Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g79 22/7 blz. 29-30
  • Jezus Christus als „de eerstgeborene der ganse schepping”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jezus Christus als „de eerstgeborene der ganse schepping”
  • Ontwaakt! 1979
  • Vergelijkbare artikelen
  • Hoe staat het met CB-radio?
    Ontwaakt! 1980
  • Een voortreffelijke woordvoerder — Wie is hij?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
  • Waarom wordt Jezus de Zoon van God genoemd?
    Vragen over de Bijbel
  • Eerstgeborene, eersteling
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
Ontwaakt! 1979
g79 22/7 blz. 29-30

De zienswijze van de bijbel

Jezus Christus als „de eerstgeborene der ganse schepping”

AAN de gemeente te Kolosse in Klein-Azië schreef de apostel Paulus met betrekking tot Jezus Christus, volgens de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap: „Hij is het beeld van den onzichtbaren God, de eerstgeborene der ganse schepping, want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is vóór alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem.” — Kol. 1:15-17.

Wat bedoelde de apostel toen hij Jezus Christus „de eerstgeborene der ganse schepping” noemde? In zijn verdere woorden behandelt Paulus dit uitvoeriger: „Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat hij onder alles de eerste geworden is.” — Kol. 1:18, NBG.

Wij bemerken hier dat de Griekse woorden voor zowel „eerstgeborene” (prototokos) als „begin” (archè) Jezus beschrijven als de eerste van een groep of klasse, „het lichaam, de gemeente”, en daarom is hij in dit opzicht superieur. Hij is bovendien superieur omdat hij de eerste van alle menselijke doden was die een opstanding kreeg tot eindeloos leven. — 1 Kor. 15:22, 23.

Dezelfde Griekse woorden staan in de Griekse Septuaginta-vertaling in Genesis 49:3: „Ruben, gij zijt mijn eerstgeborene [prototokos], mijn sterkte, en de eerste [archè, „begin”] van mijn kinderen.” (Vergelijk Deuteronomium 21:17, Septuaginta.) Uit zulke bijbelse verklaringen kan redelijkerwijs worden opgemaakt dat de Zoon van God de eerstgeborene der ganse schepping is in de zin dat hij de eerste is van Gods schepselen. Trouwens, Jezus verwijst naar zichzelf als „het begin [archè] der schepping Gods” (Openb. 3:14, NBG). De Nieuwe-Wereldvertaling geeft de zinsnede in dit vers als volgt weer: „het begin van de schepping door God”.

Velen maken bezwaar tegen het idee dat Jezus een geschapen persoon is. Zij betogen dat, aangezien ’in Hem alle dingen zijn geschapen, (NBG) — tijdens zijn voormenselijke bestaan in de hemel — Jezus zelf geen schepsel zou kunnen zijn. Zulke mensen geloven dat Jezus zelf de Almachtige God is, de tweede persoon van een „drieëenheid” van drie gelijke, eeuwig bestaande personen in één „godheid”.

Degenen die daarvan overtuigd zijn, vatten de Griekse uitdrukking (in Openbaring 3:14) voor „het begin der schepping Gods” op in de betekenis van „de oorsprong (of ’eerste oorzaak’) van de schepping van God”. Eén persoon die aan dit denkbeeld de voorkeur geeft, is de beroemde kenner van het Grieks, Henry Alford. Niettemin geeft Alford in zijn werk The Greek Testament toe: „Het woord archè op zichzelf zou de betekenis toelaten dat Christus het eerste geschapen wezen is: zie Gen. xlix. 3; Deut. xxi. 17; en Spr. viii. 22. En op deze wijze vatten de Arianen het hier op, en sommigen die hen volgden: b.v. Castalio, ’chef d’oevre:’ ’omnium Dei operum excellentissimum atque primum:’ [wat betekent „het eerste en uitnemendste van al Gods werken”] en ook Ewald en Züllig.”

Wil men Openbaring 3:14 begrijpen in de betekenis dat Jezus „de actieve oorsprong” van de schepping is in plaats van de eerste geschapen persoon, dan zal men volgens The Expositor’s Greek Testament het woord archè moeten opvatten „zoals in de Griekse filosofie en de [niet-bijbelse] joodse wijsheidsliteratuur, = aitia of oorsprong”. De geïnspireerde bijbelschrijvers ontleenden echter nooit denkbeelden aan de Griekse filosofie.

Maar hoe kon Jezus een schepsel zijn als ’in Hem alle dingen zijn geschapen’? Soms gebruikt de bijbel het woord „alle” op een manier die uitzonderingen toelaat. In 1 Korinthiërs 15:27 (NBG) lezen wij bijvoorbeeld: „Maar wanneer Hij zegt, dat alles [aan Jezus Christus] onderworpen is, is blijkbaar Hij [God] uitgezonderd, die Hem alles onderworpen heeft.” Een ander voorbeeld is dat de bijbel uiteenzet dat „door één mens,” Adam, „de dood tot alle mensen [is] doorgegaan” (Rom. 5:12, NBG). Hoewel Adam geen deel was van „alle mensen” tot wie de dood ’doorging’ (daar er vóór Adam geen mens was die de dood tot hem kon laten doorgaan), was hij niettemin een mens. Evenzo was Jezus, hoewel geen deel van „alle dingen” die door hem tot bestaan kwamen, niettemin een geschapen persoon, het allereerste schepsel van God. Het Griekse woord panta betekent volgens de context in bepaalde gedeelten „alle andere”, zoals in 1 Korinthiërs 15:24 en 6:18. (Zie behalve NBG ook An American Translation, Moffatt, Common Bible.) Daarom luidt de Nieuwe-Wereldvertaling: „door bemiddeling van hem werden alle andere dingen . . . geschapen . . . hij [is] vóór alle andere dingen”. — Kol. 1:16, 17.

Dat Jezus de eerstgeborene der ganse schepping is, brengt de wet van het eerstgeboorterecht in het beeld, het recht van degene die het eerst geboren of voortgebracht is. Vanaf de vroegste tijden genoot de werkelijke eerstgeboren zoon speciale voorrechten waaronder de opvolging in de positie van hoofd van het huisgezin en het erven van een dubbel deel van zijn vaders bezittingen (Deut. 21:15-17). Ook het koningschap en het priesterschap werden in het oude Israël door de eerstgeboren zoon van een koning of een hogepriester geërfd. — Zie 2 Kronieken 21:3.

Daar Jezus als de eerstgeborene der ganse schepping een geschapen persoon is, kan hij niet de Almachtige God zijn. De Schrift schildert hem herhaaldelijk af in een positie die ondergeschikt is aan God. Betreffende de opgestane Jezus Christus schreef de apostel Paulus bijvoorbeeld: „Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedereen man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God” (1 Kor. 11:3, NBG). Wanneer Jezus de geïnspireerde „Openbaring” aan de apostel Johannes geeft, zegt hij over zichzelf: „Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in den tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven den naam mijns Gods en den naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit den hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwen naam” (Openb. 3:12, NBG). Hebt u opgemerkt dat Jezus alleen al in dit vers viermaal naar zijn Vader Jehovah verwijst als naar „mijn God”?

In geen enkel opzicht is dit bedoeld als loochening van de verheven positie die Jezus naast God inneemt. Voor zijn hemelvaart zei Jezus tot zijn discipelen: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op de aarde” (Matth. 28:18, NBG). Het was passend dat God zijn Zoon zo’n autoriteit „gaf” daar de Zoon de eerstgeborene van alle schepselen was. Volkomen in overeenstemming met het eerstgeboorterecht kon de apostel Paulus over Jezus schrijven: „door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en allen naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al, wat is, gegeven aan de gemeente.” — Ef. 1:20-23, NBG.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen