Waardering voor Jehovah God en Jezus Christus en voor wat zij voor ons hebben gedaan
„O de diepte van Gods rijkdom en wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!” — Rom. 11:33.
1. Wat moeten wij doen om Jehovah van harte te gaan waarderen?
DE REDEN waarom Jehovah’s christelijke getuigen Hem dienen en hard werken om het goede nieuws tot alle natiën te prediken, is dat zij waardering hebben — waardering voor wat Jehovah God en Jezus Christus voor de mensheid hebben gedaan en nog steeds doen. Dat is de belangrijke factor — van harte geschonken waardering. Om zulk een waardering te kunnen hebben, moeten wij God leren kennen. Jezus Christus zei: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Joh. 17:3). Wat het in ons opnemen van kennis betreft, wij moeten deze in ons blijven opnemen; het is niet voldoende te geloven dat God bestaat en op de hoogte te zijn van enkele van de dingen die hij als Schepper heeft gedaan. Er is een groot verschil tussen bekend zijn met God en hem kennen. God werkelijk kennen, betekent daarom veel meer dan alleen maar een oppervlakkige kennis bezitten. Wanneer wij voortdurend trachten onze kennis te verdiepen, gaan wij vanuit het hart waarderen wat een vriend hij voor de mensheid is en hoe hij zijn vriendschap met een weergaloze liefde en een oneindig geduld tot uitdrukking heeft gebracht.
2, 3. Waardoor zal men worden verhinderd zonde te gaan beoefenen?
2 Nadat de apostel Johannes meer dan zestig jaar een christelijke dienstknecht van God was geweest, schreef hij: „Een ieder die in eendracht met hem blijft, beoefent geen zonde; een ieder die zonde beoefent, heeft hem niet gezien noch hem leren kennen” (1 Joh. 3:6). Hij zegt ook nog: „Wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen, want God is liefde” (1 Joh. 4:8). Degenen die God niet leren kennen, zien God niet in al zijn voortreffelijke hoedanigheden en verheven beginselen, terwijl hun hart niet van diepe waardering vervuld is.
3 Johannes vertelt ons dat sommigen afvielen. Hij zegt: „Zij waren niet van ons slag; want indien zij van ons slag waren geweest, zouden zij bij ons zijn gebleven” (1 Joh. 2:19). Johannes toont aan dat degenen die God werkelijk intiem hebben leren kennen, zoals men een grote vriend of een liefdevolle, manlijke vader leert kennen, loyaal zullen blijven. Zij zullen niet een zondige handelwijze gaan volgen en van de waarheid afvallen. Wij kunnen daarom zeggen dat niet allen die dienstknechten van God beweren te zijn, God op deze intieme wijze kennen, want sommigen vallen inderdaad af, terwijl sommigen uit de gemeenschap worden gesloten omdat zij onschriftuurlijke praktijken beoefenen.
ALS GOD WORDEN
4. Waarom was Jezus in staat God aan mensen op aarde te openbaren?
4 Toen Jezus op aarde was, zei hij dat niemand de Vader volledig kent behalve de Zoon en degene aan wie de Zoon hem wil openbaren (Matth. 11:27). Voordat de Zoon naar de aarde kwam, was hij miljarden jaren lang de intieme metgezel van de Vader; gedurende zijn bediening op aarde kende hij de Vader daarom volledig. Hij kende Gods hoedanigheden zo goed dat hij hem toegewijder liefhad dan alle anderen, terwijl hij, zowel door zijn spraak als door zijn navolging van Jehovah God, op zijn beurt in staat was Hem te openbaren.
5. Welke uitwerking heeft het op iemand wanneer hij een god dient?
5 Iemand wordt een kopie van de god die hij dient. Indien hij in zijn eigen geest in een hellevuur-god, een kwaadaardige god, gelooft, zal zijn hart verhard worden; hij zal na verloop van tijd kwaadaardig worden ten opzichte van andere personen. Jezus zei dat sommigen, doordat zij een vals geloof aanhingen, Gods dienstknechten zelfs zouden doden, in de veronderstelling dat zij God een dienst bewezen (Joh. 16:2). Maar als iemand de God van liefde dient, zal hij liefdevol zijn jegens anderen. Hij zal de hoedanigheden van die God ontwikkelen. Indien hij Jehovah dient, zal hij hem gaan imiteren als een zoon die zijn vader in zijn hart liefheeft. — Ef. 5:1.
6. Hoe leert men God kennen?
6 Als wij daarom met onze broeders in het geloof dienst verrichten, is het vooral belangrijk hen te helpen God en zijn zienswijze te leren kennen. (Vergelijk Exodus 18:15, 16.) God leren kennen, betekent niet alleen maar studeren. Er wordt namelijk in de Schrift, in Romeinen 12:2, gezegd dat wij ons ervan moeten „vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is.” Wij doen dit door met hem samen te werken (2 Kor. 6:1). Dan ervaren wij, door Gods goede beginselen toe te passen, wat deze beginselen tot gevolg hebben en zien wij in waarom hij de gelukkige God is en dat alle die met hem samenwerken, gelukkig zijn (1 Tim. 1:11). Wij worden ware vrienden van zijn loyale vrienden en verheugen ons erover, met hem samen te werken.
DE BELANGRIJKE DINGEN
7, 8. (a) Hoe kunnen wij een volledig onderscheidingsvermogen krijgen? (b) Hoe dient onze houding te zijn ten opzichte van een punt dat wij misschien niet volledig begrijpen?
7 Wij moeten een nauwkeurige kennis van God bezitten. De apostel Paulus zei echter in dit verband: „Dit blijf ik bidden, dat u liefde steeds overvloediger mag zijn met nauwkeurige kennis en volledig onderscheidingsvermogen; dat gij u van de belangrijkere dingen moogt vergewissen, zodat gij tot op de dag van Christus onberispelijk moogt zijn en anderen niet tot struikelen brengt” (Fil. 1:9, 10). Bij alles wat wij leren, willen wij begrijpen in welke verhouding het geleerde tot God en Christus staat, terwijl wij erover willen mediteren hoe het Gods persoonlijkheid en zijn voorzieningen verheerlijkt. Wij moeten in ons hart het begrip van en de waardering voor datgene wat zij voor ons hebben gedaan, verhogen. Als wij dan iets zouden tegenkomen wat wij niet volledig begrijpen, zullen wij niet toelaten dat dit ons van streek maakt en ons ertoe brengt ons geloof in alle belangrijke dingen die wij hebben geleerd, weg te werpen.
8 Het is zoals een broeder die reeds vele jaren in de waarheid is, het uitdrukte: „Het is fijn om zoveel mogelijk te leren. Wij moeten onze kennis vermeerderen om ons geloof te versterken. Maar wij dienen nooit toe te laten dat de een of andere onbelangrijke kwestie ons tot struikelen brengt. Ik zie het zo: ’Ik weet wat Jehovah God en Jezus Christus voor ons hebben gedaan, en dat is genoeg om voor te sterven.’”
9. Waarom is het belangrijk niet „buiten de dingen [te gaan] die geschreven staan”?
9 Welnu, De Wachttoren stelt zich ten doel ons te helpen Gods gedachten, zijn zienswijze op de aangelegenheden te krijgen. En Gods dienstknechtlichaam, de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, draagt de verantwoordelijkheid deze dingen aan ons voor te leggen door Gods Woord bekend te maken, hetgeen de „slaaf” helemaal tot op dit jaar 1971 getrouw heeft gedaan. Daarom is het zo belangrijk het beginsel te volgen dat de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 4:6 tot uitdrukking bracht: „Gaat niet buiten de dingen die geschreven staan.” Als wij ons daaraan houden en binnen de omlijsting werken die de bijbel voor de christelijke gemeente heeft vastgelegd, zullen wij anderen helpen God en Christus te leren kennen en niet naar ons als enkelingen op te zien (1 Kor. 4:6). Wij willen niet dat iemand op ons steunt, maar alleen op Jehovah. Wij willen hen laten beseffen dat de gehele christelijke gemeente, door middel van haar verscheidene leden, Gods hoedanigheden tot uitdrukking brengt (1 Kor. 12:4, 5, 24, 25). Onze eigen ideeën kunnen op een bepaald ogenblik goed schijnen, maar op de duur volbrengen ze niet het doel, want als onze broeders God en Jezus Christus en hun hoedanigheden niet leren kennen, lopen zij het belangrijkste mis.
10. Welke leer zal ons helpen God beter te leren kennen?
10 Wanneer wij het best op de hoogte willen geraken van de wonderbaarlijke eigenschappen van God, dienen wij onder andere een begrip te krijgen van de bijbelse leer van de losprijs. Indien wij volledig beseffen wat God en zijn Zoon voor ons hebben gedaan door ons aldus onverdiende hulp te schenken, kunnen wij hier alleen maar op reageren door liefde en waardering voor onze medemensen tot uitdrukking te brengen.
DE STRIJDVRAAG
11. Hoe wierp Satan een strijdvraag of geschilpunt op met betrekking tot God?
11 De noodzaak van de losprijs deed zich gevoelen in verband met de strijdvraag die tussen God en Satan ontstond. In Genesis hoofdstuk drie kunnen wij lezen hoe deze strijdvraag werd opgeworpen. De Duivel maakte van een dier gebruik om tot Eva te spreken. Maar merk op wat hij zei. Het zal ons helpen te begrijpen wat de strijdvraag betreft — waar het om gaat. Hij zei tegen Eva: „Is het werkelijk zo dat God heeft gezegd dat gij niet van elke boom van de tuin moogt eten?” Hij zei dus eigenlijk: ’Wil je mij vertellen dat God je dit heeft gezegd? dat hij zo met je zou handelen? dat hij je iets zou onthouden?’ De Duivel was in het begin voorzichtig en zei niet vierkant dat God verkeerd was, omdat hij dan misschien krachtige tegenstand zou hebben ontmoet. Neen, eerst plantte hij deze zelfzuchtige gedachte, deze twijfel, in Eva’s geest; vervolgens ging hij ertoe over God te lasteren door te zeggen: ’God weet dat dit niet juist is. Hij weet dat als jullie van de verboden boom eten, jullie meer kennis zullen verkrijgen.’ — Gen. 3:1-5.
12. Betrof de strijdvraag Gods oppermacht? Leg dit uit.
12 Op deze wijze wierp Satan de strijdvraag op. Wat hield de strijdvraag in? Werd Gods oppermacht betwist? Wij kunnen deze vraag met Neen beantwoorden, want wie kan iemand, als hij oppermachtig is, met enige hoop op succes met betrekking tot dat punt uitdagen? Merk op dat de Duivel later niet de beperking waardoor de Almachtige God Jobs leven beschermde, betwistte. — Job 2:6, 7.
13. Wat is soevereiniteit en werd het feit of het bestaan van Gods soevereiniteit betwist?
13 Welnu, werd de strijdvraag dan met betrekking tot Gods soevereiniteit opgeworpen? Soevereiniteit betekent het recht te regeren en regeringsmacht over te dragen. Betwistte Satan Gods soevereiniteit? Ja, maar niet het feit — het bestaan — van Gods soevereiniteit, aangezien er wederom gezegd kan worden dat indien iemand oppermachtig en almachtig is, hij kan regeren ongeacht wat iemand hiervan zegt. Gods soevereiniteit heeft daarom nooit in gevaar verkeerd.
14. Wat in verband met Gods soevereiniteit werd betwist, en op welke wijze?
14 Er kan dus niet gezegd worden dat het feit van Jehovah’s soevereiniteit werd betwist. Welnu, wat dan wel? Het had wel met Gods soevereiniteit te maken. Wij kunnen uit de woorden van de Duivel opmaken dat de rechtmatigheid en de rechtvaardigheid van Jehovah’s soevereiniteit en of die wel verdiend was, in twijfel werd getrokken. God was stellig soeverein, maar werd die soevereiniteit op dusdanige wijze uitgeoefend dat dit werkelijk tot voordeel van zijn schepselen strekte? Of onthield hij hun iets? Toen de Duivel God over Job aansprak, gebruikte hij het argument listig in omgekeerde zin door te zeggen: ’Kijk eens wat Job allemaal heeft. Kijk eens wat u hem hebt gegeven. Natuurlijk zal hij u dienen, omdat hij alles van u krijgt.’ Door het argument anders te benaderen, herhaalde hij dus zijn uitdaging met betrekking tot de rechtmatigheid van Gods soevereiniteit en of deze wel verdiend was. — Job 1:8-12.
DE MENS ERBIJ BETROKKEN
15. Hoe was de mens bij de strijdvraag betrokken?
15 Bovendien was de mens bij de strijdvraag betrokken. De kwestie van ’s mensen rechtschapenheid jegens God kwam in het geding. De Duivel zei dat Jehovah’s soevereiniteit over zijn schepselen niet goed was, ze was niet helemaal verdiend of juist. De vraag werd daarom opgeworpen: Zouden schepselen erkennen dat Jehovah’s soevereiniteit geheel en al verdiend en derhalve rechtvaardig was? Zouden zij Gods soevereiniteit meer liefhebben dan iets anders? Zouden zij het verkiezen onder die soevereiniteit te leven in plaats van onder welke andere soevereiniteit maar ook? Zouden zij er werkelijk vanuit het hart de voorkeur aan geven? En ook al zouden zij in de gelegenheid zijn onder de soevereiniteit van God vandaan te komen en geheel en al onafhankelijk zijn, zouden zij dit dan willen? Of zouden zij het verkiezen loyaal aan hem vast te houden, ondanks alles wat zich zou kunnen voordoen om hem uit te dagen?a De laatstgenoemden zijn de soort van mensen die God als zijn dienstknechten verkiest, omdat anderen niet loyaal zouden zijn; zij zouden alleen maar moeilijkheden in het universum teweegbrengen. Dat zal de strijdvraag met betrekking tot alle schepselen aan het licht brengen. Ze zal allen uitziften die het zelfzuchtige standpunt innemen.
16. Twijfelde God aan zijn soevereiniteit of dat zijn organisatie hem trouw zou blijven?
16 De vraag zou gesteld kunnen worden: ’Twijfelde God aan zijn soevereiniteit? Vroeg hij zich af: Heb ik een fout gemaakt in de manier waarop ik het universum heb bestuurd?’ Neen, hij was tevreden met zijn eigen soevereiniteit. Hij kende zichzelf door en door en hij wist wat zijn met verstand begiftigde schepselen nodig hadden (Ex. 34:6, 7; Ps. 136:1-9). Hij wist dat de wijze waarop hij regeerde voor het welzijn en het eeuwige geluk van zijn schepselen was. Was het echter niet mogelijk dat Gods organisatie van schepselen in hemel en op aarde hier in toto zo over zou denken en zich en masse van hem zou afkeren? Neen. Jehovah liet toe dat schepselen aan de strijdvraag werden onderworpen, waardoor wordt aangetoond dat hij niet bang was zijn organisatie te verliezen.
17. Waarom had God er vertrouwen in dat zijn organisatie hem niet en masse zou verlaten?
17 Jehovah wist dat zijn soevereiniteit verdiend en juist was en dat zijn schepselen deze liefhadden en waardeerden. Hij had zijn schepselen een vrije wil gegeven; het kon derhalve gebeuren dat sommigen zich zouden terugtrekken als zij die handelwijze zouden willen volgen, maar God wist dat dit niet en masse zou gebeuren. Waarom? Wegens de eigenschap die hij in hen had geschapen en omdat hij hun het vermogen had gegeven die eigenschap in een vollediger mate te ontwikkelen. Die eigenschap was LIEFDE. De bijbel zegt dat liefde een „volmaakte band van eenheid” is en dat ’de liefde nimmer faalt’ (Kol. 3:14; 1 Kor. 13:8). Ze is de krachtigste samenbindende kracht in het universum. Ze is een van Jehovah’s eigen hoedanigheden waarin hij niet teleurgesteld kan raken. Hij had het volste vertrouwen dat zijn organisatie hem trouw zou blijven. Hij wist ook dat er personen zouden zijn die hem zouden leren kennen, een punt dat Adam wegens zijn gebrek aan loyaliteit nooit heeft bereikt. Degenen van wie dit wel gezegd zou kunnen worden, zouden hem liefhebben en zouden onverbrekelijk en vreugdevol onder zijn soevereiniteit blijven.
WAAROM GOD HEEFT TOEGELATEN DAT SCHEPSELEN AAN DE STRIJDVRAAG WERDEN ONDERWORPEN
18. Was het in Gods eigen belang dat hij de strijdvraag 6000 jaar heeft laten voortduren, of waarvoor heeft hij dit gedaan?
18 Waarom heeft Jehovah dan toegelaten dat de uitdaging dusdanig werd getoetst dat er een strijdvraag ontstond die gedurende de afgelopen 6000 jaar heeft voortgeduurd? Was dit zelfzuchtig voor zijn eigen bestwil? Niemand kon God iets geven op het gebied van materiële goederen of bezittingen of zijn rijkdom en macht of zijn kennis vermeerderen (Rom. 11:34-36). En er behoefde hem niets bewezen te worden. Neen, hij deed het ter wille van zijn naam en tegelijkertijd ook ten behoeve van zijn schepselen.
19. Wie werd door de uitdaging van de Duivel gelasterd?
19 Wij kunnen inzien dat dit zo is als wij de kwestie analyseren. Jehovah werd gelasterd — ernstig gelasterd in verband met de manier waarop hij het universum bestuurde. Maar deze laster betrof niet uitsluitend Jehovah. Ieder schepsel in het universum werd gelasterd, omdat de Duivel in feite zei: ’De enige reden waarom zij u trouw blijven, is, omdat u hun alles hebt gegeven.’ De Duivel wierp dus een donkere schaduw of een blaam op de reputatie van elk met verstand begiftigde schepsel dat leefde.
20. Waarom liet God anderen met hem delen in het verwijderen van smaad?
20 Jehovah wist dat hij zonen had die dolgraag in de gelegenheid gesteld zouden willen worden de smaad van zijn naam te mogen verwijderen. Dit was wat zij in de allereerste plaats zouden doen. Maar tegelijkertijd konden zij de laster van hun eigen naam en van die van hun broeders verwijderen. Welke zoon die werkelijk iets waard is zou er niet op uit willen trekken om het gezin te verdedigen en de naam van de vader van alle smaad te zuiveren? Dit zou een grondiger rechtvaardiging van God zijn dan wanneer Jehovah dit helemaal alleen deed. Terwijl wij ons voornemen het volgende artikel te gaan lezen, vragen wij ons af: Wie zou degene zijn die als de belangrijkste rechtvaardiger werd uitgekozen, en waarom?
[Voetnoten]
a Zie het boek ’Dan is Gods mysterie voleindigd’, blz. 360 (uitgegeven door het Wachttorengenootschap, 1970).