Moedig aan door woorden van lof
WOORDEN hebben weinig waarde als er daden nodig zijn (Jak. 2:15, 16; 1 Joh. 3:17, 18). Men vergist zich echter als men hieruit de conclusie trekt dat goedgekozen woorden nutteloos zijn. Beslist niet! Op bepaalde tijden vormen goedgekozen woorden precies datgene wat nodig is, zoals in de geïnspireerde spreuk wordt aangetoond: „Een woord, in juisten vorm gesproken, is als gouden appelen op zilveren schalen.” — Spr. 25:11.
De waarde van goedgekozen woorden kan worden geïllustreerd door de ervaring van een hardwerkende moeder van vijf kinderen. Zij heeft hard gewerkt om haar huis en de kleren van haar huisgenoten netjes en schoon te houden en, wat nog meer is, zij heeft heerlijke maaltijden bereid. Hebben haar huisgenoten er echter ooit aan gedacht haar een complimentje te geven omdat zij het huis zo schoon heeft gehouden en elke dag opnieuw zulke smakelijke maaltijden heeft bereid? Neen. Toen zij dit eens onder hun aandacht bracht, antwoordden zij: „O mam, u moet nu zo langzamerhand toch wel weten dat zolang wij niet klagen, alles prima is!”
Wat typerend voor vele, vele gezinnen! Maar wat onnadenkend, onverstandig en liefdeloos! Er zijn tòch al zoveel dingen waardoor wij in de put of ontmoedigd geraken. „Tijd en toeval treffen [ons] allen”; wij worden het slachtoffer van omstandigheden waaraan wij weinig of niets kunnen doen (Pred. 9:11). Door teleurstellingen en persoonlijke tekortkomingen komt men er licht toe een negatieve denkwijze te ontwikkelen. Wat wordt het dan gewaardeerd als er, wanneer dit maar mogelijk is, een prijzende opmerking wordt gemaakt! Kijk dus uit naar gelegenheden dat u anderen kunt prijzen in plaats dat u altijd op hun zwakheden en tekortkomingen hamert.
De christelijke apostel Paulus heeft in dit alles werkelijk een schitterend voorbeeld gegeven. Toen hij aan de verschillende christelijke gemeenten in zijn tijd schreef, moest hij veel raad geven, maar bijna onveranderlijk begon hij zijn brieven met aanmoedigende woorden van lof. Zo schreef hij aan de christenen te Rome: „In de eerste plaats breng ik door bemiddeling van Jezus Christus dank aan mijn God betreffende u allen, omdat er in de gehele wereld over uw geloof wordt gesproken” (Rom. 1:8). Aan de christenen te Filippi schreef hij: „Ik [dank] mijn God altijd wegens de bijdrage die gij van de eerste dag af tot dit ogenblik toe aan het goede nieuws hebt geschonken” (Fil. 1:3, 5). En in zijn eerste brief aan de christenen in Thessaloníka wijdde hij het gehele gedeelte dat nu 1Th het eerste hoofdstuk vormt aan het geven van lof, die hun toekwam wegens hun geloof, volharding en ijver. De apostel Johannes toonde zich net zo attent. Toen hij aan bepaalde personen, aan „de uitverkoren edele vrouw” en aan Gajus schreef, begon hij zijn brief eveneens met woorden van lof. — 2 Joh. 1, 4; 3 Joh. 3, 4.
Wie kan in dit opzicht niet een voorbeeld nemen aan de apostelen Paulus en Johannes? Bent u een werkgever of ploegbaas? Denkt u er dan wel aan om een aanmoedigend compliment te geven als een werknemer ijverig en gewetensvol werkt en wegens ongewone omstandigheden misschien zelfs extra krachtsinspanningen in het werk stelt? Of bent u een werknemer die met bijzonder veel begrip en consideratie door uw werkgever of ploegbaas is behandeld? Indien dit zo is, hebt u hier dan uw waardering voor geuit? En u, ouders, wanneer uw kinderen zich vlijtig betonen, wanneer zij de verleidingen om de zelfzuchtige, eigenzinnige handelwijze van anderen te volgen, weerstaan en in plaats daarvan met goede schoolrapporten thuiskomen, geeft u hun dan een aanmoedigend pluimpje?
En hoe staat het met jullie, jongelui? Hebben jullie je ooit bijzondere moeite gegeven om waardering tot uitdrukking te brengen voor alles wat jullie vader en moeder voor jullie doen? Je moeder had je per slot van rekening als baby in een vondelingentehuis kunnen achterlaten of je vader had zijn gezin in de steek kunnen laten, zoals zovele vaders en moeders hebben gedaan. Heb je er ooit aan gedacht hen te verrassen door hun een van dankbaarheid getuigende kaart of brief te sturen? Onlangs hebben een paar meisjes in Brooklyn hun moeder, die weduwe is geworden, op deze wijze verrast, en wat heeft dit haar goed gedaan!
De apostel Paulus heeft ons nog een ander voorbeeld gegeven in de wijze waarop hij goedgekozen woorden gebruikte om anderen aan te moedigen. Hij deed dit door een Griekse werkwoordsvorm (de tegenwoordige tijd) te gebruiken waardoor niet alleen te kennen wordt gegeven dat men iets doet, maar dat men het blijft doen. De meeste bijbelvertalingen blijven in gebreke deze voortreffelijke betekenisnuance, de zogenaamde duratieve tegenwoordige tijd, weer te geven, maar in de Nieuwe-Wereldvertaling worden Paulus’ zorgvuldig gekozen woorden getrouw overgezet. Zo valt het ons op dat Paulus heeft geschreven: „Blijft . . . met vrees en beven uw eigen redding bewerken.” Al wat waar is, . . . rechtvaardig . . ., eerbaar . . ., liefelijk . . ., blijft deze dingen bedenken.” „Tenslotte, blijft kracht verwerven in de Heer en in de macht van zijn sterkte.” — Fil. 2:5, 12; 4:8; Ef. 6:10.
Hoe verstandig zou het zijn wanneer allen die de verantwoordelijkheid dragen toezicht op anderen uit te oefenen of die voor anderen moeten zorgen, zoals ouders, onderwijzers, opzieners, ploegbazen en werkgevers, in dit opzicht een voorbeeld zouden nemen aan de apostel Paulus. Als men „goed zo; ga zo voort!” zegt, moedigt men op twee manieren aan. Door het woordje „goed” te gebruiken, toont men waardering voor wat tot stand is gebracht en door de ander aan te sporen met zijn werk ’voort te gaan’, moedigt men hem aan meer van dergelijke bezigheden te verrichten. Op de gemeentelijke vergaderingen van christenen doen zich vele gelegenheden voor zulke goedgekozen woorden uit te spreken, zoals te kennen wordt gegeven door de raad van de geïnspireerde apostel: „Laten wij zonder wankelen vasthouden aan de openbare bekendmaking van onze hoop, want hij die beloofd heeft, is getrouw. En laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend, zoals voor sommigen gebruikelijk is, maar elkaar aanmoedigend, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen.” — Hebr. 10:23-25.
Goedgekozen, aanmoedigende woorden van lof nemen stellig een belangrijke plaats in ons leven in, en vooral in het leven van allen die christenen belijden te zijn!