. De ouderlingen dienen dit evenmin te doen. Zij zijn er om te helpen, niet om te veroordelen (Jud. 23). Hun oogmerk is de zondaar indien mogelijk van zijn dwaalweg te doen terugkeren. — Jak. 5:19, 20.

24. Wat trachten de ouderlingen voor de zondaar te doen?

24 Wanneer ouderlingen evenwel een geval van ernstige zonde behandelen, moeten zij ’stevig vasthouden aan het getrouw woord’ en „in staat [zijn] zowel te vermanen door de gezonde leer als de tegensprekers terecht te wijzen” (Tit. 1:9). Zij dienen zich er derhalve niet van te weerhouden de dwalende rechtstreeks uit de Schrift aan te tonen hoe verkeerd zijn handelwijze is en waarom hij zijn weg dient te corrigeren. Zij willen dat hij berouw heeft en weer in vrede met God geraakt. — 1 Petr. 3:10-12.

25. Welke kwesties moeten nog worden bestudeerd?

25 Hoe dienen de ouderlingen kwaaddoeners echter terecht te wijzen? Wat is godvruchtig berouw? Hoe wordt het aan de dag gelegd? Hoe dienen de ouderlingen gevallen van grove zonde te behandelen wanneer er berouw wordt getoond? Moet de kwaaddoener voor de gehele gemeente worden terechtgewezen? Deze kwesties worden in het volgende artikel beschouwd.

[Voetnoten]

a Een voorbeeld waarbij het om het maken van afspraakjes gaat door iemand die niet schriftuurlijk vrij is om te hertrouwen, werd in de rubriek „Vragen van lezers” in De Wachttoren van 1 december 1980 besproken.

b Een persoon ’tekenen’, betekent speciaal op hem letten. Vergelijk in tegenstelling hiermee hoe er in gunstige zin op personen wordt gelet in Psalm 37:37, Filippenzen 3:17 en Hebreeën 13:7.

[Kader op blz. 25]

HOE ZIJN WIJ BIJ VAN GOD AFKOMSTIGE CORRECTIE BETROKKEN?

Soms corrigeert God ons door middel van de bijbel of bijbelse studiehulpmiddelen.

Ook kan een christen, vooral een ouderling, een fout op liefdevolle wijze onder onze aandacht brengen.

Indien sommigen weigeren een wanordelijke handelwijze te laten varen, zullen de ouderlingen de gemeenteleden misschien op de handelwijze of eigenschap moeten attenderen en hen ervoor moeten waarschuwen.

Wij behoren dan te beseffen dat wij degenen die aldus wanordelijk wandelen, persoonlijk moeten ’tekenen’ (2 Thess. 3:14, 15).

Indien wij dit doen, zullen wij gezellige omgang met zulke personen vermijden, MAAR wij dienen ons ook van onze verplichting te kwijten zulke wanordelijken te helpen en te vermanen, aangezien zij nog steeds onze christelijke broeders en zusters zijn.

[Illustratie op blz. 22]

Indien u zou zien dat een christelijke metgezel in gevaar dreigt te geraken, zou u dan vriendelijk raad geven?

[Illustratie op blz. 23]

Paulus gaf de raad degenen ’te blijven bijstaan’ die ertoe aangemoedigd moeten worden hun handelwijze te corrigeren

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen