Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w75 15/9 blz. 559-566
  • Met vertrouwen de toekomst tegemoet zien

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Met vertrouwen de toekomst tegemoet zien
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WAAROM VERTROUWEN MET BETREKKING TOT DE TOEKOMST NODIG IS
  • VOL VERTROUWEN TEN GEVOLGE VAN JEHOVAH’S BESCHERMING
  • ONS THANS VORMEN NAAR TOESTANDEN DIE IN DE NIEUWE ORDENING ZULLEN BESTAAN
  • OPWINDENDE VOORUITZICHTEN VOOR DE TOEKOMST
  • Versterk thans uw vertrouwen met betrekking tot de toekomst
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Met vertrouwen de „grote verdrukking” tegemoet zien
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Wat voor bescherming voor Gods volk?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
  • Blijf trouw tijdens de ‘grote verdrukking’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2019
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
w75 15/9 blz. 559-566

Met vertrouwen de toekomst tegemoet zien

„[Laten wij] het vertrouwen dat wij in het begin hadden, tot het einde toe stevig vasthouden.” — Hebr. 3:14.

1. Hebben alle mensen dezelfde kijk op de toekomst? Leg dit uit.

DE MEESTE mensen zullen elke poging die wordt gedaan om een beschrijving te geven van een toekomst die door een rechtvaardige „nieuwe ordening” wordt opgevrolijkt, onmiddellijk van zich afzetten met de woorden: „Dat zal nooit gebeuren!” Aangezien zij in het geheel geen vertrouwen in de toekomst hebben, wekt het geen verbazing dat de meesten egocentrisch worden en er de voorkeur aan geven alleen maar voor het „heden” te leven. Jehovah’s christelijke getuigen delen deze ontmoedigende kijk op de toekomst echter niet. In plaats daarvan loopt hun hart over van vertrouwen, aangezien zij vurig een toekomst verwachten die niet door zelfzuchtige natiën of hebzuchtige machtsblokken wordt beheerst, maar door de levende God, Jehovah. Niettemin is het mogelijk dat iemands kijk op de toekomst wazig wordt. Hoe dan wel?

2. Door welk gevaar wordt een blik op de toekomst die vertrouwen weerspiegelt, bedreigd, en welke waarschuwing geeft de apostel Paulus in dit opzicht?

2 Het gevaar is hierin gelegen dat men al te zeer betrokken geraakt bij het huidige samenstel van dingen. Toch hebt u iemand misschien wel zo’n houding horen verdedigen met de woorden: „Kijk, men moet per slot van rekening praktisch zijn.” Zou u geneigd zijn het met hem eens te zijn? Wat zou er echter kunnen gebeuren als mensen steeds meer betrokken raken bij dit huidige samenstel? U hebt de resultaten wellicht zelf gezien. Misschien wordt een heel gezin — ouders en kinderen — wel zo in beslag genomen door allerlei bezigheden dat hun toekomstbeeld niet langer werkelijk voor hen is. Alleen wat zij door zogenaamde „praktische” middelen hebben verworven, bezit enige werkelijke waarde in hun ogen. Onbewust hebben zij toegelaten dat hun hart ongelovig is geworden en slechte dingen verlangt. Een boute verklaring? Welnu, zo stelde de apostel Paulus het: „Past op, broeders, dat er zich in niemand van u ooit een goddeloos, ongelovig hart ontwikkelt, doordat hij zich terugtrekt van de levende God” (Hebr. 3:12). Hebt u opgemerkt hoe allesomvattend Paulus’ verklaring is? Hij zegt dat het „niemand van u” mag overkomen, ja, zelfs niet degenen van ons die God jarenlang getrouw hebben gediend! Laten wij, opdat dit ons niet zal overkomen, echter eens nagaan wat er in de toekomst ligt, opdat in ons hart de mening wordt bevestigd dat wat Jehovah heeft beloofd, werkelijk zal gebeuren. Wanneer ons vertrouwen in de toekomst aldus is versterkt, zullen wij „het vertrouwen dat wij in het begin hadden, tot het einde toe stevig vasthouden”. — Hebr. 3:14.

WAAROM VERTROUWEN MET BETREKKING TOT DE TOEKOMST NODIG IS

3. Hoe beschrijft de bijbel de voor de deur staande wereldomvattende krachtmeting, welke vergezeld gaat van welke pocherige bekendmaking?

3 Wat onthult die onfeilbare gids, de bijbel, met betrekking tot onze onmiddellijke toekomst? Hierin wordt afgebeeld hoe de natiën, misleid door de demonen, in een strijdformatie tegen God worden opgesteld. Ons wordt gezegd: „Ze [door demonen geïnspireerde uitingen] gaan uit tot de koningen van de gehele bewoonde aarde, om hen te vergaderen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” tot de plaats die „Har–mágedon” wordt genoemd (Openb. 16:14, 16). De misleiding waaraan de natiën worden onderworpen, is zo grondig, dat zij, in plaats dat zij er blijk van geven verontrust te zijn over deze naderende krachtmeting met God, vol zelfvertrouwen een zekere toekomst bekendmaken en uitroepen: „Vrede en zekerheid!” Zij zullen deze pocherige bekendmaking echter nauwelijks geuit hebben of dan „zal een plotselinge vernietiging ogenblikkelijk over hen komen zoals het barenswee over een zwangere vrouw, en zij zullen geenszins ontkomen” (1 Thess. 5:3). Ligt dit misschien nog ver in de toekomst? Niet als de huidige vredesbewegingen door de natiën een aanwijzing vormen. Er liggen echter nog verbazingwekkender dingen in het onmiddellijke verschiet. Welke dan wel?

4. (a)Hoe begint de „grote verdrukking”? (b) Welke aanval op Zijn volk zet Jehovah ertoe aan hen te redden?

4 Verrassend plotseling zal het met een beest te vergelijken politieke element zich tegen „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie, keren. De politieke heersers zullen ten slotte genoeg hebben van haar walgelijke praktijken, zodat zelfs haar diensten als prostituée haar niet voor hun toorn zullen behoeden. De intense minachting die zij voor haar veronderstelde waardigheid hebben,wordt onthuld door de felheid waarmee zij haar aan de kaak stellen en verslinden en verbranden (Openb. 17:5, 16; 18:8, 21). Op deze wijze begint de „grote verdrukking” over het zichtbare samenstel van dingen dat de Duivel op aarde heeft. Wat de aanbidders van Jehovah betreft, zij verkeren schijnbaar in een onbeschermde positie, „wonend zonder muur, en zij hebben zelfs geen grendels en deuren” (Ezech. 38:11). Zij zeggen echter „tot Jehovah . . .: ’Gij zijt mijn toevlucht en mijn vesting’” (Ps. 91:2). De duivelse „Gog van het land Magog” beschouwt dit als een te gunstige gelegenheid om deze te negeren. Met een grote horde, „gelijk wolken om het land te bedekken”, valt hij deze schijnbaar weerloze dienstknechten van God aan (Ezech. 38:2, 16). Deze laffe, niet uitgelokte aanval, vervult Jehovah terecht met verontwaardiging en hij staat op ten einde zijn dienstknechten te bevrijden met de machtigste aanvalswapens die ooit zijn gesmeed: een uitstorting van pestilentie, stromende regen, hagelstenen, vuur en zwavel op de zichtbare vijandelijke horden (Ezech. 38:18, 21, 22). Omdat de vijandelijke legermachten het bestaan van goden ten enenmale loochenen, vallen zij Jehovah’s volk geestdriftig aan. Te laat beseffen zij dat zij het tegen de levende God hebben opgenomen!

5. Hoe grondig is Jehovah’s overwinning op zijn tegenstanders?

5 Hoe grondig is de overwinning? Wordt het vijandelijke kamp slechts gedecimeerd? Het vergaat deze haters van Gods dienstknechten veel slechter! Er blijft zelfs geen tiende deel van hen in leven. De overwinning is totaal! Jehovah heeft zijn getrouwe aanbidders door het laatste deel van de „grote verdrukking” heen gespaard en zij staan nu op een aarde die gereinigd is van alle tegenstanders. Niet eenmaal hebben zij een hand hoeven uit te steken om zichzelf te verdedigen. Via het Messiaanse koninkrijk en de legerscharen van engelen onder het bevel van zijn Zoon heeft Jehovah hierop toegezien! — Openb. 19:11-15, 19-21.

6. Hoe zal er uiteindelijk tegen Satan en zijn demonen worden opgetreden, en door welke toestanden zal de heerschappij van het Messiaanse koninkrijk gekenmerkt worden?

6 Eén ding moet nog na de oorlog van Armageddon worden afgewikkeld, en dit wordt heel snel gedaan! Degenen die met de buit hadden willen strijken, Satan de Duivel en de legerscharen van zijn onzichtbare demonenhorden, worden in de afgrond geworpen, waarna het deksel erop wordt vastgeklampt en voor duizend jaar wordt verzegeld! (Openb. 20:1-3) Nu begint het Messiaanse koninkrijk onder Christus een ononderbroken heerschappij over de overlevenden van die grote verwoesting, terwijl op Gods bestemde tijd een grote schare uit de doden opgewekte personen zich in het vervullen van de aarde bij hen aansluit. Terwijl de verheerlijkte Christus dezelfde vermogens tot herstel aanwendt die hij gebruikte toen hij op aarde was, toen hij zieken genas en doden opwekte, zal hij de gehoorzame mensheid gedurende die duizendjarige regering van rechtvaardigheid tot volmaaktheid brengen.

7. Waarom behoeven wij ons er geen zorgen over te maken dat wij niet elk detail over de toekomst weten, en welk voordeel hebben wij niettemin?

7 Wat is het bericht over de toekomst opwindend! Het is waar dat wij niet elk detail weten, maar dat hebben wij ook niet nodig. Wat wij wel weten, is meer dan voldoende om de zich snel ontwikkelende gebeurtenissen te volgen die zich thans om ons heen beginnen te ontvouwen. Het is echter mogelijk dat sommigen zich zorgen gaan maken over vragen zoals of alle geestelijken te zamen met Babylon de Grote zullen sterven en of alle delen van dat grote religieuze rijk tegelijkertijd over de gehele aarde zullen instorten. Zulke dingen behoeven ons echter geen zorgen te baren, alsof dergelijke inlichtingen voor ons noodzakelijk zijn om ons geloof in de grootse beloften van God te behouden. In plaats daarvan zouden wij moeten denken aan wat wij voor hebben op een wereld die nog niet eens één detail weet over wat de dag van morgen zal brengen, laat staan een visioen dat zich tot duizend jaar in de toekomst uitstrekt! Wat kunnen wij dankbaar zijn dat wij, als wij ons vol vertrouwen op Jehovah verlaten, alle reden hebben om verlangend naar hetgeen voor ons ligt, uit te zien! Hijzelf heeft dit als volgt onder woorden gebracht: „Gezegend is de fysiek sterke man die op Jehovah vertrouwt, en wiens vertrouwen Jehovah is geworden” (Jer. 17:7). Bovendien is er nog een andere grootse reden voor vertrouwen van onze zijde.

VOL VERTROUWEN TEN GEVOLGE VAN JEHOVAH’S BESCHERMING

8, 9. (a) Wat is nòg een bijzondere reden voor vertrouwen met betrekking tot de toekomst? (b) Waarom weten wij dat alles precies zo zal gebeuren als Jehovah heeft verklaard?

8 Uit hetgeen wij reeds hebben besproken, is duidelijk gebleken dat een bijzonder belangrijke reden voor vertrouwen van onze zijde de wetenschap is dat Jehovah getrouwe christenen steunt. In tegenstelling tot de wankelmoedige verspieders, die een ontmoedigend bericht uitbrachten over het land dat Jehovah aan de Israëlieten had beloofd, hadden Jozua en Kaleb het volste vertrouwen dat Hij hen tot de overwinning zou leiden, door te verklaren: „Vreest het volk van het land niet, want zij zijn brood voor ons. Hun beschutting is van over hen geweken, en Jehovah is met ons. Vreest hen niet” (Num. 14:9). In deze tijd dienen christenen hetzelfde vertrouwen te hebben, want er staat geschreven: „Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?” (Rom. 8:31) De schrijver Paulus is zelfs zo van de onverbrekelijkheid van de band van liefde tussen Jehovah God en zijn getrouwe aanbidders overtuigd dat hij verklaart dat niets en niemand hen van Gods liefde kan scheiden (Rom. 8:35-39). Wat een bijzondere reden voor vertrouwen!

9 Gods dienstknechten hebben dus overvloedig veel redenen om naar een toekomst uit te zien die schitterend en uitnodigend is. Zij hebben geen reden te geloven dat de dingen zich anders zullen ontwikkelen dan zoals Jehovah dit in Zijn Woord heeft verklaard. Hij is niet als mensen, die in gebreke blijven hun woord te houden, maar heeft er altijd blijk van gegeven loyaal te zijn jegens zijn vrienden. Paulus geloofde dat, en zijn vertrouwen in God en de beloofde toekomst, was niet misplaatst. Als hij thans op aarde zou zijn, zou hij vol verlangen naar de vervulling van Gods beloften uitzien. Wij dienen dit eveneens te doen.

10. (a) Ondersteunt Psalm 91 de gedachte van individuele bescherming gedurende de „grote verdrukking”? (b) Wat voor soort van bescherming zal God verschaffen?

10 Moeten wij bovendien verwachten dat omdat Jehovah aan onze zijde is, hij op wonderbare wijze tussenbeide zal komen om een ieder van ons gedurende de „grote verdrukking” persoonlijk voor de dood of letsel te behoeden? Sommigen hebben ter ondersteuning van deze zienswijze ten onrechte zowel Psalm 91:7-12 als Spreuken 3:25, 26 aangehaald. De psalm luidt: „Duizend zullen er zelfs aan uw zijde vallen en tienduizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken.”a Opdat wij niet meer in deze tekst zullen lezen dan erin wordt verklaard, moeten wij onszelf afvragen of Mozes hier over de komende „grote verdrukking” spreekt en verklaart dat individuele dienstknechten van God dan een algemene bescherming zullen ontvangen. Dit kan bezwaarlijk het geval zijn wanneer wij in gedachten houden dat Paulus eeuwen later aantoonde dat toegewijde volgelingen van Jehovah tot op zijn tijd spot, geselingen, gevangenschap, verdrukkingen en vele andere vervolgingen, ja, zelfs een gewelddadige dood, hadden ondergaan. Wij kunnen er echter zeker van zijn dat Jehovah hen er als groep voor zal behoeden gedurende de „grote verdrukking” door hun vijanden uitgeroeid te worden, terwijl bovendien Hijzelf hen niet zal aanraken wanneer hij zijn ongunstige oordelen voltrekt. — Hebr. 11:36-38.

11. (a) Bewijst Spreuken 3:25, 26 dat geen enkele loyale volgeling van God zal worden ontvoerd of gearresteerd? (b) Welke voorbeelden hebben wij in dit opzicht?

11 Geeft Salomo, de schrijver van de hiervoor aangehaalde spreuk, ons reden te verwachten dat God ons tegen elk lichamelijk letsel zal beschermen? Hij zei: „Gij zult niet bevreesd behoeven te zijn voor enige plotselinge verschrikking, noch voor het onweer over de goddelozen, omdat het komt. Want Jehovah zelf zal inderdaad uw vertrouwen blijken te zijn, en hij zal stellig uw voet behoeden, zodat hij niet gegrepen wordt.” Schijnt dit er niet op te duiden dat Jehovah God niet zal toelaten dat zijn loyale volgelingen gedurende de „grote verdrukking” worden ontvoerd of gearresteerd? Wij moeten niet vergeten dat Salomo hetgeen hij schreef, niet optekende met ons, van deze tijd, in gedachten, maar meer in het bijzonder ten behoeve van degenen die onder het bestuur van zijn koninkrijk leefden (Spr. 1:1-4; 3:25, 26). Wanneer wij zijn woorden op die wijze beschouwen, beseffen wij dat hij de Israëlieten raad gaf die hen zou helpen een rechtschapen leven te leiden en hen in hun dagelijkse leven tot voordeel zou strekken. Op deze wijze zouden zij ervoor behoed worden „gegrepen” te worden. Waardoor gegrepen? Wel, bijvoorbeeld door de verlokkingen van een prostituée die op de straten rondwandelt op zoek naar een slachtoffer (Spr. 5:3-14). Wij beseffen dat zijn woorden ook voor ons uitstekende raad bevatten. Ze vormen echter geen verzekering dat wij niet gearresteerd zullen worden, evenmin als de getrouwe Jeremia in Jeruzalems „tijd van het einde” immuun was voor arrestatie (Jer. 37:15, 21). Ook kunnen wij niet verwachten dat sommigen gedurende de „grote verdrukking” misschien niet hun leven zullen moeten verliezen omdat zij loyaal aan hun christelijke rechtschapenheid vasthouden, evenals de apostel Jakobus zijn leven verloor (Hand. 12:1, 2). Toch genieten wij goddelijke bescherming. Hoe dan wel?

12. (a) Hoe weten wij dat wij als klasse beschermd worden? (b) Zal Jehovah degenen vergeten die, hoewel zij getrouw zijn, sterven? Welke voorziening heeft hij getroffen?

12 Er zijn bewijzen voorhanden dat God ons thans als klasse beschermt. Indien dit niet het geval was geweest, zouden wij bijvoorbeeld al lang geleden door Satan van de oppervlakte der aarde zijn weggevaagd. Individueel kunnen sommigen gedurende de „grote verdrukking” echter wegens ouderdom en ziekte sterven of, zoals onze broeders in Malawi, als gevolg van vervolging omkomen. Kunnen wij, ondanks zulke mogelijkheden, de toekomst toch nog met vertrouwen tegemoet zien? Zeer zeker! Jezus verklaarde dat de doden zijn stem zullen horen en in een opstanding te voorschijn zullen komen (Joh. 5:25-29). Dit doet derhalve de gevolgen van de dood teniet of heft deze op. Neen, de bijbel belooft ons niet dat Satan er gedurende de komende „verdrukking” van zal afzien een ieder van ons te beproeven, maar vertroost het ons niet te weten dat Jehovah God ons niet zal vergeten als wij wegens de getrouwe dienst die wij dan voor hem verrichten, de dood vinden?

13. (a) Als Babylon de Grote vernietigd wordt, zal Gods volk als een geheel dan eveneens vernietigd worden? (b) Welke reactie ontlokt dit van de zijde van Gods dienstknechten?

13 De bescherming die wij als groep ontvangen, zal door de vernietiging van Babylon de Grote en de oorlog te Har–mágedon heen tot in de Nieuwe Ordening voortduren. Wat zal ons vertrouwen in Jehovah God als de vervuller van zijn beloften worden gesterkt wanneer Babylon machteloos is geworden en haar vermogen om de wereldaangelegenheden te besturen tot niets is gereduceerd! — Geen wonder dat Gods dienstknechten wordt opgedragen zich over haar omverwerping te verheugen en de luide oproep wordt gedaan: „Wees vrolijk over haar, o hemel, ook gij heiligen en gij apostelen en gij profeten, want God heeft voor u op gerechtelijke wijze straf van haar geëist!” (Openb. 18:20) Zij kunnen er dus vol vertrouwen op rekenen dat zij gedurende Gods terechtstelling van de goddelozen bescherming zullen ontvangen en dat zij zijn nieuwe ordening van rechtvaardigheid binnengeleid zullen worden. — Matth. 25:46.

ONS THANS VORMEN NAAR TOESTANDEN DIE IN DE NIEUWE ORDENING ZULLEN BESTAAN

14. Wat kan er gebeuren in het geval van degenen die in gebreke blijven noodzakelijke veranderingen aan te brengen ten einde zich thans te vormen naar rechtvaardige maatstaven?

14 Willen wij de toekomst met vertrouwen tegemoet zien, dan moeten wij er ook thans reeds mee beginnen ons leven en onze gedachten te vormen naar de maatstaven die Jehovah God ons door middel van zijn Woord en organisatie openbaart. Het is inderdaad moeilijk lang verschanste slechte gewoonten en houdingen te corrigeren, maar wij moeten ons niet excuseren door te zeggen: ’Welnu, ik zal met het veranderen van mijn handelwijze wachten totdat de nieuwe ordening komt. Dan zal het gemakkelijker gaan.’ Zulk een opzettelijke veronachtzaming van Gods voornemen zou een zonde in zijn ogen kunnen vormen en zou ertoe kunnen leiden dat wij ons recht om zijn nieuwe ordening binnen te gaan, geheel en al verbeuren. — Jak. 4:17.

15. (a) Vormen leerstellige en profetische inzichten de enige gebieden waarop wij veranderingen moeten aanbrengen? (b) Welke hulp wordt ons geschonken om veranderingen aan te brengen in onze denk- en handelwijze?

15 Zulke veranderingen zijn niet noodzakelijkerwijs beperkt tot een louter verstandelijke instemming met leerstellige of profetische inzichten zoals die door de ’getrouwe slaaf’ duidelijk worden gemaakt. Er kan een verandering van hart nodig zijn, zodat het in ons geval bijvoorbeeld nodig is vooroordelen af te leggen of houdingen uit te bannen die ons erin belemmeren alle mensen ongeacht hun ras of maatschappelijke positie lief te hebben (Hand. 10:34). Of misschien moet de een of andere oude-wereldgewoonte die als weerzinwekkend in de ogen van God aan de kaak is gesteld, gecorrigeerd worden. In zijn grenzeloze liefde voor ons heeft Jehovah God ons bekwame opzieners in de gemeente gegeven om ons te helpen deze noodzakelijke veranderingen aan te brengen. Wij worden ertoe aangemoedigd hun hulp bereidwillig te aanvaarden, want Paulus schreef aan de Thessalonicenzen „achting te hebben voor hen die onder u hard werken en de leiding over u hebben in de Heer en u vermanen, en hun om hun werk meer dan buitengewone achting in liefde te betonen” (1 Thess. 5:12, 13). Wanneer wij positief op hun attente leiding reageren, zal dit niet alleen hun werk gemakkelijker maken, maar zal dit ook tot gevolg hebben dat ons leven op dusdanige wijze wordt gevormd dat het in harmonie is met Gods regeling voor het leven in de nieuwe ordening, terwijl wij de toekomst dan vurig verwachten, aangezien wij de superieure wijze waarop Jehovah met Zijn volk handelt, erkennen.

16. Welke houding dienen wij ten aanzien van werktoewijzingen ten toon te spreiden, zoals door het voorbeeld van Jesaja en Christus Jezus wordt getoond?

16 Ook bestaat er geen twijfel over dat er in de Nieuwe Ordening op allerlei gebied voldoende werk zal zijn dat gedaan moet worden. Zullen wij een bereidwillige houding hebben om te dienen en te werken, wàt ons ook wordt opgedragen te doen? Gods dienstknechten in het verleden gaven van zulk een bereidwilligheid blijk, ongeacht of de verantwoordelijkheid die hun werd geschonken nu groot of klein was. Jesaja stemde er verlangend in toe het moeilijke werk van een profeet te aanvaarden, met de woorden: „Hier ben ik! Zend mij” (Jes. 6:8). Hoewel Jezus door zijn discipelen als „Heer” werd erkend, toonde hij zijn bereidheid om zelfs in de positie van een slaaf dienst te verrichten, door hun voeten te wassen (Joh. 13:3-17). Wat heeft hij ons een schitterend voorbeeld gegeven!

17. Wat zal er van onze zijde nodig zijn om toewijzingen te vervullen die ons niet zo liggen? Welke andere wijzigingen zullen wij misschien moeten aanbrengen?

17 Het is waar dat wij de werktoewijzing die ons wordt gegeven misschien niet zelf zouden hebben gekozen. Misschien vinden wij het niet prettig, althans niet in het begin, dat wij zo hard moeten werken om de aarde in een paradijstoestand te brengen. Wij zullen ook onzelfzuchtig moeten zijn, aangezien veel van onze krachtsinspanningen niet op onze persoonlijke belangen gericht zullen zijn maar op de voorbereiding op en de zorg voor een grote menigte van uit de doden opgewekte personen die in de meeste gevallen geen kennis zullen hebben van Jehovah God. Kunt u zich voorstellen welk een enorm werk erbij betrokken is om de geest en het hart van deze mensen aan de denkwijze van de nieuwe ordening aan te passen? Het zal mensen met een luie neiging dan niet goed vergaan, want de spreuk waarschuwt: „Het is de sterke begeerte van de luiaard die hem ter dood zal brengen, want zijn handen hebben geweigerd te werken” (Spr. 21:25). Het kan dus noodzakelijk zijn dat wij onze denkwijze met betrekking tot onze houding ten aanzien van het werk dat Jehovah ons nu en in de toekomst te doen geeft, thans veranderen. Aldus kunnen wij de toekomst met vreugde tegemoet zien.

18, 19. (a) Welke mogelijkheid bestaat er met betrekking tot de plaats waar wij op de paradijsaarde zullen leven? (b) Hoe dienen wij de aan ons toegewezen plaats in de Nieuwe Ordening te bezien, en waarom zullen wij daar niet aan onszelf overgelaten worden?

18 Wat de plaats betreft waar wij in het toekomstige paradijs zullen leven, het is heel goed mogelijk dat ons een plaats toegewezen zal worden in plaats dat het aan ons wordt overgelaten deze zelf te kiezen. Hoe goed wij ons aan zo’n regeling aanpassen, kan te kennen worden gegeven door de wijze waarop wij in deze tijd bereid zijn naar de gemeente of boekstudie te gaan die men ons vraagt bij te wonen. Indien wij ons aan de ons toegewezen plaats in de Nieuwe Ordening aanpassen, zullen wij ons er spoedig „thuis” voelen en zullen wij leren van dat plekje te houden. Zelfs thans gaan zendelingen hun predikingstoewijzing zo bezien.

19 Het is ook vertroostend te weten dat Jehovah God ervoor zal zorgen dat er „vorsten” worden uitgekozen om ons te dienen en te leiden. Wederom bewijst hij dat hij onze werkelijke noden begrijpt en weet wat het beste voor ons is, hetgeen nog een reden voor vertrouwen is, omdat wij weten dat wij niet aan onszelf overgelaten zullen worden maar getrouwe, op de proef gestelde mannen zullen hebben die onze belangen zullen behartigen.

OPWINDENDE VOORUITZICHTEN VOOR DE TOEKOMST

20, 21. (a) Waarom is het niet nodig bespiegelingen te houden over de toekomst? (b) Wat zijn enkele van de opwindende dingen die de bijbel ons wèl over de toekomst meedeelt?

20 Wanneer wij naar de toekomst kijken, staan ons vele uitnodigende vooruitzichten te wachten. Het is dus niet nodig bespiegelingen te houden over details die niet door de Schrift worden verschaft, maar daarentegen moeten wij bereidwillig op Jehovah wachten in plaats dat wij over zulke dingen gaan piekeren of ons er zorgen over gaan maken. Waarom zouden wij bespiegelingen houden over de vraag wie er opgewekt zullen worden, hoe er voor kinderen gezorgd zal worden, wat voor soort van huizen er gebouwd zullen worden, of wij machines zullen gebruiken en soortgelijke zaken? Als wij deze dingen werkelijk zouden moeten weten, zou Jehovah het antwoord op deze vragen hebben verschaft.

21 Hoeveel beter is het om in plaats van bespiegelingen te houden over wat onbekend is, ons te concentreren op de opwindende dingen die de bijbel wel zegt. De belangrijkste hoop is wel het vooruitzicht van leven met de goedkeuring van God. De bijbel schildert een beeld af van een aarde die wemelt van leven. Wat zal het een vreugde zijn de doden te verwelkomen als zij terugkomen! Wat zullen er een tranen van geluk vloeien als geliefden weer met elkaar verbonden worden! En stelt u zich eens voor hoe geweldig het zal zijn persoonlijk de getrouwe dienstknechten van God te ontmoeten die in de bijbel worden genoemd! Wat zal het bovendien opwindend zijn te zien dat ons lichaam ’tot de dagen van onze jeugdige kracht’ terugkeert! (Job 33:25) Wat zal het aangenaam zijn in een paradijs te leven met volmaakt voedsel, voldoening schenkend werk, metgezellen met wie wij heel graag omgaan en bovenal volledige vrijheid om onze God, Jehovah, te aanbidden!

22. Welke verzekering hebben wij dat wij de toekomst met vertrouwen tegemoet kunnen zien?

22 Kunnen wij er werkelijk zeker van zijn dat de toekomst er zo zal uitzien? Inderdaad, want Jehovah God heeft het beloofd. Hij zal niet in gebreke blijven dit te laten gebeuren, aangezien „God onmogelijk kan liegen” (Hebr. 6:18). Verlangend en met het volste vertrouwen in Degene die de toekomst vormt, zien wij dus uit naar de gebeurtenissen die voor ons liggen!

[Voetnoten]

a Zie De Wachttoren van 15 maart 1975, blz. 174, 175.

[Illustratie op blz. 562]

In tegenstelling tot de wankelmoedigen, kwamen Jozua en Kaleb met een goed bericht terug, in het volle vertrouwen dat Jehovah hun het Beloofde Land zou geven

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen