geduld, naar uit dat er een eind aan dit oude samenstel van dingen komt en Gods rechtvaardige Messiaanse koninkrijk ongestoord tot zegen van de gehele mensheid regeert.

Nu zien wij met vreugde naar het jaar 1976 en het daarin te verrichten grootse werk uit, met het vooruitzicht nog meer mensen bijeen te brengen die Jehovah liefhebben en die zuchten en kermen wegens de gruwelen die in het land geschieden.

Terwijl wij in Jehovah’s geestelijke paradijs blijven en met hem samenwerken, zal het voor ons allen een vreugde zijn elke dag in dit boek te lezen en voordeel van de daarin vervatte teksten en commentaren te trekken. Dit zal ons sterken terwijl wij in de voetstappen van Christus Jezus wandelen. Weest moedig! Hebt geloof! En laten wij gezamenlijk ’onze geest tot activiteit versterken’ en voorwaarts gaan in de schitterende dienst voor Jehovah, de enige ware God. — 1 Petr. 1:13.

Weest verzekerd van mijn hartelijke liefde en beste wensen, en moge Jehovah jullie allen rijkelijk zegenen terwijl wij in eenheid voorwaarts gaan!

Jullie broeder en mededienaar,

N. H. Knorr, President

Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania

Jaartekst voor 1976

„Aangezien gij deze dingen verwacht, doet uw uiterste best om tenslotte door hem onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden.” — 2 Petr. 3:14.

Het schijnt dat christenen altijd vol verwachting zijn. Zij zien altijd naar iets uit. In verband met onze jaartekst gaf de apostel Paulus ons de raad het einde van het hele zichtbare universum te verwachten. Waarom? Omdat de dag van Jehovah nabij is. Die dag zal komen, en wel heel onverwacht, als een dief, Daarom zei Petrus tot christenen: „Wat voor soort van mensen behoort gij dan wel te zijn in heilige gedragingen en daden van godvruchtige toewijding.” — 2 Petr. 3:11.

Als volgelingen van Christus Jezus willen wij in zijn voetstappen wandelen en wij weten dat Jezus een zeer voortreffelijke ’openbare bekendmaking voor Pontius Pilatus’ heeft afgelegd. Paulus schreef Timótheüs hierover en zei: „Ik [beveel] u dat gij het gebod op een onbevlekte en onberispelijke wijze onderhoudt” (1 Tim. 6:13, 14). In dezelfde brief vermaande hij Timótheüs en ons allen verder met de