Wat doet u nu om u voor te bereiden?
NIEUWSLEZERS voorspellen dat er moeilijke tijden vóór ons liggen. Kunt u iets doen om u erop voor te bereiden?
Zult u uw diepvries met honderden kilo’s voedsel vullen? Alle ingeblikte levensmiddelen hamsteren die u kunt kopen? Op een schietbaan met een pistool leren schieten om uzelf tegen misdadigers te beschermen? Of geweren kopen om uw gehamsterde goederen te bewaken? Zult u naar een afgelegen plek verhuizen?
Bedenk echter hoe gemakkelijk al deze voorbereiding volkomen verspild zou kunnen zijn. Als de elektrische stroom of het gas wordt afgesneden, zijn ingevroren waren verloren. Als het voedsel werkelijk krap is, lopen de hamsteraars gevaar niet alleen hun voedsel, maar ook hun leven te verliezen. Wat zal immers hongerige mensen tegenhouden? En geweren zullen misdadigers geen halt toeroepen. Ja, misdadigers hebben u meestal onder schot als zij plotseling aanvallen. Er doemt bovendien een veel groter gevaar aan de horizon op.
HET VOORNAAMSTE GEVAAR
Dat gevaar is van een hogere bron afkomstig. Het is de dag van afrekening die God met het gehele samenstel van dingen — religieus, politiek en commercieel — zal houden. Uit de onoplosbare crisissen overal om ons heen blijkt dat het samenstel van de wereld „gewogen en te licht bevonden” is en spoedig van het toneel zal verdwijnen. — Dan. 5:27; 1 Joh. 2:17.
Wij dienen ons dus niet in de eerste plaats voor te bereiden op wat de mens kan doen, maar om Gods vernietigingsdaden tegen deze goddeloze wereld te overleven. Bereid u voor ten einde zijn gunst te hebben en opdat hij u onder zijn hoede neemt, want als hij niet over u waakt is alle andere voorbereiding vergeefs, verspild (Ps. 127:1). Als u zich voorbereidt met de gedachte God te willen behagen, behoeft u zich geen zorgen te maken over de ontberingen die met de ineenstorting van deze oude wereld gepaard gaan, en zelfs niet over de tegenstand en vervolging ervan.
ECONOMISCHE MOEILIJKHEDEN HET HOOFD BIEDEN
Het is zeker dat de hele wereldbevolking ontberingen van de een of andere aard te wachten staan. Nationalisme, zichzelf dienende politieke partijen en politiek gekuip, conflicten tussen arbeiders en directie, rantsoenering, devaluatie, voedseltekorten, plaatselijke hongersnood — deze hebben reeds grote moeilijkheden teweeggebracht en zullen nog grotere ellende veroorzaken. Ze omringen ons zo van alle kanten dat wij niet van tevoren plannen kunnen maken om ze volledig te vermijden. Maar wij kunnen op verstandige wijze gebruiken wat wij nu hebben. Hoe?
De apostel Paulus schreef aan Timótheüs, een opziener in de christelijke gemeente: „Beveel hun die rijk zijn in het tegenwoordige samenstel van dingen, niet hooghartig te zijn en hun hoop niet op onzekere rijkdom te vestigen, maar op God, die ons alle dingen rijkelijk verschaft om ervan te genieten; goed te doen, rijk te zijn in voortreffelijke werken, vrijgevig te zijn, mededeelzaam, voor zichzelf een voortreffelijk fundament voor de toekomst veilig als een schat wegleggend, opdat zij het werkelijke leven stevig mogen vastgrijpen.” — 1 Tim. 6:17-19.
Wat hier wordt gezegd, geldt ook voor degenen die niet rijk zijn. Allen moeten leren volkomen op God te vertrouwen. Terzelfder tijd moeten wij niet alleen aan onszelf denken. Deze handelwijze is precies het tegenovergestelde van de denkwijze van de wereld, maar ze doet ons het werkelijke leven stevig vastgrijpen.
Jezus sprak in zijn Bergrede vertroostende woorden voor degenen die God dienen, maar die misschien zorgen hebben over hun dagelijkse behoeften. Hij zei: „Weest niet langer bezorgd voor uw ziel, met betrekking tot wat gij zult eten of wat gij zult drinken, of voor uw lichaam, met betrekking tot wat gij zult aantrekken. Betekent de ziel niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding?” Vervolgens besloot hij met te zeggen: „Weest dus nooit bezorgd en zegt niet: ’Wat zullen wij eten?’ of: ’Wat zullen wij drinken?’ of: ’Wat zullen wij aandoen?’ Want al deze dingen streven de natiën vurig na. Want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen nodig hebt. Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd. Weest dus nooit bezorgd voor de volgende dag, want de volgende dag zal zijn eigen zorgen hebben. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.” — Matth. 6:25-34; vergelijk Hebreeën 13:5, 6.
Christenen hebben dus hun antwoord op de door Jezus genoemde economische problemen. Het legt de klemtoon op vertrouwen op God en denken aan anderen — bereid zijn te delen. Als zij deze dingen doen, zorgt God voor hen.
Er zijn natuurlijk nog andere vormen van druk waaraan eveneens het hoofd geboden moet worden. Jezus zei tot zijn discipelen: „Gij zult ter wille van mijn naam voor alle natiën voorwerpen van haat zijn” (Matth. 24:9). Hoe denkt u over het onder de ogen zien van vervolging?
VREEST U VERVOLGING?
Natuurlijk verwelkomt niemand vervolging, en iedereen is er bang voor. Als u dus een normale vrees hebt, maak u dan geen zorgen; u bent niet abnormaal. Maar hebt u een ziekelijke vrees, een misselijk makende angst, een angst waardoor u zou willen terugdeinzen? (Hebr. 10:39) Dan dient u stappen te doen om u op juiste wijze geestelijk te oriënteren.
Het is goed naar bijbelse voorbeelden van mannen en vrouwen te kijken die vervolging met succes hebben doorstaan. Wij bemerken dat zij grote kracht ontvingen door het gebed. Elia was zo iemand. Hij was bang en vluchtte toen koning Achab en zijn vrouw Izébel hem trachtten te doden. Maar in zijn wanhoop bad hij tot God en Jehovah verhoorde en sterkte hem door een engel. Toen ging Elia moedig terug om zijn profetische opdracht ten uitvoer te brengen (1 Koningen hfdst. 19). Koning David bleef door vele vervolgingen heen sterk door het gebed. Psalm 55 tot 57 zijn enkele van zulke gebeden. De schrijver van het boek Hebreeën haalt vele voorbeelden aan van personen die zegevierend uit vervolging te voorschijn kwamen. Hij besluit dan met de aandacht te vestigen op iemand die een nog groter voorbeeld van een krachtige drijfveer tot volharding was:
„Daarom dan, omdat wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, laten ook wij . . . met volharding de ons voorgestelde wedloop lopen, terwijl wij oplettend het oog gericht houden op de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus. Wegens de hem voorgestelde vreugde heeft hij een martelpaal verduurd, schande verachtend, en is hij aan de rechterhand van de troon van God gaan zitten.” — Hebreeën hfdst. 11; 12:1, 2.
Zegt u, zoals sommigen doen: ’Ik weet niet of ik wel marteling en ontberingen zou kunnen doorstaan’? Of: ’Als ik lees wat er met Jehovah’s getuigen in de nazi-concentratiekampen is gebeurd, geloof ik niet dat ik mijn rechtschapenheid zou kunnen handhaven als dat met mij gebeurde’?
Als u zo denkt, vraag uzelf dan af: Wat doe ik NU? Het christendom is een levenswijze; het is een dagelijkse aangelegenheid. Leeft u volgens bijbelse beginselen? Of talmt u door iets uit te stellen waarvan u weet dat u het moet doen? Streeft u materieel gewin na met veronachtzaming van christelijke verantwoordelijkheden, omgang en activiteiten? Houdt u aan een gewoonte of praktijk vast die u tegenhoudt? Gaat u met mensen om die weinig of geen belangstelling voor Gods voornemen hebben?
Waar gaat uw liefde naar uit? „Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn” (Matth. 6:21). Bent u zo op uw gemak en vrije tijd gesteld dat u erdoor wordt weerhouden datgene te doen waarvan u weet dat u het eigenlijk moet doen? Houdt u van de een of andere vorm van genoegen die in strijd is met uw geestelijke gezindheid? Als dit het geval is, kom er dan nu van af, want anders zal daar uw hele hart, of op zijn minst een deel van uw hart, zijn. Als u niet met uw gehele hart voor God bent, kunt u uw rechtschapenheid onder beproeving niet handhaven. — Jak. 1:5-8.
Het is echter niet in de eerste plaats een kwestie van wat u niet doet. De vraag is veeleer: Wat doet u? (Jak. 1:23-25) Jezus zei in de gelijkenis van de schapen en de bokken tot de „schapen” niet louter dat zij zijn zaak niet geschaad hadden, maar wat zei hij wel? „Ik werd hongerig en gij hebt mij iets te eten gegeven; ik werd dorstig en gij hebt mij iets te drinken gegeven. Ik was een vreemde en gij hebt mij gastvrij ontvangen; naakt, en gij hebt mij gekleed. Ik werd ziek en gij hebt mij verzorgd. Ik was in de gevangenis en gij zijt tot mij gekomen. . . . Voor zover gij het voor een der geringsten van deze broeders van mij HEBT GEDAAN, hebt gij het voor mij gedaan.” — Matth. 25:35-40.
Wat zei Jezus daarentegen tot de „bokken”? „Voor zover gij het niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij het niet voor mij gedaan” (Matth. 25:45). Hij zei niet dat de „bokken” onvermijdelijk grote zonden beoefenden, hoewel sommigen dit natuurlijk wel deden. Het was voldoende dat zij eenvoudig geen belangstelling voor Christus, voor zijn gezalfde, door de geest verwekte broeders of voor hun boodschap en werk hadden.
HEB NU WAARDERING VOOR HET GEESTELIJKE VOEDSEL
Christelijke mannen en vrouwen die door de vuurproef van de nazi-concentratiekampen heen getrouw zijn gebleven, zeggen dat degenen die door bijbelstudie en omgang met hun broeders een goed fundament hadden gelegd, de sterken waren die volhardden.
Een van Jehovah’s getuigen die meer dan tien jaar in communistische gevangenissen in Oost-Duitsland verbleef, waarvan zeven jaar alleen in een cel, zei: „Ik ben Jehovah zeer dankbaar dat ik met behulp van zijn geest gedurende deze tien jaar waarin ik volledig van zijn organisatie was afgesneden, geestelijk sterk kon blijven. Ik wil graag iedereen aanmoedigen een juiste waardering te tonen voor al het geestelijke voedsel dat ons wordt gegeven, aangezien wij niet weten op welke wijze dit ons eens ten nutte zal komen. Als wij geregeld het geestelijke voedsel te rechter tijd tot ons nemen, zal dit ons in tijden van bijzondere moeilijkheden, waarin wij alleen staan, helpen op Jehovah te vertrouwen en standvastig aan zijn zijde te volharden.”
Jezus’ raad: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken”, geeft ons in feite de „formule” om in leven te blijven (Matth. 6:33). Het Koninkrijk zoeken, houdt in de wetten en het werk ervan te kennen en het loyaal te ondersteunen. Gods rechtvaardigheid zoeken, omvat liefde voor God en voor degenen die zijn geest bezitten.
Als wij willen dat God ons in beproevingen helpt, moeten wij nu met zijn volk omgaan en luisteren naar wat er op hun vergaderingen wordt gezegd, terwijl wij ons geloof ook tegenover hen onder woorden moeten brengen. Wij moeten ons met Jehovah’s volk verbinden in het getuigenis afleggen omtrent het Koninkrijk. Bovendien zullen wij anderen helpen zich met ons voor te bereiden op wat er vóór ons ligt. Als wij dit doen, kunnen wij een goed geweten hebben in de wetenschap dat wij ons op juiste wijze voorbereiden en een stevig fundament voor het werkelijke leven leggen. — 1 Petr. 3:16, 17.