Breidel uw tong
„UIT de overvloed des harten spreekt de mond,” zeide Jezus. Blijkt uit wat uit uw mond komt dat gij een rein hart hebt? Of is het goede dat er uit voortkomt, soms met vuil besmeurd? Godslasterlijke en liederlijke taal en schuine moppen zijn in deze tijd een alledaags verschijnsel, en door hun slechte voorbeeld wordt het hart en de mond van velen verontreinigd. — Matth. 12:34, NW.
Toch kan een christen op geen enkele wijze aan deze gewoonte meedoen. Paulus schreef: „Hoererij en allerlei onreinheid of inhaligheid worde onder u zelfs niet genoemd, zoals het heilige mensen betaamt, noch schandelijk gedrag noch dwaas gepraat noch ontuchtig gescherts, dingen die niet welvoeglijk zijn, doch veeleer dankzegging. Want gij weet dit, terwijl gij het voor u zelf inziet, dat geen hoereerder of onreine of inhalige persoon — hetgeen betekent een afgodendienaar te zijn — enig erfdeel heeft in het koninkrijk van de Christus en van God.” — Ef. 5:3-5, NW.
Uw geest bestuurt uw schip, bepaalt uw handelwijze; waarom zijn oordeel met vuil te verduisteren, vuile dingen die u sluw influisteren dat u eigenlijk net zo goed kan doen wat door de woorden wordt te kennen gegeven, dat u de schandelijke daden waarvan in de liederlijke taal en verhalen sprake is, best kunt verwezenlijken? Door zulke verhalen steeds weer te herhalen, zal uw verontwaardiging wijken, daardoor te kennen gevend dat zulk een immoreel gedrag de gewoonste zaak ter wereld is, dat anderen het ook doen, er over spreken en er naar luisteren, en dat u hun voorbeeld eigenlijk best zou kunnen volgen.
Enkelen lachen om smerige grappen en bezigen godslasterlijke taal om toch ook maar als een „normale vent” geaccepteerd te worden door hen die dit een teken van de ware manlijkheid vinden. Maar een echte man is hij die de kracht bezit, weerstand aan zulke invloeden te bieden, die weigert zich tot het opdissen van zulke schuine moppen te verlagen. Godslasterlijke taal wordt vaak als camouflage gebruikt door personen die „tof” willen lijken, maar die niet genoeg weten om goed te kunnen handelen. Stellig wilt u niet tot die klasse behoren; neemt dus het vaste besluit in dit opzicht een werkelijke man te zijn. Men wordt geen man door vuile praat uit te kramen, maar door de vastberaden geest te bezitten, juist te willen handelen.
Slechte gewoonten zijn licht aangeleerd doch moeilijk afgeleerd. Met moed kunt u ze echter afleren: „Maar doet ze nu werkelijk alle van u weg, gramschap, toorn, schadelijkheid, schimpende woorden, en ontuchtige praat uit uw mond. Liegt niet tegen elkander. Trekt de oude persoonlijkheid met haar praktijken uit, en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid die door nauwkeurige kennis wordt vernieuwd overeenkomstig het beeld van degene die ze schiep” (Kol. 3:8-10, NW). De Schrift laat zich hierover niet met twee monden uit, maar is positief en beslist. Kunt u uw tong niet in toom houden, dan kan hierdoor al het goede dat u doet, worden uitgewist, want, „wanneer iemand in de mening verkeert dat hij een vormelijke aanbidder is en toch zijn tong niet in toom houdt, maar voortgaat zijn eigen hart te misleiden, de vorm van aanbidding van deze mens is tevergeefs.” — Jak. 1:26, NW.
Smerige praat is voor een christen lelijk, ongepast en niet te verontschuldigen. Het kan een symptoom van een smerige geest zijn. Het kan tot liederlijke daden leiden. Een christen zal echter terdege beseffen dat een op juiste wijze geleide passende spraak in de juiste richting kan leiden. Wat voor soort van hart heeft u? Welke woorden zullen er een weerspiegeling van zijn? Welk soort van spraak zult u blijven bezigen? Voor een christen kan er op die vragen slechts één antwoord zijn. Is dit juiste antwoord ook het uwe?