Een reine taal tot de volkeren richten
„Gewisselijk, dan zal Ik tot de volken een reine spraak wenden [taal richten]; opdat zij allen den Naam des HEREN [Jehova’s] aanroepen, opdat zij Hem dienen met een eenparigen schouder.” — Zef. 3:9, AS.
1. Wat richt Jehova tot de volkeren? Met welk gevolg?
JEHOVA Gods taal is even rein als waarheid. Ze is de enige reine taal. Het is thans de tijd deze taal te spreken. Zijn taal is, wanneer ze door de volkeren van welke nationaliteit dan ook wordt beheerst, een machtige eenheidbrengende kracht te midden van een verdeelde, door oorlog bedreigde wereld. Deze taal ruimt religieuze dwaling en valse aanbidding uit de weg en verenigt alle mensen die de taal spreken, in een reine aanbidding van de levende en waarachtige God. In een tijdperk waarin de 2796 geregistreerde talen en dialecten van de wereld voor de mensen een grote hinderpaal vormen voor het begrijpen van elkaar en waarin honderden religieuze sekten de mensheid in verwarring brengen en bevooroordeeld maken ten aanzien van de belangrijke aangelegenheid der aanbidding, richt Jehova God een „reine taal” tot de vele volkeren van tegenwoordig. Dit geschiedt als een vervulling van zijn profetie uit de oudheid, die door een van zijn getuigen, Zefanja, werd uitgesproken: „Want dan zal ik de taal der volkeren in een gereinigde taal veranderen; zodat zij allen de naam des HEREN [Jehova’s, AS] kunnen aanroepen, en hem eenparig dienen.” — Zef. 3:9, AV.
2. Waarom thans deze taal leren, Gods naam aanroepen en hem dienen?
2 Vele mensen zullen vragen: „Waarom dien ik deze taal te leren ten einde de naam van Jehova aan te roepen en hem te dienen?” Het antwoord is: Omdat onze ontkoming aan vernietiging, van onze reine aanbidding en dienst van de Allerhoogste God afhangt. Het is het eerste vereiste voor onze redding. Wanneer wij over vernietiging spreken, bedoelen wij niet slechts een vernietiging van afzonderlijke personen, maar een vernietiging van natiën, alle natiën dezer wereld. Bedoelen wij een wereldvernietiging? Ja! en dit niet met de atoom- en waterstofbom en de chemische en bacillenoorlog in gedachten, maar met de uitvoering van Gods voornemen in gedachten: „Maar wacht Mij nu af: is de godsspraak van Jahweh: op de Dag, dat Ik Mij als getuige verhef! Want Ik heb besloten, de volkeren te verzamelen, en koninkrijken op te roepen, om mijn woedende, ziedende toorn over hen uit te storten: en door het vuur van mijn nijd wordt de hele aarde verteerd!” — Zef. 3:8, PC, KB, LV.
3. Hoe verzamelt God thans volkeren en koninkrijken? Waarom is het een barmhartigheid die juist op het geschikte moment komt, dat hij thans een reine taal tot de volkeren richt?
3 Ofschoon die godsspraak van Jehova zes en twintig eeuwen geleden werd geuit, werd ze vooral voor onze kritieke dag uitgesproken. Het Jeruzalem uit de oudheid, tot hetwelk deze godsspraak het eerst rechtstreeks werd gericht, was slechts het prototype of de voorafbeelding van de tegenwoordige Christenheid, die beweert dat ze zich aan de Heilige Schrift houdt. Onze dag, sedert 1914 n. Chr. en zijn eerste wereldoorlog, is de dag waarin de volkeren worden verzameld en de koninkrijken worden opgeroepen. Dit geschiedt echter niet door de communicatiemiddelen die de mens heeft uitgevonden. Neen, het geschiedt door het grote getuigenis waartoe Jehova de stoot heeft gegeven en waardoor hij ze alle tezamen onder zijn aandacht heeft gebracht en ze er toe heeft aangezet, zich in een verenigde tegenstand tegen zijn voornemen met elkaar te verbinden. Net op het goede ogenblik richt hij barmhartig de reine taal tot de volkeren. Met deze taal kunnen alle mensen die leven in een nieuwe wereld zoeken, zijn naam uitbazuinen en zich in zijn dienst verenigen, voordat deze aardse internationale organisatie door de vurige uitdrukking van zijn toorn in de krijg van Armageddon, wordt verteerd. In geen van de oorlogen der Christenheid die sedert de dagen van de Romeinse keizer Constantijn zijn gevoerd, heeft Jehova God ooit voor een der strijdende partijen gestreden of deze geholpen. Maar in de krijg van Armageddon, die hij heeft voorzegd, zal hij wel strijden en alle bommen van verdeeldheid en samensmelting der Christenheid ver overtreffen en hij zal winnen! Gelukkig zijn de mensen die zijn taal zijn gaan spreken, zijn naam hebben aangeroepen en zich in aanbidding van hem hebben verenigd, want Jehova zal hen gedurende de hitte van die wereldramp behoeden. Hij zal hen veilig in de nieuwe wereld brengen waar alleen de reine taal op iedere lip zal zijn. — Openb. 16:13-16; Zef. 2:1-3.
HET LEERBOEK DER TAAL
4. Wie spreken tegenwoordig deze taal? Waar is het leerboek er voor?
4 Tegenwoordig wordt deze „reine taal”, zover onze berichten aantonen, in meer dan honderd natiën gesproken. Ongeacht hun nationale taal of moedertaal spreken thans honderdduizenden in eenheid als één volk deze „gereinigde taal” en de natiën horen hen deze taal spreken. Natuurlijk valt dit bij de natiën, met hun nationale en religieuze overleveringen, niet in de smaak. Maar zij kunnen het evenmin verhinderen als zij de Almachtige Jehova kunnen verhinderen, thans, nu zijn vastgestelde tijd er voor is aangebroken, de „reine taal” tot de volkeren te richten. Gij zult nu vragen: „Wat is deze taal en waar is het leerboek er van?” Het antwoord hierop is zonneklaar. Daar de Here Jehova de reine taal tot de volkeren richt, moeten wij ons tot zijn geschreven Woord, de Bijbel, wenden, want hij wil dat wij dat Woord spreken.
5. Wat is de taal waarin dit leerboek onderricht geeft?
5 De Bijbel is het leerboek waardoor onderricht wordt gegeven in deze taal van de rechtvaardige nieuwe wereld. Hiermede bedoelen wij niet het Hebreeuws, Aramees en Grieks, waarin de geïnspireerde Geschriften oorspronkelijk werden geschreven. Evenmin bedoelen wij slechts de geschreven woorden van de Schrift, die iemand van buiten kan leren en kan aanhalen zonder de juiste betekenis te begrijpen van hetgeen hij aanhaalt. Wij bedoelen de reine boodschap van Gods geschreven Woord, die alleen hij, als de Auteur er van, door zijn geest kan duidelijk maken. Door deze boodschap wordt onthuld wie Hij is, wat zijn naam is en wat thans en in de nieuwe wereld zijn onveranderlijke voornemens met betrekking tot zijn vrienden en zijn vijanden zijn. Het is de boodschap van de regering der Nieuwe Wereld, zijn koninkrijk dat door zijn gezalfde Koning, Jezus Christus, wordt geregeerd. Mensen die in overeenstemming met de geopenbaarde Schriften Jehova’s voornemen bekendmaken en die zijn thans opgerichte koninkrijk aankondigen, spreken die reine taal, maken zijn naam bekend en dienen hem eenparig.
6. Waarom spreken de religie-aanhangers der Christenheid deze taal dan niet?
6 Jehova God heeft ons de ene oorspronkelijke Bijbel gegeven. Maar desondanks spreken de honderden religieuze sekten der Christenheid niet de „reine taal” en evenmin roepen zij Jehova’s naam aan en dienen hem vredig in eensgezindheid des harten. Allen tezamen hebben deze religie-aanhangers geen harmonische boodschap die op de Bijbel is gebaseerd. Waarom niet? Omdat zij religieuze overleveringen, wereldse philosophieën en partijtrouw boven het reine, eenvoudige Woord van God stellen. Zij verachten de naam van Jehova God, zij zijn verdeeld ten gevolge van politieke en nationale geschillen en strijden zelfs gewelddadige oorlogen waarin veel bloed wordt vergoten en voor grote sommen gelds vernietiging wordt aangericht, Katholiek tegen Katholiek en Protestant tegen Protestant. Hun methoden, doeleinden en verwachtingen zijn alle van de oude wereld en hun taal is van de oude wereld. Het is dringend noodzakelijk dat de taal van oprechte mensen die God in geest en in waarheid wensen te aanbidden, zijn heilige naam willen aanroepen en hem in eenheid willen dienen, wordt gereinigd.
7. Tegen wie, en waarom, zou Jehova, volgens zijn zeggen, als getuige opstaan?
7 Wanneer wij de voorafgaande woorden van de profeet Zefanja beschouwen, zien wij hoe goed ze hun definitieve vervulling in de religieuze Christenheid vinden en wij kunnen de noodzaak voor een „gereinigde taal” inzien. Zinspelend op het ontrouwe Jeruzalem uit de oudheid en haar moderne tegenhanger in de Christenheid, zegt Zefanja: „Wee der ijselijke [opstandige], en der bevlekte, der verdrukkende stad! Zij hoort naar de stem niet; zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt niet op den HERE [Jehova]; tot haar God nadert zij niet. Haar vorsten zijn brullende leeuwen in het midden van haar; haar rechters zijn avondwolven, die de beenderen niet breken tot aan den morgen. Haar profeten zijn lichtvaardig, gans trouweloze mannen; haar priesters verontreinigen het heilige, zij doen der wet geweld aan. . . . zij hebben zich vroeg opgemaakt, zij hebben al hun handelingen verdorven” (Zef. 3:1-7, PC). Daarom heeft Jehova bekendgemaakt dat hij als een getuige zou opstaan tegen de huichelachtige religie-aanhangers, zijn getuigenis zou geven en zijn vurige oordeel zou voltrekken.
8. Wat moet noodzakelijk worden gedaan, opdat niet allen zullen worden verteerd?
8 Doch opdat niet alle mensen op aarde zullen worden verteerd wanneer Jehova zijn toorn tegen ongehoorzaamheid, huichelarij en goddeloosheid tot uitdrukking brengt, is het noodzakelijk dat hij de spraak of taal van mensen die zullen worden gered, reinigt. Wanneer wij hem de religieuze leiders horen beschrijven zoals zij werkelijk zijn, de profeten of predikers als niets ontziende, onbetrouwbare mannen, en de priesters als mannen die werkelijk heilige dingen ontwijden en Gods wet geweld aandoen door de ware betekenis en toepassing er van te verdraaien, kunnen wij inzien hoe de taal der mensen is verbasterd met betrekking tot het allerheiligste en belangrijkste: hun kennis, inzicht en aanbidding van God. Geen wonder dat Jehova gronden vindt voor toorn en zich heeft voorgenomen het gehele samenstel van dingen te vernietigen.
HET LANGZAAM BINNENDRINGEN VAN ONREINHEDEN
9. Welke verbastering is, zoals was voorzegd, reeds eeuwenlang aan de gang?
9 In deze twintigste eeuw is het hoogtepunt van dit verbasteringsproces bereikt. Gedurende de negentien eeuwen sedert de dagen van Christus’ apostelen is er een grote afwijking geweest van „het geloof dat eenmaal voor altijd aan de heiligen werd overgeleverd” (Judas 3, NW). De getrouwe apostelen, de Hebreeuwse profeten vóór hen, en in feite de voorbeeldige geschiedenis van de natie Israël, voorzeiden eendrachtig dat er een grote „afval” zou zijn van het oorspronkelijke zuivere geloof en de uitoefening er van. Ongeveer in het midden van de eerste eeuw verklaarde de apostel Paulus dat het „mysterie van deze wetteloosheid” reeds in zijn dag aan het werk was, en herhaaldelijk waarschuwde hij voor hetgeen er was te verwachten (2 Thess. 2:3, 7, NW). De profetieën van deze dingen zijn geïnspireerd gebleken, want ze zijn uitgekomen, zoals door alle feiten der geschiedenis wordt aangetoond.
10. Wie namen toen de leiding in het verbasteringswerk, en op welke wijze?
10 Mannen die de verantwoordelijkheid aanvaardden de Christelijke gemeente te onderwijzen en te leiden of zich deze verantwoordelijkheid toeëigenden, sloegen de waarschuwingen van de apostelen in de wind. Zij zwichtten juist voor de dingen waarvoor was gewaarschuwd, voor de philosophie dezer wereld, in het bijzonder de Platonische philosophie van de Griekse cultuur, die zeer veel vertoon van wereldse wijsheid maakte; en ook voor de religieuze overleveringen van mensen, waardoor de Bijbelse leringen worden tegengesproken, krachteloos worden gemaakt en worden vervangen. Op sluwe wijze brachten zij deze religieuze overleveringen en wereldse philosophie in de Christelijke gemeenten en besmetten hun religieuze geloof, precies zoals de apostel Paulus in zijn afscheidsbrief had gewaarschuwd: „Goddeloze mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger voortgaan, terwijl zij misleiden en worden misleid” (2 Tim. 3:13, NW). Slechts een kleine minderheid volgde de raadgevingen op, „onvermoeid te strijden voor het geloof” dat oorspronkelijk werd overgeleverd door Jezus Christus en door zijn apostelen en discipelen, die onder inspiratie van Gods geest der waarheid schreven.
11. Hoe kwam het dat de verbastering zelfs de oorspronkelijke tekst van de Bijbel binnendrong?
11 Aldus drong de verdraaiing van de Bijbelse leer tot in de hoogste religieuze kringen door. Er werden zelfs aanslagen door gedaan op de geschreven tekst van de Heilige Schrift. De oorspronkelijke geschriften van de Hebreeuwse profeten en van de apostelen en hun metgezellen werden geïnspireerd, maar tot aan de vijftiende eeuw n. Chr. moesten hun geschriften met de hand worden afgeschreven. Toen deze afschriften werden gemaakt, slopen daarin fouten die aan menselijke onvolmaaktheid te wijten waren. Daar de oorspronkelijke autografen of eigen handschriften van de geïnspireerde schrijvers verdwenen of niet voorhanden waren, werd het onmogelijk de afschriften met de geïnspireerde oorspronkelijke geschriften te vergelijken ten einde volmaakte afschriften te maken, fouten te verbeteren en alle toevoegingen en dooreenwevingen van wereldse philosophie en niet-geïnspireerde religieuze overleveringen te verwijderen. Eén zulk een toevoeging die in de oorspronkelijke Griekse tekst van de Schrift werd gebracht ten einde de leerstelling van een drieëenheid te ondersteunen, was die in 1 Johannes 5:7, 8, namelijk, de woorden „in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één. En drie zijn er, die getuigen op de aarde”. Deze niet-geïnspireerde religieuze toevoeging verscheen voor het eerst in een Latijnse vertaling van de vijfde eeuw. De Bijbel had met straf gedreigd en gewaarschuwd voor aldus toedoen tot of afdoen van Gods Woord. — Deut. 4:2; Spr. 30:5, 6; Openb. 22:18, 19.
12. Op welke wijze is het mogelijk geweest opnieuw iets samen te stellen wat dichtbij die tekst staat?
12 Over het algemeen heeft er echter een eerbiedige achting bestaan voor de tekst van de Schriften zelf en derhalve een streven de tekst zo goed mogelijk van verbastering vrij te houden. De geschriften van Christus’ discipelen, met uitzondering van het evangelie dat door de apostel Mattheüs werd verhaald, werden eerst in het gewone Grieks geschreven, dat destijds in het gehele gebied van de Middellandse Zee werd gesproken. Van de meer dan 4000 Griekse manuscripten die tegenwoordig voorhanden zijn, zijn er geen twee precies gelijk. Toch is het mogelijk geweest om door middel van een nauwkeurige studie en vergelijking van deze manuscripten, vooral met de oudste manuscripten en papyrusfragmenten die in de laatste paar eeuwen zijn ontdekt en aan het licht zijn gebracht, een tekst van de Christelijke Griekse Geschriften samen te stellen die nauwkeurig gelijkt op de oorspronkelijke geïnspireerde geschriften van Christus’ discipelen. Zulk een tekst leidt tot waarheid.
VERBASTERING DOOR VERTALING
13. Op welk terrein bestond er een grotere mogelijkheid de boodschap een bepaalde tint te geven? Waarom daar?
13 Doch op het terrein van het vertalen der oorspronkelijke Geschriften in vreemde talen lag voor de Duivel een grotere mogelijkheid om de heilige leringen van Gods Woord te verdraaien of er een bepaalde tint aan te geven. Het was niet Gods voornemen dat het goede nieuws van Zijn Woord zou worden beperkt tot hen die het oorspronkelijke Hebreeuws, Aramees en Grieks van de Bijbel konden lezen. Jehova is een God van redding voor de gehele mensheid, wat ook hun ras, kleur, nationaliteit of taal moge zijn. Als een vervulling van heilige profetieën was Christus Jezus een Jood en waren al zijn apostelen Joden. Toch was de redding door het slachtoffer van zijn Joodse vlees niet slechts voor Joden, maar voor alle leden van de mensheid die in hem zouden geloven (Joh. 3:14-17). Jezus liet dus ons Christelijke werk in zijn volle omvang zien toen hij voor zijn weggaan tot zijn discipelen zeide: „Gaat daarom en maakt discipelen uit mensen van alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en onderwijst hen alle dingen na te komen die ik u heb bevolen” (Matth. 28:19, 20, NW). Dit betekende de boodschap der redding in evenveel talen en dialecten vertalen als door de mensen van al deze natiën zouden worden gesproken. Wanneer de boodschap niet zou worden vertaald, zouden zij ze niet kunnen begrijpen en er niet in geloof en gehoorzaamheid in overeenstemming mede kunnen handelen.
14. Werd de eerste vertaling die door Christenen werd gemaakt, geïnspireerd? Hoe dat zo?
14 De eerste vertaling die door Christus’ discipelen van de boodschap der redding werd gemaakt, werd door Gods geest geïnspireerd. Dit geschiedde op de eerste dag van het Pinksterfeest te Jeruzalem nadat Jezus ten hemel was gevaren en op zijn 120 discipelen te Jeruzalem de geest had uitgestort. Daarom „begonnen [zij] in verschillende talen te spreken, zoals de geest hun schonk zich uit te drukken”. De grote menigte, welke vijftien of meer landen vertegenwoordigde en die was bijeengekomen om getuige te zijn van deze vreemde manifestatie van Gods geest, zeide: „Wij horen hen in onze talen over de prachtige werken van God spreken” (Hand. 2:1-11, NW). Er bestaan geschiedkundige bewijzen dat de apostel Mattheüs zijn „boek van de geschiedenis van Jezus Christus” eerst in het Hebreeuws heeft geschreven, ten behoeve van Joodse lezers, maar dat hij later zijn eigen vertaling van dit evangelie in het gewone Grieks heeft gemaakt, ten einde een grotere lezerskring te bereiken. Aldus kon hij zijn inspiratie op zijn vertaling in het Grieks overbrengen, zodat zijn geschreven vertaling werd geïnspireerd (Matth. 1:1, NW). De andere discipelen schreven echter rechtstreeks in het gewone Grieks en hun geschriften moesten dus in het Aramees, Hebreeuws, Latijn, enz., worden vertaald.
15. Waarom dient geen enkele geschreven vertaling sedertdien te worden vereerd, zoals het met enkele het geval is?
15 Behalve Mattheüs’ eigen vertaling in het Grieks, is geen enkele geschreven vertaling van de Schrift, tot op deze dag, geïnspireerd. Daar een vertaling in een vreemde taal bovendien uit onvolmaakte afschriften der oorspronkelijke Schriften is gemaakt, is ze vaak nog minder in staat de oorspronkelijke gedachte of nauwkeurige betekenis voortreffelijk te vertolken. Geen enkele recente vertaling van de Heilige Schrift dient dus als geïnspireerd te worden vereerd, zelfs niet de zeer populaire Nederlandse Statenvertaling, de vertaling van Martin Luther, de King James Vertaling of de Latijnse Vulgaat.
16. Hoe kunnen vertalers worden belemmerd de reine taal te spreken?
16 Tot aan het begin van het jaar 1950 waren de Schriften, geheel of gedeeltelijk, in 1118 talen en dialecten vertaald. Nieuwe vertalingen worden met een gemiddelde van ongeveer één per maand voortgebracht. Ze worden grotendeels door religieuze geestelijken en zendelingen van sekten der Christenheid gemaakt. Natuurlijk zullen de vertalingen die door zulke religieuze mannen en vrouwen zijn gemaakt, overeenkomstig de heidense philosophieën en onschriftuurlijke overleveringen die hun religieuze stelsels van het verleden hebben geërfd, zijn beïnvloed, getint en onder woorden zijn gebracht. Hun eerlijkheid, oprechtheid en religieuze ijver zullen hen er toe aansporen deze dingen zoveel mogelijk door de vertaling heen te weven. En wanneer zij hun vertaling niet uit het oorspronkelijke Hebreeuws, Aramees en Grieks maken, doch uit slechts een vertaling waaraan reeds deze speciale religieuze tint is gegeven, leidt het er nog meer toe dat de vertaling wordt verbasterd. Hierdoor worden degenen die de vertaling gebruiken, belemmerd de reine taal van Gods boodschap der redding te spreken.
17. Op welke wijze kan een lezer zich beschermen tegen een vertaling waaraan een bepaalde tint is gegeven?
17 Evenals de Bijbelonderzoekers van het oude Berea, Griekenland, de Schriften dagelijks onderzochten om te zien of de dingen die zelfs door iemand als de apostel Paulus werden gepredikt, Schriftuurlijk en dus waarachtig waren, zo kan iemand die een moderne vertaling leest, zich beschermen tegen het religieuze tintje dat aan een vertaling is gegeven. Op welke wijze? Door dwars door religieuze overlevering heen te breken en met behulp van alle moderne middelen die hem voor dit doel ter beschikking staan, zoals woordenboeken van oude talen, Bijbelconcordanties, de laatste grammaticaboeken over oude talen, enz., net zolang te vorsen totdat hij tot de oorspronkelijke bronnen is doorgedrongen. Hij kan fouten ontdekken door het ene vers uit de Schrift met het andere te vergelijken ten einde inconsequenties in de vertaling te vinden en dan, indien mogelijk, terug te gaan tot de oorspronkelijke tekst.
18. Wat heeft een vertaler dus nodig om God zodanig te dienen dat het tot redding leidt?
18 Iemand die de Bijbel vertaalt, heeft dus meer nodig dan slechts religieuze ijver en oprechtheid. Hij moet vrij zijn van de religieuze overleveringen van invloedrijke, populaire stelsels en van algemeen aanvaarde heidense philosophieën dezer wereld. Hij moet de oorspronkelijke geschriften van de geïnspireerde schrijvers nemen voor wat ze zeggen, niet in een poging het bewijs voor hedendaagse religieuze leringen, maar het „geloof dat eenmaal voor altijd aan de heiligen werd overgeleverd” te vinden. Hij moet er vooral aan denken dat de oorspronkelijke Geschriften door Gods werkzame macht of geest werden geïnspireerd. Hij dient derhalve om diezelfde geest te bidden, niet om er door te worden geïnspireerd, maar om er bij het vertalen door te worden geholpen en geleid. Want die geest is „de geest der waarheid”, en God is bereidwilliger deze geest aan zijn geestelijke kinderen te geven dan een aardse vader goede gaven aan zijn natuurlijke kinderen schenkt (Joh. 16:13, NW; Luk. 11:13). De vertaler dient niet op het oog te hebben zelf naam te maken door zijn naam met de vertaling te laten verbinden. Hij dient zich geheel en al door het verlangen in beslag te laten nemen de „reine taal” van Gods waarheid te doen uitkomen, opdat zij die zijn vertaling lezen, de naam van God, wiens naam Jehova is, kunnen aanroepen en zich met mensen die andere talen en dialecten spreken, kunnen verenigen in het eenparig dienen van deze ene waarachtige God. Op die wijze dient de vertaler Gods voornemen en hij werkt voor zijn eigen redding en de redding van hen die de vertaling gebruiken.