-
Soevereiniteit en rechtschapenheidDe Wachttoren 1961 | 15 juli
-
-
en huichelachtige religiën. Daardoor zullen wij een aandeel hebben aan de rechtvaardiging van Jehovah’s naam en bewijzen dat de Duivel een leugenaar is. Door aldus te handelen, kunnen wij hopen gespaard te worden wanneer Jehovah op glorierijke wijze tentoonspreidt dat hij de Universele Soeverein is en zijn naam van alle smaad waarmee deze op boosaardige wijze is overladen, zuivert; dit zal hij doen door te Armageddon — de strijd van de grote dag van God de Almachtige — alle goddelozen te verdelgen.
Er is geen middenweg, want Jezus zei: „Wie met Mij niet is, die is tegen Mij, en wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit” (Matth. 12:30). Wij mogen onszelf niet bedriegen met de gedachte dat het oefenen van een passief geloof in de bijbel en het leiden van een moreel leven alles is wat wordt vereist. Dit is geenszins het geval! Loyaliteit aan Jehovah’s soevereiniteit vereist dat wij kennis van hem en zijn Zoon tot ons nemen, dat wij met andere christenen bijeenkomen, dat wij ons aan het doen van Gods wil opdragen en die wil ten uitvoer brengen, wat in de tegenwoordige tijd voornamelijk het prediken van „dit evangelie van het Koninkrijk” inhoudt. Door dit te doen, zullen wij het gelukkige voorrecht smaken om tot in alle eeuwigheid onze rechtschapenheid jegens Jehovah’s soevereiniteit te tonen en in de rechtvaardige nieuwe wereld als zijn gehoorzame onderdanen zijn naam te eren. — Zef. 2:3; Matth. 24:14.
-
-
Bewoners der Fidzji-eilanden doen nieuwe persoonlijkheid aanDe Wachttoren 1961 | 15 juli
-
-
Bewoners der Fidzji-eilanden doen nieuwe persoonlijkheid aan
CHRISTENEN wordt geboden zich met „de nieuwe persoonlijkheid die door nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van haar Schepper”, Jehovah God, te bekleden (Kol. 3:10, NW). Het volgende bericht geeft er blijk van dat sommige Fidzjianen hier acht op hebben geslagen:
Toen een zendeling van Jehovah’s getuigen in een stad van huis tot huis ging, ontmoette hij er een van de belangrijkste zakenlieden. Nadat deze had gehoord dat de zendeling een van Jehovah’s getuigen was, nodigde hij hem binnen en zei hem dat de Getuigen in zijn huis altijd welkom waren. Ter verklaring hiervan vertelde hij het volgende: ’Jaren lang werd het dorp door een groep straatschenders geplaagd. Toen kwamen ongeveer een jaar geleden Jehovah’s getuigen in de stad. Al gauw werden enkele van de voornaamste bandieten Getuigen en daardoor vreedzame en eerbare burgers. In een jaar tijd is de hele situatie hierdoor aanmerkelijk verbeterd.’
Een van de straatschenders was een zekere Isoa. Vrienden van een vermoorde man hadden hem tot meineed overgehaald om een bepaalde persoon van wie verondersteld werd dat hij de moord had gepleegd, te laten veroordelen. Om deze vrienden van de vermoorde een plezier te doen, had hij voor het gerechtshof twee keer gezworen dat hij de verdachte met de vermoorde had gezien. De rechtszaak bleef zich maanden lang voortslepen, en intussen werd Isoa een van Jehovah’s getuigen.
Isoa brak zich er nu het hoofd over wat hij moest doen, want hij wilde niet dat er bloedschuld op hem zou komen te rusten, Toen hij raad inwon, gaven de opziener en het gemeentecomité hem een juist advies. Hierna schreef Isoa een brief naar de magistraat waarin hij mededeelde dat hij in zijn vroegere religie niet goed was onderwezen, maar dat hij, nu hij een van Jehovah’s getuigen was geworden, gezien had dat meineed verkeerd was en dat hij deze introk. Als gevolg hiervan werd de beschuldigde in vrijheid gesteld. Dit bracht voor het gerechtshof natuurlijk een hele sensatie teweeg.
Een gevolg was ook, dat de politie kwaad op Isoa was, want zijn meineed had de misdaad schijnbaar opgelost. Men diende daarom van deze zijde een aanklacht wegens meineed tegen hem in. Gelukkig was er echter een Europese magistraat bij de rechterlijke autoriteiten op bezoek die de aanklacht onnodig vond en Isoa van rechtsvervolging ontsloeg. Het resultaat: de naam van Jehovah’s getuigen is hoog in aanzien.
-