Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w60 1/8 blz. 472-477
  • „Uw wil geschiede op aarde” — Deel 35

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „Uw wil geschiede op aarde” — Deel 35
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HOOFDSTUK 13
  • HET TEGENWOORDIGE GELUK VAN HET HEILIGDOM
  • „Uw wil geschiede op aarde” — Deel 34
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Michaël, de grote vorst, staat op
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
  • ’Michaël, de grote vorst’ — Wie is hij?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
  • Hoe alle natiën in onze tijd worden verbrijzeld door Gods koninkrijk
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1969
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
w60 1/8 blz. 472-477

„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 35

Het 12de hoofdstuk van Daniël (de verzen 1-4) is een deel van dezelfde door Jehovah’s engel geuite profetie waarmee in hoofdstuk elf een begin werd gemaakt. In Daniël 12:1 maakt de engel aan Daniël bekend dat er gedurende de laatste reeks conflicten tussen de „koning van het Noorden” en „de koning van het Zuiden” een hemelse vorst, Michaël genaamd, die de kinderen van Daniëls volk terzijde staat, zou „opstaan” of regeringsmacht zou aanvaarden. Dit zou met de ergste tijd van benauwdheid gepaard gaan die ooit in de menselijke geschiedenis was voorgekomen. Door de in de bijbel gevonden aanwijzingen wordt ondubbelzinnig bevestigd dat deze hemelse vorst Michaël Gods Zoon is, die uit de hemel was neergedaald om op aarde de mens Jezus Christus te worden en die na zijn opstanding uit de doden naar de hemel was teruggekeerd en aan de rechterhand van zijn hemelse Vader was gaan zitten. Aldaar werd hij in 1914, aan het einde van de „bestemde tijden der natiën”, met koninklijke macht bekleed om in het midden van zijn vijanden te regeren.

18. Van welke bekendheid met de Schrift gaf Jezus, daar hij in de hemel Michaël was geweest, blijk, en middenin welke strijd moest hij naar hij wist in zijn koninkrijk komen?

18 De in de hemel verblijf houdende Michaël stond in verbinding met de engel die Daniël het visioen bracht. Zodoende was hij van de profetieën van het boek Daniël op de hoogte. Toen hij als de mens Jezus en met de zalving van Jehovah’s geest op aarde was, gaf hij er blijk van met Daniëls boek bekend te zijn. Hij wist van tevoren dat de grote Vorst van Jehovah’s volk in het heetst van de strijd tussen de symbolische koning van het noorden en de koning van het zuiden in Koninkrijksmacht moest opstaan. Toen de apostelen van de heiligdomklasse Jezus vroegen aan de hand van welke zichtbare aanwijzing zij konden weten dat hij aan de voleinding van het samenstel van dingen in het Koninkrijk tegenwoordig zou zijn, was Jezus’ antwoord derhalve in harmonie met het boek Daniël. Hij zei: „Volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. Doch dat alles is het begin der weeën. Dan zullen zij u overleveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. . . . Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. En dit evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn. Wanneer gij dan den gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan — wie het leest, geve er acht op . . .” (Matth. 24:7-15). Aan de hand van deze gebeurtenissen, die in 1914 met de eerste Wereldoorlog tussen de koning van het noorden en de koning van het zuiden begonnen, zouden de leden van Jehovah’s heiligdomklasse moeten weten dat hun Vorst Jezus in het hemelse koninkrijk tegenwoordig was en dat het goede nieuws hiervan over de gehele aarde tot een getuigenis aan alle natiën vóór hun einde gepredikt moest worden.

19. Waarvan vormden voor de christenen de oprichting van de „gruwel” en de vervolgingen die zijzelf ondergingen, een verdere aanwijzing?

19 In 1919 werd in de vorm van de Volkenbond de „gruwel der verwoesting” opgericht en als de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde verafgood. Dit was voor de christenen een verdere aanwijzing dat Michaël was opgestaan en zij zich in de „bestemde tijd van het einde” bevonden. Zelfs de vervolging die zij op een speciale wijze begonnen te ondergaan omdat zij dit „beeld van het wilde beest” weigerden te verafgoden en het opgerichte koninkrijk van God loyaal bleven ondersteunen en het overal predikten, droeg bij tot de aanwijzing dat zij in de laatste dagen van dit samenstel van dingen leven.

20. (a) Welke verdere, door Jezus geuite profetie gaat in vervulling doordat de internationale duisternis en ellende na het ’begin der weeën’ toenemen? (b) Wat is het resultaat wanneer de sterren van de hemel vallen?

20 Toen zij zagen dat de duisternis en ellende der natiën na dat „begin der weeën” van 1914 tot 1918 toenamen, beseften deze verstandigen dat dit de vervulling van zowel Daniëls als Jezus’ profetie was: „Terstond na de verdrukking dier dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar glans niet geven en de sterren zullen van den hemel vallen en de machten der hemelen zullen wankelen. En dan zal het teken van den Zoon des mensen verschijnen aan den hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen den Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid” (Matth. 24:29, 30). Wanneer er sterren van de hemel vallen, waar komen ze dan terecht? Beneden op deze aarde? Dat zou deze aarde niet kunnen verdragen en ze zou ze niet allemaal kunnen bevatten. Dat moet dus niet worden verwacht. Toch zouden ze, wanneer ze van de hemel vielen, niet langer lichten aan de hemel voor de mens zijn, maar geheel verdwijnen. Dit zou tot de voortdurende duisternis bijdragen die veroorzaakt zou worden doordat de zon overdag verduisterd zou zijn en de maan ’s nachts haar licht niet zou geven. De oude wereld wordt helemaal donker.

21. Welke verdere bijzonderheden vermeldt Lukas wanneer hij Jezus’ profetie optekent, en welke berichten getuigen ervan dat ze in vervulling zijn gegaan?

21 De christelijke discipel Lukas treedt nog meer in bijzonderheden wanneer hij Jezus’ profetie over de aanwijzingen betreffende zijn koninkrijk en de „bestemde tijd van het einde” dezer wereld optekent: „Volk zal opstaan tegen volk en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen grote aardbevingen, en nu hier, dan daar pestziekten en hongersnoden zijn, en ook vreselijke dingen en grote tekenen van den hemel. En er zullen tekenen zijn aan zon en maan en sterren, en op de aarde radeloze angst onder de volken vanwege het bulderen van zee en branding [haar beroering, NW], terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen. En dan zullen zij den Zoon des mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid” (Luk. 21:10, 11, 25-27). De nieuwsberichten die sedert 1914 uit alle hoeken der wereld komen, getuigen van de niet te loochenen vervulling van Jezus’ profetie, waardoor wordt bewezen dat Michaël, de Zoon des mensen, is opgestaan.

22. Welke recente ontdekkingen dienen in verband met de „vreselijke dingen” en „grote tekenen” van de hemel niet buiten beschouwing te worden gelaten, en welke stralen komen steeds meer in het middelpunt der belangstelling?

22 In verband met de „vreselijke dingen” en „grote tekenen” van de hemel dienen de nieuwigheden die door de moderne wetenschap worden ontdekt en onder de aandacht der mensen worden gebracht — wat tot de geestelijke beroering en toenemende vrees van zowel henzelf als de mensen bijdraagt — niet buiten beschouwing te worden gelaten. De zogenaamde kosmische stralen vereisen steeds meer een wetenschappelijke studie. Nog niet zo lang geleden, namelijk in 1911, werd een zekere dr. V.F. Hess er ten gevolge van wetenschappelijke proefnemingen inzake de absorptie van doordringende gammastralen die van radium in de lucht afkomstig waren, toe gebracht te vermoeden dat niet al de ionisatie in de lucht alleen hierdoor werd veroorzaakt. Door latere proefnemingen met ballonnen kwam men tot de juiste conclusie, en wel dat er een uiterst krachtige straling van boven kwam, namelijk kosmische straling. Deze stralen komen met de snelheid van het licht in de atmosfeer der aarde en bezitten, wanneer ze ten slotte de aarde raken, nog genoeg energie om in de aarde door te dringen en tot een diepte van ruim zestig meter onder de grond te kunnen worden gemeten. Kosmische stralen bereiken een energie die aan een elektrische spanning van vele miljarden elektronvolts gelijk staat. De zon van ons zonnestelsel draagt haar deel tot deze kosmische straling bij.

23. Hoe draagt, naar de berichten verluiden, de zon van ons zonnestelsel haar deel tot deze kosmische stralen bij, en met welke uitwerkingen?

23 Waarnemingen hebben aan het licht gebracht dat de regen van kosmische stralen gedurende de periode waarin er op de oppervlakte van de zon een soort van vlekken waren te zien, in intensiteit toenam. Wat voor vlekken? In onze ogen zijn het donkere stippen en wij noemen ze zonnevlekken. In werkelijkheid zijn het grote energie-erupties op de oppervlakte der zon. In december 1957, gedurende het Internationaal Geofysisch Jaar, werd bericht dat de zon „in de laatste maanden” met de gemaakte wetenschappelijke studiën had samengewerkt. Op welke wijze? Door „datgene te ontwikkelen wat hier als het grootste aantal erupties wordt beschouwd waarvan in de geschiedenis der zon melding is gemaakt. . . . In de laatste maanden heeft de zon het hoogtepunt van haar zonnevlekcyclus van elf jaar bereikt. Dit heeft tot een ongewoon aantal erupties geleid. Naar men denkt, worden hierdoor deeltjes uitgestrooid die een dag of twee later de atmosfeer der aarde bereiken en magnetische stormen en andere verschijnselen veroorzaken”.a Volgens de berichten had de activiteit der zonnevlekken „radio- en televisiegolven onderbroken”. Uit studiën is gebleken dat een eruptie op de zon met een plotselinge intensiteit van kosmische straling en het wegzakken van radio-ontvangst gepaard gaat. Ongeveer een dag nadat de eruptie zich heeft voorgedaan, kan over de gehele wereld een magnetische storm worden waargenomen. Gedurende de tijd dat de regen van kosmische stralen de grootste intensiteit bereikt, valt de radiocommunicatie in sommige gebieden der aarde vrijwel geheel weg. Met lood omgeven kabels voor communicatie en krachtoverbrenging zijn ook volledig doorgebrand, terwijl een niet-belichte röntgenfilm onbruikbaar werd gemaakt.

24. Wat is met betrekking tot de bron van deze kosmische stralen waargenomen?

24 Waar komen deze kosmische stralen vandaan? Niet van de sterren. Wetenschappelijk is vastgesteld dat de totale energie waarmee alle deeltjes der kosmische stralen zijn geladen, veel meer is dan alle energie welke ooit door sterren wordt uitgezonden. Kosmische stralingsdeeltjes schijnen met zulke grote energieën uit alle richtingen te komen, dat de geleerden niet tot een bevredigende verklaring omtrent de oorsprong ervan zijn gekomen. Die met de grootste energie komen klaarblijkelijk van buiten onze Melkweg.

25. Hoe zou Jehovah God deze kosmische stralen kunnen gebruiken om de koning van het noorden en de koning van het zuiden te bewerken en welke andere natuurkracht zou hij in zijn werk kunnen gebruiken?

25 Er zijn studiën gemaakt van de uitwerking die kosmische stralen op levende cellen in dierlijke lichamen hebben, in het bijzonder met betrekking tot storingen van de geest. Welke uitwerking hebben ze — of zullen ze hebben — op de wijze waarop de mensen zich hier op aarde gedragen? Stellig zou de Schepper van de kosmische stralen, Jehovah God, ze kunnen gebruiken om de geest van zijn vijanden, met inbegrip van de koning van het noorden en de koning van het zuiden, te bewerken zodat zij ertoe zouden worden gebracht elkaar af te slachten: „het zwaard van een ieder zal tegen zijn broeder zijn” (Ezech. 38:21, AS). In deze profetie waarschuwt God dat hij eveneens andere natuurkrachten die tot zijn beschikking staan, zal gebruiken, mogelijk een regen van anti-materie — deeltjes die de eigenschap hebben om alle stoffelijke dingen waarmee ze in aanraking komen, te vernietigen. Hij waarschuwt alle spotters dat hij een ’ongewoon werk’ zal doen. — Jes. 28:21.

26. In welk opzicht wordt de maan een voorwerp van vrees voor de mens, en waaronder gaat de mens met betrekking tot de ruimte en de zichtbare hemellichamen, steeds meer gebukt?

26 Ook de maan is in het middelpunt van de belangstelling der wetenschap gekomen. De experts op het gebied van geleide projectielen zouden haar van het vriendelijk stralende hemellichaam van de nacht in een voorwerp van vreselijke mogelijkheden willen veranderen. De verovering van de maan is een serieus doel geworden. Men tracht niet slecht „gesteriliseerde” raketten naar de maan te schieten en satellieten in een baan eromheen te laten draaien om de maan aan beide zijden te onderzoeken, maar men wil tevens een bemande basis op de maan vestigen zodat van daaruit de gehele aarde waargenomen en beheerst kan worden! Een Zweedse geleerde waarschuwde zijn collega’s dat zij de mogelijkheid moesten bestuderen of de explosie van een waterstofbom op de maan rampspoedige getijden van de oceanen op aarde zou kunnen veroorzaken. Zulk een explosie zou eveneens radioactiviteit op de maan doen ontstaan, hetgeen de onderzoekingen die wetenschappelijke bezoekers in de toekomst met betrekking tot de maan zouden doen, zou bemoeilijken. Denken wij vervolgens aan de berichten in verband met de mysterieuze „vliegende schotels” — ook al is wellicht bewezen dat deze berichten grotendeels ongegrond zijn — dan gaat de sinds 1914 n. Chr. op aarde levende mens inderdaad onder verschrikkingen met betrekking tot de kosmische ruimte en de zon, de maan en de sterren gebukt.

27. Wat doen Jezus’ volgelingen wanneer zij dergelijke dingen zien geschieden, en waarom?

27 Dient het „volk dat zijn God kent” de radeloze angst der natiën en de vrees der mensen met het oog op alles wat over de aarde komt, te delen? In het geheel niet! Zij weten dat Jezus deze huidige wereldsituatie heeft voorzegd en de volgende woorden tot hen richtte: „Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt. . . . wanneer gij dit ziet geschieden, [weet], dat het Koninkrijk Gods nabij is” (Luk. 21:28, 31). Terwijl de ten ondergang gedoemde wereld thans van vrees ineenkrimpt, richten Jezus’ volgelingen — de heiligdomklasse en de grote schare der „andere schapen” — zich vol vertrouwen op en heffen zij hun hoofd met vreugde omhoog. Zij verstaan de glorierijke betekenis van hetgeen zij zien geschieden. Zij weten dat Michaël, hun grote Vorst, in het thans opgerichte koninkrijk Gods is opgestaan. Hij is opgestaan om zowel hen te bevrijden alsmede de universele soevereiniteit van Jehovah te rechtvaardigen.

HOOFDSTUK 13

HET TEGENWOORDIGE GELUK VAN HET HEILIGDOM

1, 2. (a) Welke periode van droefheid en gevangenschap ging, zoals Jezus had voorzegd, aan de bevrijding door Michaël vooraf? (b) Waarom stond Michaël hun Vorst dat toe, en wie werden er bevrijd?

VOORDAT Jehovah’s heiligdomklasse door de hemelse Michaël, die in koninkrijksmacht was opgestaan, werd bevrijd, heeft ze een korte periode van droefheid en gevangenschap doorgemaakt. Toen Michaël als de mens Jezus Christus op aarde was, had hij dit in de profetie aangaande het einde van dit goddeloze samenstel van dingen voorzegd. Hij voorspelde de eerste Wereldoorlog en zei dat zijn getrouwe volgelingen ter wille van zijn naam door alle natiën vervolgd en gehaat zouden worden. Sommige volgelingen zouden door deze vervolging zelfs aan het struikelen worden gebracht en afvallen (Matth. 24:7-12). Dit geschiedde terwijl Michaël en zijn engelen in de hemel oorlog voerden tegen Satan de Duivel en zijn demonen. Het volk waarover de regerende Michaël de grote Vorst was, geraakte in een gedwongen gevangenschap aan de zichtbare organisatie van de Duivel op aarde.

2 Hun Vorst Michaël stond toe dat zij werden vervolgd en in droevige gevangenschap verkeerden ten einde hen op de proef te stellen en om onder hen die beweerden zijn navolgers te zijn, twee klassen openbaar te maken. Wat een geluk volgde er toen Michaël, nadat hij de oorlog in de hemel met de overwinning had bezegeld, zijn volk van de macht van de koning van het noorden en die van het zuiden bevrijdde! Hij bevrijdde de heiligdomklasse, dat wil zeggen, het overblijfsel ervan dat toen op aarde leefde, ja, „al wie in het boek geschreven wordt bevonden”. — Dan. 12:1.

3. Op grond waarvan stond hun naam opgetekend, en waarom waren zij niet uit het boek gewist?

3 Jezus zei eens tot zijn discipelen: „Verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen” (Luk. 10:20). Daar zij waren gezalfd om als de symbolische „vier en twintig oudsten” voor de troon van God in de hemel dienst te doen, werd over hen gesproken als over de „vergadering [gemeente, NW] van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen” (Openb. 4:4; Hebr. 12:22, 23). Toen de vervolging en gevangenschap kwamen, verduurden zij deze op een getrouwe wijze, waardoor hun naam niet uit het boek van Gods bericht werd uitgewist. Op het gelukkige tijdstip dat in Daniëls profetieën wordt aangegeven, werd hun ontkoming geschonken.

4. In welk opzicht sliepen velen „in het stof der aarde”, en wanneer en waar werd er een bevel gegeven om te ontwaken?

4 Jehovah’s engel vertelde Daniël wat het resultaat van de door Michaël, de hemelse Vorst, verschafte bevrijding zou zijn: „Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen” (Dan. 12:2). De leden van de heiligdomklasse en hun metgezellen waren ten gevolge van de onrechtvaardige onderdrukking die zij gedurende de 1ste Wereldoorlog hadden ondergaan, op de stoffige grond neergeslagen, daar de symbolische „kleine horen”, de ’koning, hard van aangezicht’, hen ter aarde had doen vallen en had vertrapt, het voortdurende brandoffer van lof aan God had weggenomen en de plaats van zijn heiligdom had neergeworpen (Dan. 8:9-11, 23, 24, JP). Zij waren niet werkelijk dood en begraven, maar in Openbaring 11:1-12 worden deze getuigen van Jehovah God afgebeeld als lagen zij dood op de straat van deze wereldlijke organisatie. Het was alsof zij in de dood sliepen. Toch was er, zoals Michaël zelf in Matthéüs 24:14 had voorzegd, een naoorlogs werk te doen. Voor dit getuigeniswerk moest het overblijfsel van de heiligdomklasse worden gebruikt. Op de aangegeven tijd in 1919 bevrijdde Michaël, de regerende Jezus Christus, zijn volk, het geestelijke Israël, want hij was hun grote Vorst. Met de „stem van een aartsengel” liet hij een „bevelende oproep” tot hen uitgaan om uit hun slaap in die vernederde, gevangen toestand te ontwaken (1 Thess. 4:16, 17, NW). Wat was het resultaat?

5. Hoe ontwaakten sommigen „tot eeuwig leven”, en welk geluk vloeide hieruit voort?

5 In die eerste naoorlogse periode ontwaakten zij uit de inactieve op de dood gelijkende toestand. De leden van het getrouwe overblijfsel der heiligdomklasse wilden levend zijn en hun krachten, tijd en middelen gebruiken om het wereldomvattende getuigenis van Gods opgerichte koninkrijk te geven. Deze activiteit was de weg die tot eeuwig leven in het hemelse koninkrijk in Gods nieuwe wereld zou leiden. Door te ontwaken en zich tot het Koninkrijksgetuigeniswerk aan te zetten, behoorden zij tot de „velen” die tot eeuwig leven ontwaakten. Omdat zij bereid waren de zorg voor de aardse belangen van Gods opgerichte koninkrijk op zich te nemen, stelde Michaël, als de regerende Koning, hen tot de „getrouwe en beleidvolle slaaf” aan met het toezicht „over al zijn bezittingen”. Deze slaafklasse was inderdaad gelukkig met zulk een eervolle aanstelling tot Koninkrijksdienst.

6. Hoe ontwaakten sommigen „tot versmading, tot eeuwig afgrijzen”, en met welk gevolg voor hun naam?

6 Bij deze „velen” waren er echter sommigen die wel ontwaakten en het naoorlogse werk ter hand namen, maar „tot versmading, tot eeuwig afgrijzen”. Hiertoe behoorden vele op democratische wijze gekozen „ouderlingen” van gemeenten. Zij weigerden de verantwoordelijkheid van de Koninkrijksbelangen op zich te nemen ten einde een wereldomvattend getuigenis van het opgerichte Koninkrijk te geven, terwijl zij de leden van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse die dit wel deden, beschimpten. Zij trachtten anderen ertoe te brengen het getuigeniswerk van huis tot huis en in het openbaar tegen te staan (Hand. 20:20, 25). De namen van al zulke personen die tot de oppositiepartij overgingen, werden uit het boek gewist. Zij werden schuldig bevonden aan het feit dat zij een beschimpende, aan eigen neigingen toegevende „boze slaaf”-klasse waren en werden in de duisternis buiten in deze ten ondergang gedoemde wereld geworpen, waar hun een deel met de religieuze huichelaars werd toegemeten zodat zij daar in bitterheid zouden wenen en knarsetanden. Zij verdienden smaad in plaats van aanbevelingen. Zij zijn tot iets geworden wat in Gods ogen voor altijd afgrijselijk en weerzinwekkend is. — Matth. 24:45-51, NW.

7. Hoe schenen de „verstandigen” toen, en hoe ’brachten’ zij „velen tot gerechtigheid”?

7 Jehovah’s engel vervolgde zijn voorzegging omtrent degenen die als Koninkrijksgetuigen tot eeuwig leven ontwaakten met de woorden: „En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos” (Dan. 12:3). Deze in geestelijk opzicht verstandige personen begonnen met hemels licht te stralen omdat Jehovah’s heerlijkheid op hen had geschenen en zij zijn bevel om op te staan en licht te verspreiden, gehoorzaamden (Jes. 60:1, 2). Met het goede nieuws van het pasgeboren koninkrijk Gods straalden zij gelijk de zon, die geen plekje op de gehele aardbol onverwarmd laat. In de middernachtelijke duisternis van deze wereld waren zij als sterren des lichts, want zij namen deel aan een onderwijzingswerk waardoor de bijbel en de daarin opgetekende Koninkrijkswaarheden rechtstreeks in de huizen en het privé-leven van de verloren „andere schapen” werden gebracht, wat ertoe leidde dat zij tot rechtvaardigheid — dat wil zeggen, de aanbidding en de dienst van de ware God, Jehovah — werden gebracht. Zij keerden hen van de aanbidding van het gruwelijke „beeld van het wilde beest” of de aanbidding van de zichzelf vergoddelijkende koning van het noorden en zijn Staat af.

8. Hoe komt het dat wij, wanneer wij zoals in Daniël 12:4 is voorzegd, heen en weer lopen, in een meer bevoorrechte tijd leven dan Daniël?

8 Wij die sinds Michaël, de grote Vorst, in de hemel opstond, in deze tijd van het einde leven, bevinden ons in een meer bevoorrechte tijd dan de profeet Daniël. Toen Daniël aan het einde van zijn profetische boek kwam, zei Jehovah’s engel tot hem: „Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot den eindtijd; velen zullen onderzoek doen [heen en weer lopen, RS], en de kennis zal vermeerderen” (Dan. 12:4). Voor ons die in deze „eindtijd” leven, is Daniëls boek geopend en niet meer verzegeld. De betekenis van de woorden werd verborgen of lag in Gods macht besloten, en de verklaring van het boek werd verzegeld totdat God als de grote Uitlegger van zijn eigen profetieën die verklaring zou geven. Zij die oprecht naar Gods wil zoeken en door de woorden van Daniëls boek heen en weer lopen opdat zij Gods wil mogen leren kennen en doen, worden beloond. Hun kennis van de Heilige Schrift neemt toe. Doordat hun kennis is toegenomen, hebben zij ook een beter begrip van Gods wil en voornemen. Hierdoor zijn zij in staat dit begrip met vele andere schapen te delen.

(Wordt vervolgd)

[Voetnoten]

a Volgens een speciaal officieel bericht, gedateerd Boulder, Colorado, 14 december; gepubliceerd in de New York Times van 15 december 1957.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen