Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w79 1/8 blz. 28-31
  • ’U moet de zwakken bijstaan’

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • ’U moet de zwakken bijstaan’
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • VERKEERDE ZIENSWIJZEN TEN AANZIEN VAN ZWAKKE PERSONEN VERHINDEREN DAT ZIJ GEHOLPEN WORDEN
  • HOE KUNNEN WIJ DE ZWAKKEN HELPEN?
  • IEDEREEN DIE MET DE CHRISTELIJKE GEMEENTE IS VERBONDEN, IS KOSTBAAR
  • ’Sta de zwakken bij’
    Zing lofzangen voor Jehovah
  • Sta de zwakken bij
    Zing voor Jehovah
  • ’Heb liefde onder elkaar’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2003
  • Ondersteun de zwakken
    Zing met vreugde voor Jehovah
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
w79 1/8 blz. 28-31

’U moet de zwakken bijstaan’

„OVERLEVING van de geschiktsten” — de sterken leven ten koste van de zwakken. Koud en wreed? „Neen, in werkelijkheid goed en nuttig”, zeggen voorstanders van de evolutietheorie, want zij beweren dat dit verbetering brengt. Maar zelfs velen van deze personen waren hevig ontzet toen zij hoorden van de pogingen van de nazi’s van het Derde Rijk om deze „wet” toe te passen op medemensen die zij als zwak en ongewenst beschouwden.

Is zulk een afschuwelijke demonstratie noodzakelijk om iemand ervan te overtuigen dat men de zwakken met vriendelijkheid moet bezien en dat zij niet onderdrukt of verdelgd dienen te worden? Niet voor personen die oprechte achting voor de bijbel hebben, want Gods Woord is veel meer dan alleen maar passief of verdraagzaam ten aanzien van de zwakken. Het is vol gevoel voor hen. Het bevat instructies dat zij bijgestaan, geholpen en ondersteund moeten worden (Hand. 20:35; 1 Thess. 5:14). Maar staan ook andere autoriteiten en instanties geen mededogen jegens de zwakken voor? Ja, maar de bijbel is uniek doordat hij kan bewerkstelligen dat men aandacht blijft schenken aan de behoeften van de zwakken.

Het vermogen van de bijbel mensen ertoe te bewegen de zwakken bij te staan, hangt nauw samen met zijn macht ware liefde, nederigheid en geloof voort te brengen. Iemand zal deze hoedanigheden moeten bezitten, wil hij de zwakken kunnen blijven helpen, want in tegenstelling tot de sterken kunnen de zwakken de ander vaak niet voor zijn hulp belonen of het hem terugbetalen (Luk. 14:12-14). Bovendien overtuigt de bijbel zijn lezers ervan dat het bijstaan van de zwakken God en Christus niet alleen behaagt, maar een vereiste vormt om hun gunst te verkrijgen. Wij hebben in onze onvolmaaktheid allen zwakheden waarvoor wij de hulp van God en Christus behoeven (Hebr. 4:15, 16). Zouden wij er zeker van kunnen zijn dat zij ons met onze zwakheden helpen als wij niet bereid zijn anderen met hun zwakheden te helpen? — Vergelijk Matthéüs 6:14, 15.

VERKEERDE ZIENSWIJZEN TEN AANZIEN VAN ZWAKKE PERSONEN VERHINDEREN DAT ZIJ GEHOLPEN WORDEN

Het bijstaan van de zwakken ondervindt grote hinder wanneer de sterke zich meer bewust wordt van de zwakheid van een ander dan van zijn eigen zwakheid. Bovendien kan de zwakheid van een ander iemands geest zo beheersen, dat er een heel negatief beeld van de zwakke persoon ontstaat. Het gevolg is dat de zwakke niet wordt geholpen en de sterke zich misschien gerechtvaardigd voelt geen hulp te verlenen. De Schrift brengt iemand echter tot het besef dat heel wat ongewenste omstandigheden in het leven van mensen vaak toe te schrijven zullen zijn aan een bepaalde zwakheid, maar dat veeleer hulp nodig is en geen afkeuring.

Een voorbeeld is de aandacht die de Schrift aan de armen schenkt. Men zou een nogal objectief standpunt kunnen innemen en kunnen denken dat mensen over het algemeen arm zijn omdat zij geen goed oordeel gebruiken en hier de onvermijdelijke vruchten van plukken. Iemand met mededogen zal echter van mening zijn dat de arme zijn hulp waard is, ondanks het feit dat gebrek aan goed oordeel, of een andere zwakheid, misschien een rol gespeeld heeft. Gods wet aan Israël was specifiek in deze kwestie: „En ingeval uw broeder in uw nabijheid verarmt en hij daarom financieel zwak is, dan moet gij hem ondersteunen. . . . Ik ben Jehovah, uw God, die u uit het land Egypte heb geleid om u het land Kanaän te geven, om mij uw God te betonen.” „Gij [moogt] uw hart niet verharden, noch uw hand voor uw arme broeder gesloten houden.” — Lev. 25:35-38; Deut. 15:7.

De Israëlieten zouden nooit uit zichzelf uit Egypte gevlucht kunnen zijn en Kanaän in bezit hebben kunnen nemen. Zij waren te zwak en hadden Jehovah’s hulp nodig. Hoe ongepast zou het dus zijn wanneer een Israëliet die wat materiële middelen had verworven, zijn financieel zwakke broeder niet zou willen helpen en aldus in gebreke zou blijven zijn God na te bootsen! Hij zou er verstandig aan doen God te vrezen, wetend hoe Jehovah op de handelwijze die hij ten aanzien van de zwakke volgde, zou reageren: Als hij een vrekkige handelwijze zou volgen, zou het zonde van zijn zijde worden. Was iemands oog echter edelmoedig, dan zou Jehovah God hem zegenen in al zijn werk en in alles wat hij ondernam. — Deut. 15:8-11.

In de vroege christelijke gemeente omvatten degenen die hulp van anderen nodig hadden veel meer dan alleen maar de materieel armen. Toen Paulus aan de gemeente Thessaloníka schreef, legde hij alle broeders, niet slechts de ouderlingen, de verantwoordelijkheid op actief op een verscheidenheid van noden te reageren: „Wij [vermanen] u, broeders, wijst de wanordelijken terecht, spreekt bemoedigend tot de terneergeslagen zielen, ondersteunt de zwakken, weest lankmoedig jegens allen” (1 Thess. 5:14). In andere brieven bespreekt Paulus uitgebreid de toestand van degenen die zwak in hun geweten waren. Ook aan hen moest gedacht worden. (Romeinen hoofdstuk 14; 1 Korinthiërs hoofdstuk 8.) Ja, onder vroege christenen waren personen met een grote verscheidenheid van zwakheden — maar allen moesten begrepen en geholpen worden.

Het is voor een krachtige persoon moeilijk te verdragen als er op hem wordt neergezien of als hij misschien wordt gemeden. Voor een zwakke persoon die deze dingen ondervindt, is dit daarom nog veel moeilijker! Hoewel David over het algemeen niet als zwak beschouwd wordt, onderging hij net zo’n moeilijke periode in zijn leven: „Betoon mij gunst, o Jehovah, want ik verkeer erg in benauwdheid. Van kommer is mijn oog zwak geworden, mijn ziel en mijn buik. . . . Wegens mijn dwaling is mijn kracht gestruikeld, en zelfs mijn beenderen zijn zwak geworden. Bezien vanuit het standpunt van allen die blijk geven van vijandschap jegens mij, ben ik tot een smaad geworden, en voor mijn buren in hoge mate, en een schrik voor mijn bekenden. Wanneer zij mij buiten zagen, zijn zij van mij weggevlucht. Als iemand die dood is en niet in het hart, ben ik vergeten; . . . Maar ik — op u heb ik mijn vertrouwen gesteld, o Jehovah. Ik heb gezegd: ’Gij zijt mijn God.’ Mijn tijden zijn in uw hand” (Ps. 31:9-15). In plaats van te zien dat zijn broeders hem te hulp kwamen, zag hij dat zij hem meden. David voelde zich alleen door God bijgestaan.

Wat zou de reden kunnen zijn dat iemand die zwak is, op deze wijze wordt behandeld? Eén reden zou kunnen zijn dat wij ons in ons oordeel over iemand laten beïnvloeden door de negatieve zienswijze die een ander ten aanzien van hem heeft. Zwakheid met slechtheid verwarren, zou een andere oorzaak kunnen zijn. De Farizeeën schijnen in deze beide opzichten gedwaald te hebben. In antwoord op hun gemurmureer tegen Jezus omdat hij tijd doorbracht met personen die zij niet alleen als zwak maar ook als zondig beschouwden, zei hij: „De gezonden [sterken] hebben geen geneesheer nodig, maar zij die iets mankeren, wel. Gaat dan heen en leert wat het zeggen wil: ’Ik wil barmhartigheid en geen slachtoffer.’ Want ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.” — Matth. 9:12, 13; Mark. 2:17.

Zelfs indien uitsluiting overwogen moet worden, moet de volgende vraag worden beantwoord: Is deze persoon werkelijk slecht of alleen maar zwak? Als het een kwestie van zwakheid is, zal zo iemand misschien gunstig reageren op geduldig getoonde, oprechte, liefdevolle hulp. Tot in welke mate is aan de dwalende hulp verleend? Zou er meer tijd en moeite aan besteed kunnen worden om zijn hart te bereiken ten einde hem aan te moedigen zijn gedrag te wijzigen?

Hoewel de belangen van de persoon in aanmerking genomen moeten worden, zijn ook de uitwerking van zijn daden op de gemeente en de rechtvaardige positie van de gemeente voor het aangezicht van God belangrijk. Indien ouderlingen in gebreke blijven slechtheid uit de gemeente te verwijderen, heeft dit schadelijke gevolgen (1 Kor. 5:6-13). Men zou echter haastig, liefdeloos en zonder onderscheidingsvermogen kunnen handelen. Indien, als gevolg daarvan, schade wordt toegebracht aan iemand die heeft gezondigd doordat hij zwak — niet slecht — is, schaadt dit ook de gemeente en heeft dit een nadelige invloed op haar rechtvaardige positie voor het aangezicht van God.

De juiste gedragslijn volgen ten aanzien van degenen die een misstap begaan, vereist inzicht. Maar als een christen zich in dit opzicht inspant, zal hij niet alleen beter kunnen herkennen wat werkelijke zwakheid is, maar zal hij ook weten welke hulp, raad of procedure op het moment het noodzakelijkst is (Hebr. 5:14). Indien hij in zijn pogingen om het probleem aan te pakken een fout begaat, moge het dan nimmer zijn omdat hij in gebreke blijft vriendelijkheid en barmhartigheid te betonen. — Ps. 25:6, 7; 51:1; Jak. 2:13; Jud. 22, 23.

Wanneer jonge mensen of anderen dus een slecht oordeel gebruiken (hetgeen op een aantal terreinen kan gebeuren), wat is dan onze reactie? Hoe goed is het als wij ons ervan weerhouden hen onmiddellijk te veroordelen en er in plaats daarvan over nadenken wat wij zouden kunnen doen om hen te helpen! Als iemand in de gemeente een ernstige fout begaat, spannen wij ons dan dubbel in ten behoeve van die persoon? Hoeveel nuttiger is dit dan zijn fout tot een onderwerp van gesprek met andere broeders te maken. En indien het gesprek zich misschien op de zwakheid van een ander richt, hoe attent is het dan als er moeite wordt gedaan het gesprek een andere wending te geven, misschien door te spreken over de wijze waarop hulp kan worden verleend in de kwestie. „Wie de overtreding bedekt, zoekt liefde, en hij die over een zaak blijft praten, scheidt hen die vertrouwelijk met elkaar omgaan”, zegt de geïnspireerde spreuk. — Spr. 17:9; 11:13.

HOE KUNNEN WIJ DE ZWAKKEN HELPEN?

Om de zwakken te kunnen helpen, moeten wij in de allereerste plaats een behulpzame geest aan de dag leggen en de zwakken niet op een kleinerende wijze bezien. Vervolgens moeten wij vaststellen welk probleem aan de zwakheid ten grondslag ligt: Is het eenzaamheid, gebrek aan begrip of erg weinig liefde thuis? Zou het economische spanning of persoonlijke teleurstelling, een zwakke gezondheid of een gevoel van nutteloosheid wegens ouderdom kunnen zijn? Dit zijn slechts enkele van de mogelijke problemen waardoor de krachten van de zwakke zouden kunnen wegebben. In elk geval is ook een groter begrip van de Schrift en van Gods liefde nodig. Wanneer wij zorgvuldig over de levensomstandigheden van de persoon nadenken en hem bovendien een oprecht gemeend, hartelijk bezoek brengen, zou dit ertoe kunnen bijdragen vast te stellen wat aan de moeilijkheid ten grondslag ligt.

Degenen die de zwakken werkelijk graag willen helpen, hebben als leidraad het voorbeeld van de apostel Paulus. Hij zei: „Wie is er zwak en ik ben niet zwak?” (2 Kor. 11:29) Paulus voelde met iedereen mee. Hij voelde wat anderen voelden en was geroerd door hun droefheid. Tot in welke mate? Te oordelen naar zijn raad in Handelingen 20:35, ging zijn mededogen beslist verder dan vriendelijke woorden: „Door aldus te arbeiden [moet gij] de zwakken . . . bijstaan.” Hij reageerde op de zwakken in de geest van de latere aansporing van de apostel Johannes: „Laten wij liefhebben, niet met het woord noch met de tong, maar met de daad en in waarheid.” — 1 Joh. 3:18.

Hoewel de Schrift krachtig aanmoedigt de zwakken bij te staan, wordt er niet in details in beschreven wat iemand ten behoeve van hen dient te doen. Waarom niet? Dit komt ongetwijfeld omdat, hoe uitgebreid zulke instructies ook zouden zijn geweest, nooit alle omstandigheden besproken hadden kunnen worden. Maar de bijbel geeft duidelijk te kennen dat wij oprechte, meevoelende deernis met de zwakken moeten hebben. Wij moeten aandacht schenken aan hun behoeften. Deze raad, hoewel eenvoudig en algemeen, werpt bij rechtgeaarde christenen specifieke resultaten af.

IEDEREEN DIE MET DE CHRISTELIJKE GEMEENTE IS VERBONDEN, IS KOSTBAAR

Allen in de gemeente zullen bij het nakomen van hun verantwoordelijkheid de zwakken bij te staan, worden geholpen als zij tot het besef komen dat ieder lid van de gemeente kostbaar is. Maar als een lid zwak is en geholpen moet worden, welke positieve waarde heeft hij dan? Is hij niet veeleer een last voor de gemeente? Paulus bezag het niet zo: „Het is . . . veeleer zo dat de leden van het lichaam die zwakker schijnen te zijn, noodzakelijk zijn, . . . God heeft . . . het lichaam zo samengesteld dat hij overvloediger eer gaf aan het deel dat te kort kwam, zodat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden ervan dezelfde zorg voor elkaar zouden hebben” (1 Kor. 12:22-25). Een gemeente die elk lid waardeert en zijn deelname aan christelijke activiteiten binnen het raamwerk van zijn beperkingen op prijs stelt, is een hartelijke, gelukkige gemeente, vol leven en energie.

Wie kan zeggen waartoe een poging die in het werk wordt gesteld om de zwakken te helpen, zal leiden? „Zaai in de morgen uw zaad en laat tot de avond uw hand niet rusten; want gij weet niet waar dit succes zal hebben, hetzij hier of daar, of dat beide even goed zullen zijn” (Pred. 11:6). Wij kunnen vooral verzekerd zijn van Gods hulp als wij anderen geestelijk bijstaan. Hoevelen die thans Jehovah voortreffelijk dienen, hebben niet gedurende een lange periode geestelijke hulp ontvangen toen zij zwak waren!

Iemand die zwak is, kan niet snel sterk worden. Evenals herstel van lichamelijke zwakheid langzaam kan zijn, zullen ook enkelen lange tijd nodig hebben om geestelijk sterk te worden. Oefenen wij echter geduld met de zwakken? Houden wij evenveel van hen als waren zij sterk? Welk een zegeningen vallen allen ten deel als deze liefde wordt betoond! De zwakkere broeder heeft de zegen dat er voor hem wordt gezorgd en dat hij in zijn moeilijkheden wordt ondersteund. De sterkere beseft de grotere zegen die alleen geven kan schenken. De gemeente als geheel ondervindt een immer groeiende hartelijkheid naarmate elk lid afhankelijk is van en belangstelling heeft voor anderen. God en Christus ontvangen eer, aangezien hun eigen onvergelijkelijke hulp van de zwakken wordt weerspiegeld in hun aardse dienstknechten.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen