Strijders voor de waarheid
’Blijf de juiste oorlog voeren, het geloof en een goed geweten behoudend, hetwelk sommigen hebben verworpen en zij hebben schipbreuk geleden betreffende hun geloof.’ — 1 Tim. 1:18, 19, NW.
1. Wie komen er voor de bediening in aanmerking?
KOMT u er voor in aanmerking in de rijen van Jehovah’s waarheidsstrijders opgenomen te worden? Een ieder die zich aan Jehovah’s dienst opdraagt, komt hiervoor in aanmerking, of het nu een man, vrouw, een jongeling of een oud persoon is, wanneer er maar aan de vereisten wordt voldaan. Paulus bezigde de uitdrukking een „juist soort van soldaat van Christus Jezus”; want evenals wij de juiste oorlog moeten voeren, moeten wij het juiste soort van soldaat zijn om Gods goedkeuring te verwerven. Wij moeten aan de bediening zijn toegewijd en bereid zijn de ontberingen en vervolgingen die er, evenals veel vreugde en zegeningen, mede gepaard gaan, te delen. „Neem als een juist soort van soldaat van Christus Jezus uw aandeel op u in het lijden van kwaad” (2 Tim. 2:3, NW). In de strijd zal blijken wat voor een soort van soldaat men werkelijk is. Kan men hem elke toewijzing toevertrouwen of komt hij niet op de vergaderingen en is hij ongeregeld in de dienst? Is hij betrouwbaar en gestadig, of heeft hij meer weg van een zwervende huursoldaat, bij wie eigen belangen het zwaarst wegen? Wij dienen geen mensen, maar God. Wanneer wij onze plichten verzaken, worden wij niet voor een menselijke rechtbank gedaagd, maar Jehovah onderzoekt ons. — 1 Kor. 4:1-4.
2. Hoe leggen wij een geest van liefde jegens onze broeders en zusters aan de dag?
2 Heel vaak gebeurt het dat wij niet alleen onze eigen last van de dienst moeten dragen, maar ook anderen die dit nodig hebben, een helpende hand moeten bieden. Het is algemeen bekend dat er in de strijd de meeste verliezen worden geleden wanneer de soldaten de vuurdoop ondergaan en nog geen vechtbekwaamheid bezitten. Evenals een vader zorgvuldig voor zijn kinderen zorgt, moeten de doorgewinterde veteranen in de geestelijke oorlogvoering de nieuwelingen helpen de eerste schermutselingen door te komen, opdat zij op een Gode waardige wijze mogen blijven wandelen (1 Thess. 2:11, 12). Bovendien is een goed geoefend strijdkorps trots op zijn verrichtingen, en alhoewel een christen niet opgeblazen van trots zal worden, dient hij toch een goede geest te bezitten en graag met zijn broeders en zusters te willen samenwerken. „Want God heeft ons geen geest van lafhartigheid gegeven, maar die van kracht en van liefde en van een gezond verstand. Word daarom niet beschaamd voor het getuigenis omtrent onze Heer.” — 2 Tim. 1:7, 8, NW.
3, 4. Noem enkele vereisten voor de bediening op.
3 Behalve dat Paulus ons de raad geeft door zulke eigenschappen te bewijzen dat wij het waardig zijn in de rijen der christelijke strijders opgenomen te worden, legt hij de nadruk op nog een vereiste: Leef overeenkomstig ons geloof. Aan Timotheüs schreef hij (1 Tim. 1:18-20, NW): „Deze opdracht geef ik u, . . . dat gij hierdoor de juiste oorlog moogt blijven voeren, het geloof en een goed geweten behoudend, hetwelk sommigen hebben verworpen en zij hebben schipbreuk geleden betreffende hun geloof.” Paulus had er een goede reden voor dit te vermelden, omdat enkelen in zijn tijd hadden getracht het geloof te ondermijnen, doordat zij de waarheid uitermate hadden tegengestaan; en hij waarschuwde dat wanneer men zulke ideeën post liet vatten, ze even dodelijk zouden zijn als kanker. Evenals een soldaat een aarzeling of besluiteloosheid met zijn leven kan bekopen, kunnen wij dit wanneer wij niet sterk in het geloof blijven. Wij moeten God door geloof en vertrouwen in zijn Woord waarachtig bevonden laten worden. Klem u er even stevig aan vast als aan het leven. Zij die pogen het geloof van anderen te vernietigen, worden door Jehovah’s organisatie streng onderricht en uit de rijen verwijderd. Paulus zeide de Korinthiërs: „Wij houden ons gereed om bestraffing toe te dienen voor elke ongehoorzaamheid.” Het was in de vroege dagen der christelijke organisatie en bij tijden thans ook nog nodig tot een dergelijke disciplinaire handeling over te gaan. Er wordt een reeds in die dagen voorkomend geval vermeld: „Tot dezen behoren Hymeneüs en Alexander, die ik aan Satan heb overgeleverd opdat hun door streng onderricht geleerd moge worden niet te lasteren.” — 2 Kor. 10:6; 1 Tim. 1:20, NW.
4 Evenals de soldaten in Israël zich geheiligd moesten houden zodat zij onder Gods leiding oorlog konden voeren, moeten wij heden ten dage „een goed geweten” behouden door overeenkomstig zijn vereisten te leven. „Gedraagt u op een wijze die het goede nieuws omtrent de Christus waardig is, opdat ik hetzij ik kom en u zie hetzij ik afwezig ben, mag horen . . . dat gij vaststaat in één geest” (Fil. 1:27, NW). Enkele manieren om waardig te wandelen worden beschreven als „met volledige ootmoedigheid des geestes en zachtaardigheid, met lankmoedigheid, elkander verdragend in liefde, ernstig er naar strevend de eenheid des geestes te bewaren in de verenigende band des vredes.” — Ef. 4:1-3, NW.
5, 6. Hoe kunnen enkelen uit de rijen van hen die voor Jehovah strijden, worden gedisqualificeerd?
5 Nog duidelijker wordt in Galaten 5:19-21 beschreven wat de werken van het vlees zijn, waartoe onder andere hoererij, afgoderij, spiritisme, jaloezie, toorn en dronkenschap behoren, en er wordt gezegd dat zij die dergelijke dingen bedrijven, Gods koninkrijk nimmer zullen beërven. Ten einde dus in Gods ogen voor de geestelijke oorlog onder leiding van Christus in aanmerking te komen, moet een christen dergelijke dingen mijden en daarentegen de vruchten van Gods geest tentoon spreiden. Hij kan niet slechts in naam een getuige zijn, maar hij moet het geloof en een goed geweten behouden, wat wil zeggen, een geweten dat naar Gods Woord is gevormd. Hoewel onze vrienden ons gedrag wellicht goedkeuren, moeten wij bedenken dat God de geheime bedoelingen van het hart onderscheidt. Toen wij ons aan Jehovah opdroegen, hebben wij niet alleen de gelofte gedaan, dat wij de vuiligheid van het vlees zouden afleggen, maar ook een verzoek tot God gericht om een goed geweten jegens hem (1 Petr. 3:16, 17, 21, NW). Wij hebben dus een strijd tegen de neigingen van het vlees en in die strijd worden wij door de geest Gods gesterkt. — 1 Kor. 10:13; Rom. 7:23.
6 Paulus wist dat men zich het leven niet kon zeker stellen door alleen maar met Gods volk verbonden te zijn, en evenmin zou men dit kunnen doen door slechts een aandeel in de dienst te hebben en niet te leven en te dienen zoals het christelijke strijders betaamt. Hij wilde niet tot degenen behoren die de wedloop des geloofs lopen, een aandeel hebben aan het prediken tot anderen, en vervolgens tot de ontdekking komen dat zij worden gedisqualificeerd voor de prijs des levens (1 Kor. 9:24-27). Wanneer iemand die in Jehovah’s dienst staat, een opstandige, halsstarrige handelwijze volgt, brengt hij niet alleen straf over zich zelf maar zeer waarschijnlijk brengt hij ook smaad op de zaak die hij dient en is er de oorzaak van dat het geloof van anderen wordt geschokt. Dit wordt zeer treffend geïllustreerd door het geval van Achan, toen deze als Israëlitisch soldaat Jehovah’s geboden overtrad. Zijn overtreding leidde er toe dat er zesendertig van zijn evenmensen stierven omdat Jehovah zijn zegen onthield. Wegens deze ene daad van ontrouw, van opzettelijke ongehoorzaamheid werden Achan en zijn gezin en hun bezittingen vernietigd. — Jozua, hoofdstuk 7.
EEN GEORGANISEERDE FRONTACTIE
7. Welke uitwerking heeft een christelijke eenheid op de vijand?
7 In het leger is een soldaat alleen niets waard. Hij is op anderen aangewezen om leeftocht en krijgsbenodigdheden te ontvangen en in de strijd te worden gesteund. Hij ziet naar zijn officieren op voor instructies en leiding. Christenen werken thans op zo’n zelfde wijze georganiseerd tezamen en aanvaarden de door God gegeven leiding via zijn zichtbare organisatie en de aangestelde dienaren, „met één ziel zijde aan zijde strijdend voor het geloof van het goede nieuws, en . . . in geen enkel opzicht . . . verschrikt door uw tegenstanders. Juist dit is een bewijs van vernietiging voor hen, maar van redding voor u; en deze aanduiding is van God afkomstig, omdat u vanwege Christus het voorrecht werd gegeven, niet alleen uw geloof in hem te stellen, maar ook ter wille van hem te lijden” (Fil. 1:27-29, NW). Wij vertrouwen meer op God dan op enige sterveling. „Want niet wie zich zelf aanbeveelt, wordt goedgekeurd, maar de mens die door Jehovah wordt aanbevolen.” Zonder zijn steun zijn al onze krachtsinspanningen nutteloos en daarom zeide Paulus: „Doch hij die roemt, roeme in Jehovah.” — 2 Kor. 10:18, 17, NW; Jer. 1:19; Ps. 35:1-10.
8, 9. Beschrijf hoe de demonenorganisatie is opgebouwd?
8 Nu wij de details van onze uitrusting en de vereisten waaraan men moet voldoen om aan de strijd te mogen deelnemen, vollediger begrijpen, doet zich de vraag voor: Welke moeilijkheden moeten wij wellicht het hoofd bieden? Geen leger gaat tot de strijd over zonder eerst de vijand af te tasten naar zijn zwakke plekken. Een gewaarschuwd man telt voor twee en kan zich goed wapenen. Wij doen er daarom goed aan de structuur en de werkmethoden van Satans organisatie eens nader te beschouwen. Satans „organisatie?” Ja. Doordat Christus aan de martelpaal tot in de dood getrouw was, boekte Jehovah God een overwinning op Satans organisatie, zoals er geschreven staat: „Hij heeft het uit de weg genomen door het [de wet die de christenen veroordeelde] aan de martelpaal te nagelen. De regeringen en de autoriteiten [van Satans organisatie] naakt uitgekleed hebbend, heeft hij ze in het openbaar tentoongesteld als overwonnen, ze in een zegetocht leidend door middel er van” (Kol. 2:14, 15, NW).a Toen Jezus als mens op aarde was, moest hij tegen die demonenregeringen en -autoriteiten strijden, en hij weerstond de verleidingen van de zijde van hun hoofd, Satan, en wierp meer dan een legioen demonen uit ongelukkige, door deze goddeloze geestelijke krachten bezeten mensen. Nadat Gods koninkrijk in 1914 n. Chr. in de hemel was geboren, begonnen Jehovah’s Koning Jezus Christus en zijn engelen een oorlog tegen Satan en zijn demonen en wierpen deze goddeloze engelen uit de hemel naar beneden, naar de omgeving van onze aarde. Vandaar dat wij er van worden verwittigd in het bijzonder op onze hoede te zijn, nu deze demonen hier in massale aantallen aanwezig zijn. — Openb. 12:1-12.
9 De apostel Paulus verwijst in zijn brief aan de Efeziërs wederom naar de onder Satan de Duivel staande onzichtbare organisatie van demonische machten, en hij noemt de verschillende delen op van deze ongeziene organisatie, welke zich tegen ons heeft opgesteld. Hij zegt ons hoe wij kunnen „vaststaan tegen de kuiperijen van de Duivel,” die niet van vlees en bloed is. „Want wij hebben geen strijd tegen bloed en vlees, maar tegen de regeringen, tegen de autoriteiten, tegen de wereldheersers [kosmokraten] dezer duisternis, tegen de goddeloze geestelijke krachten in de hemelse gewesten” (Ef. 6:11, 12, NW). Door deze goddeloze geestelijke krachten, die thans tot de nabijheid van de aarde zijn beperkt, worden de misleidende uitingen geïnspireerd welke uit de mond van de draak, het wilde beest en de valse profeet komen, en waardoor de koningen der aarde naar de strijd van Armageddon worden geleid. — Openb. 16:13-16, NW.
10. Hoe behoedt Jehovah zijn volk voor de vernietiging?
10 In Ezechiël hoofdstuk 38 wordt verhaald hoe Gods volk wordt omsingeld, daar het op de gehele aarde ogenschijnlijk zonder enige verdediging in ’dorpen zonder muur’ woont terwijl Satans horden gelijk een roetzwarte, dreigende vernietigingsstorm tegen hen opkomen. Is Jehovah’s volk echter wel hulpeloos en zonder enige verdediging? Neen, niet wanneer zij de oorlogsuitrusting welke Jehovah heeft verschaft, aan hebben. Zij worden even stellig door hem beschermd en zijn even stellig aan zijn zorg toevertrouwd als toen de profeet Elisa door een detachement van de legers van de koning van Syrië te Dothan werd ingesloten. Bij die gelegenheid werd Elisa door Jehovah’s legers van engelen beschermd en behoed, maar de vijandelijke Syriërs werden verblind (2 Kon. 6:14-19). Jehovah beschermt zijn dienstknechten nog steeds en hij zorgt voor hen, opdat Satan hen niet zal overweldigen. Daar wij aldus van bescherming verzekerd zijn, kunnen wij onbevreesd vooruitzien naar de thans zo nabij zijnde beslissende finale van de strijd te Armageddon, wanneer Jehovah Satan, de Gog van onze tijd, en zijn horden demonen bestrijdt. — Ps. 34:8.
11, 12. Wat is het geschilpunt waarover de strijd is ontbrand, en wat is onze reactie?
11 In deze tijd moeten Jehovah’s dienstknechten geducht strijden, daar Satan een vloed van weeën over de bevolking der aarde brengt en ten strijde trekt tegen hen die „de geboden van God nakomen en het werk doen dat bestaat in het getuigenis afleggen van Jezus” (Openb. 12:17, NW). De Schrift geeft te kennen dat zijn plan om de geest der mensen voor de waarheid te verblinden zo goed gelukken zal, dat „het uur komt wanneer een ieder die u [Jezus’ discipelen] doodt, zal denken dat hij een heilige dienst voor God heeft verricht” (Joh. 16:2, NW). Dit is een strijd tussen waarheid en dwaling, tussen Jehovah en Satan, en wij kunnen er trots op zijn dat wij het voorrecht hebben dienst te mogen verrichten voor de bekendmaking der waarheid.
12 Paulus zegt ons: „Doet de volledige wapenrusting Gods aan opdat gij kunt vaststaan tegen de kuiperijen van de Duivel.” Hieruit blijkt dat zijn aanval er op gericht is, ons geloof te schokken en onze rechtschapenheid te verbreken. Wat zijn enkele van de brandende projectielen waarvoor wij dan op onze hoede moeten zijn? — Ef. 6:11, NW.
13. Hoe kunnen wij tonen dat wij genegenheid voor Christus hebben?
13 Wellicht loopt de frontlijn constant door het huis van een christen. Jezus zeide hierover: „Denkt gij dat ik ben gekomen om vrede op de aarde te geven? Voorzeker niet, zeg ik u, veeleer verdeeldheid. Want van nu af zullen er vijf in één huis verdeeld zijn, drie tegen twee en twee tegen drie. Er zal verdeeldheid ontstaan, tussen de vader en de zoon, de zoon en de vader, de moeder en de dochter, de dochter en haar moeder, de schoonmoeder en haar schoondochter, en de schoondochter en haar schoonmoeder.” „Ja, iemands vijanden zullen personen van zijn eigen huisgezin zijn. Wie grotere genegenheid voor vader of moeder heeft dan voor mij, is mij niet waardig, en wie grotere genegenheid voor zoon of dochter heeft dan voor mij, is mij niet waardig” (Luk. 12:51-53; Matth. 10:36, 37, NW). Het is een zeer zware taak voortdurend te volharden wanneer er in het huisgezin steeds tegenstand wordt ondervonden en de waarheid aan één stuk door bespottelijk wordt gemaakt. Ten einde hiertegen bestand te zijn, hebben wij het grote schild des geloofs nodig, dat sterk wordt gemaakt door de waarheid, en moeten wij bij elke gelegenheid in de geest bidden. Wij moeten eerst de Koninkrijksbelangen zoeken, want bezwijken wij voor de door ons gezin uitgeoefende druk en verzaken wij onze aanbidding van Jehovah, dan zullen wij de strijd verliezen en afgesneden worden van de voor ons leven zo noodzakelijke omgang met de broeders en zusters.
14. Waarom heeft Paulus een waarschuwing tegen het aankweken van een handelsgeest laten weerklinken?
14 Nog een strik waarin wij gauw geneigd zijn te trappen, is, dat men verwikkeld raakt in commerciële belangen, uit liefde voor wat het huidige samenstel heeft te bieden. Demas, Paulus’ metgezel in de bediening, begaf zich op een dergelijk zijpad. Paulus zeide over hem: „Demas heeft mij verlaten omdat hij het tegenwoordige samenstel van dingen liefhad” (2 Tim. 4:10, NW). Wij kunnen geen twee meesters dienen en beiden behagen, noch kan een soldaat tegelijkertijd twee zaken dienen. „Niemand die als soldaat dient, verwikkelt zich in de commerciële bezigheden des levens, opdat hij de goedkeuring zal kunnen verkrijgen van degene die hem als soldaat in dienst heeft genomen” (2 Tim. 2:4, NW). Paulus moest werken om in zijn onderhoud te voorzien, maar nimmer liet hij toe dat zijn bediening er door werd onderbroken, en wij dienen dit standpunt te delen. Wij behoeven geen schatten op te sparen voor de toekomst, want zoals elke soldaat hebben wij slechts voor één dag te zorgen, en wij dienen met voedsel en kleding tevreden te zijn.
15. Op welke wijze kunnen wij Satan weerstaan?
15 Satan heeft echter de meeste successen geboekt bij het misleiden van de mensen door zijn tegen Gods Woord ingaande propaganda. Sedert de tijd van Eden, toen hij Eva misleidde doordat hij haar een kennis van goed en kwaad voorspiegelde, heeft hij de waarheid op sluwe wijze in een verkeerd daglicht geplaatst en is hij de vader van religieuze misleiding geweest. Door de eeuwen heen heeft hij valse leerstellingen en ideologieën opgebouwd, totdat de wereld thans zo verdeeld is dat op alle terreinen van het leven, de aanbidding inbegrepen, de hand van een ieder tegen zijn naaste is opgeheven. Thans is de tijd aangebroken wederom de oude waarheidspaden te gaan bewandelen, de dwaalleerbolwerken te slechten en de kennis omtrent God op te bouwen. Zodoende kunnen wij Satan weerstaan en medehelpen degenen te bevrijden die hij in geestelijke knechtschap heeft gehouden. „Want de wapenen van onze oorlogvoering zijn niet vleselijk, maar krachtig door God tot omverwerping van datgene wat sterk is verschanst. Want wij werpen redeneringen omver en elke hoogte die is opgericht tegen de kennis Gods, en wij brengen elke gedachte in gevangenschap ten einde ze aan de Christus gehoorzaam te maken.” — 2 Kor. 10:4, 5, NW.
16. (a) Hoe kunnen wij vaststellen wat de waarheid is? (b) Hoe kunnen wij ze het beste aan anderen bekendmaken?
16 „Wat is waarheid?” vroeg Pilatus. Het overgrote deel der mensen neemt goedgelovig aan dat het geloof dat zij van hun ouders hebben meegekregen, het ware is. Wanneer wij echter alleen al de meer dan 260 zogenaamde „christelijke” richtingen in aanmerking nemen, dan bestaat er slechts de kans van één op de 260 dat wij in het schriftuurlijke ’ene geloof,’ de ene hoop, zijn opgevoed. Willen wij dus vaststellen wat de waarheid omtrent Gods voornemens is, dan moeten wij een door het verstand geleid onderzoek instellen; wij kunnen ons maar niet in slaap laten sussen, een misleidend gevoel van zekerheid koesteren en ons evenals de grote massa gerust gevoelen met een religieuze erfenis welke wellicht zijn oorsprong bij de demonen vindt. Bij het instellen van zulk een onderzoek kunnen wij er Jehovah dankbaar voor zijn dat hij ons als een liefderijke vader onderricht en leiding heeft verschaft, doordat hij ons in de geïnspireerde bladzijden van de bijbel zijn wil heeft geopenbaard. Wanneer wij eenmaal tot een duidelijk inzicht in de Schrift zijn gekomen, dienen wij ons niet alleen maar in het defensief te bevinden wat ons geloof aangaat, maar wij dienen in de aanval te zijn en de geestelijke oorlog te voeren ten einde onze kennis met anderen te delen. Paulus geeft ons de raad de valse aanbidding maar niet zo plompverloren met grof geschut te beschieten, doch strategie te gebruiken; opdat wij zo veel mogelijk mensen voor ons winnen. „En zo ben ik voor de joden een jood geworden, opdat ik de joden mocht gewinnen; voor degenen die onder de wet staan, als onder de wet staande, . . . Ik ben voor alle soorten van mensen alle dingen geworden, opdat ik met alle middelen enkelen mocht redden. Maar ik doe alles ter wille van het goede nieuws, opdat ik er met anderen een deelhebber van mag worden.” Paulus deed geen water bij de wijn wanneer hij de waarheid predikte, maar hij gebruikte tact en onderscheidingsvermogen bij zijn aanbieding. Hij overwoog hoe hij de aanval het doeltreffendst kon laten zijn en hoe hij de geestelijke verschansing van dwaalleer kon slechten en aldus zijn toehoorders kon bevrijden zodat zij de waarheid vol vreugde konden aanvaarden. — 1 Kor. 9:20-23, NW.
SNEUVEL NIET OP HET SLAGVELD
17. Hoe kunnen wij tonen dat wij liefde voor God en onze naaste hebben?
17 Het is een groot voorrecht dat ons een aandeel aan deze bediening is toegewezen, en wij stellen het op prijs dat ons de gelegenheid werd gegeven die bediening te verrichten, en willen ze naar behoren gebruiken. Wanneer wij zeggen dat wij God liefhebben, moeten wij dit tonen door de bediening voortreffelijk te verrichten. Wat betekent dat wij flink studeren zodat wij een nauwkeurige kennis opdoen en alles volledig zullen onderscheiden, dat wij ons vergewissen van de belangrijke dingen, zodat wij anderen niet zullen doen struikelen, en dat wij een ware ijver voor de dienst hebben (Fil. 1:9-11). Deze juiste kennis te bezitten en ze goed te gebruiken, is in deze strijd een hemelsbreed verschil, een verschil tussen leven en dood (Pred. 7:12). Deze kennis leidt er toe dat mensen de verdeeldheid en onenigheid dezer wereld de rug toekeren en zich in geest en streven verenigen, hetgeen alleen in Jehovah’s dienst mogelijk is. Wanneer de grote schare mensen uit alle natiën gehoor geeft aan de uitnodiging zich bij het huisgezin des geloofs te voegen, leren zij Jehovah’s weg kennen en bewandelen zijn pad. Zij heffen het zwaard niet langer in nationalistische vijandschap tegen elkaar op, want nu strijden zij tezamen de goede strijd des geloofs. Door de geestelijke oorlogvoering wordt aldus duurzame vrede bevorderd welke op waarheid is gegrondvest en gepaard gaat met liefde voor God en de naaste — iets wat met een letterlijke oorlogvoering nog nimmer is bereikt. — Pred. 9:18.
18, 19. Welke gevaren moeten wij het hoofd bieden? Hoe overwinnen wij ze?
18 Zijn er ook gevallen bekend dat personen in deze geestelijke oorlog sneuvelen? Ja, er zullen er enkelen zijn die, ook al hebben zij de volledige, ter onzer bescherming verstrekte uitrusting aan, aan de kant van de weg zullen vallen omdat zij onverschillig zijn geworden. Wanneer wij echter de juiste geestesgesteldheid bewaren, bestaat er geen enkele reden tot vrees. In geen enkel opzicht dienen wij bevreesd te zijn voor onze tegenstanders of te bezwijken voor mensenvrees (Jes. 41:11, 12). Wij weten dat wij zolang Satan werkzaam is, moeten strijden, maar wij willen ons de voor ons liggende gelegenheden geenszins laten ontgaan: „Want een grote, tot activiteit leidende deur is er geopend . . . Er zijn echter vele tegenstanders” (1 Kor. 16:9, NW). Bent u reeds vrijmoedig door die deur gestapt en in de actieve dienst uitgetrokken?
19 Alhoewel velen de waarheid bespotten, is dit voor ons nog geen aanleiding aan hun negatieve denkwijze ten prooi te vallen of in een toestand van lusteloosheid te geraken. Noach had in zijn tijd de gehele wereld en masse tegen zich omdat hij de denkwijze der nieuwe wereld volgde, maar hij staakte de strijd niet. Onverschilligheid is een soort van geestelijke ziekte een onderdeel van Satans bacteriologische oorlogvoering. Wanneer u een ernstige ziekte had, zoudt u van alles doen om er zo snel mogelijk van af te komen. Met de hulp van onze broeders en zusters en doordat wij de door Jehovah verschafte behandeling volgen, kunnen wij een geestelijke ziekte op soortgelijke wijze bestrijden. Het is er thans de tijd niet voor ons door onze eigen ideeën te laten leiden, zodat een ieder doet wat hem zelf het beste toeschijnt. Wanneer wij zo maar lukraak zouden strijden, zouden wij de strijd met geen mogelijkheid kunnen winnen. Wij dienen daarentegen één van geest te zijn over de aangelegenheden, wij dienen de geest des Heren te bezitten, schouder aan schouder in de dienst te strijden en de vergaderingen te ondersteunen, terwijl wij het geloof en een goed geweten behouden.
20, 21. Welke aanmoediging geeft de Schrift ons om de juiste oorlog te blijven voeren?
20 Het verbazingwekkende is, dat wij na al die strijd om de waarheid hoog te houden en dienovereenkomstig te leven, de aanvallen van Satan bestrijdend, niet zwak en uitgeput raken. Na deze lange tijd tonen wij geen oorlogsmoeheid of hebben geen „shell shock.” Al deze beproevingen zijn voor ons welzijn en wij worden er geestelijk sterker door, omdat de geestelijke oorlog opbouwend is. „Laten wij jubelen terwijl wij in verdrukkingen zijn, daar wij weten dat verdrukking volharding voortbrengt; volharding vervolgens een goedgekeurde toestand; de goedgekeurde toestand vervolgens hoop, en de hoop leidt niet tot teleurstelling; want de liefde Gods is in ons hart uitgestort door middel van de heilige geest, die aan ons werd gegeven” (Rom. 5:3-5, NW). Niemand zal echter de vruchten van zijn strijd plukken tenzij hij tot het einde toe getrouw blijft, de juiste strijd voert en het geloof dient. De beloning waarnaar wij ten slotte uitzien, is het leven, en niets kan met deze grootste aller beloningen worden vergeleken. Ook al zouden wij thans ons leven als een getrouwe getuige verliezen, dan nog hebben wij het vooruitzicht van leven in de nieuwe wereld, doordat wij een opstanding zullen krijgen. Strijdt dus voor de overwinning in de juiste wedstrijd des geloofs. — Openb. 2:10; 1 Tim. 6:12, NW.
21 Afgezien nog van de belofte van leven, zijn er elke dag opnieuw nog vele andere beloningen welke ons in onze hoop sterken. Deze vallen ons niet ten deel doordat wij plunderen en brandschatten, maar het zijn zeer waardevolle geestelijke gaven. Deze beloningen staan in nauw verband met de twee grootste geboden, om God met geheel ons hart, onze geest, ziel en kracht lief te hebben en onze naaste als ons zelf. Hoe nauwkeuriger wij ons aan deze rechtvaardige vereisten houden, des te groter zullen onze zegeningen zijn. Wij moeten God de eerste plaats in ons leven geven en hem met geheel onze kracht dienen. Wanneer een soldaat onder de wapenen wordt geroepen, laat hij alles in de steek om aan de oproep gehoor te kunnen geven; wat in gelijke mate voor de christelijke oorlogvoering geldt. De mobilisatieoproep „Weest mijn volgeling,” dringt zelfs familiebanden op de achtergrond, want Jezus zeide: „Laat de doden hun doden begraven, maar gaat gij heen en maakt het koninkrijk Gods alom bekend.” — Luk. 9:59, 60, NW.
22. Hoe laten de strijders voor de oude wereld en die der nieuwe wereld zich vergelijken?
22 Zijn wij eenmaal in Gods dienst getreden, dan dienen wij niet zoals vele krijgers onder richter Gideon die dienst weer de rug toe te keren, waardoor wij geen aandeel zouden hebben aan de laatste overwinning. Bedenk wel: „Niemand die de hand aan de ploeg heeft geslagen en ziet naar dat wat achter is, is goed bekwaam voor het koninkrijk Gods” (Luk. 9:62, NW). Een overvloedige dienst brengt de grootste zegeningen. Zij die de volle-tijd-dienst, zoals de pioniersdienst, dus kunnen opnemen, hebben de wonderbaarlijke gelegenheid de rijke zegeningen te smaken welke Jehovah uitstort over hen die hem met geheel hun hart dienen. Deze volle-tijd-werkers vormen werkelijk de frontlinie van de strijders in deze geestelijke oorlog, want zij krijgen vaak de aanval in al zijn hevigheid te verduren wanneer zij in nieuwe gebieden de strijd aanbinden. Ondanks al deze beproevingen kunnen zij echter op Jehovah vertrouwen, en zelfs volmaakte vrede des geestes genieten. Wat een verschil met de soldaat die beangst en bevreesd op het door de oorlogsgesel getroffen strijdveld het aanvalssignaal afwacht! (Jes. 26:3, 4; Rom. 8:6). Zijn geest denkt niet aan het gebod zijn naaste lief te hebben, integendeel. Maar juist omdat men zich in de geestelijke oorlog wel aan dit gebod houdt, werpt die strijd in de volledigste mate zijn vruchten af. Het kan wellicht maanden en zelfs jaren kosten om iemand door geduldig onderwijs en geduldige zorg te helpen opgroeien en sterk te worden in de kennis der waarheid, doch er is maar weinig wat iemand een even grote vreugde kan bezorgen. U kunt zulke personen tonen hoe zij het waarheidslicht tot de nog steeds in duisternis verkerende mensen kunnen laten weerkaatsen. Maakt hen vertrouwd met de werkelijke strijd met het zwaard des geestes, houdt als soldaten van de Grotere Gideon, Christus Jezus, de waarheidstoorts hoog en laat het licht zich overal verbreiden (Richt. 7; Dan. 12:3). Hebt u persoonlijk het voorrecht gehad enkele van de schare mensen die in duisternis werden gehouden door de goddeloze geestelijke krachten onder Satan, te helpen bevrijden? Dit dient iedere strijder voor de nieuwe wereld zich ten doel te stellen, en de beloningen welke worden ontvangen door dit vooruitzicht op leven met anderen die rechtvaardigheid en vrede beminnen, te delen, zijn werkelijk groot.
23. In welk opzicht is de geestelijke oorlogvoering een opbouw- en veredelingswerk?
23 Door de geestelijke oorlogvoering wordt geen spoor van bloed op het aangezicht van een verschroeide aarde achtergelaten, geen kinderen die aan hongeroedeem lijden, terwijl hun ouders er niet door worden verminkt of gedood en hun huis niet wordt vernield. Aan hen die zulk een verwoesting veroorzaken, heeft Jehovah verklaard dat hij degenen zal ruïneren die de aarde ruïneren, van wie Satan de voornaamste is. De geestelijke oorlogvoering brengt in plaats van slechte vruchten, de goede vruchten van de geest voort. Het is een werk van planten, veredelen en opbouwen in geestelijke zin. Mannen en vrouwen uit alle natiën worden door onderling begrip, liefde en vertrouwen tot elkaar gebracht. Er vormt zich een Nieuwe-Wereldmaatschappij, geen geheim genootschap, maar een gemeenschap van hen die volgens de bijbel werkelijk christenen zijn en vrijuit kunnen spreken. Zij bouwen een snelweg, ruimen de stenen des aanstoots op en leiden de mensen op die weg naar het leven in de nieuwe wereld. Jehovah’s gebod luidt thans, deze juiste soort van oorlog te voeren onder leiding van Christus Jezus.
24. Hoe en wanneer zal Jehovah het grote geschil beslechten?
24 Hoelang zal deze strijd duren? Wij zullen met dit waarheidspredikingsoffensief voortgaan, zolang Jehovah dit toestaat, of, zoals Jesaja het uitdrukte, ’totdat de steden verwoest worden en er geen mens meer in is.’ De strijders ontvangen geen verlof, maar wie wil met verlof gaan wanneer hij het grote voorrecht heeft dit voorbereidende opbouwwerk op aarde te doen, dat leidt naar het grootse hoogtepunt in de wereldaangelegenheden te Armageddon? (Jes. 6:11; Pred. 8:8) Dan zal Jehovah door bemiddeling van zijn Veldmaarschalk, Christus Jezus, vervuld van gramschap optrekken en Satans zichtbare en onzichtbare wereldorganisatie vernietigen, het zichtbare aardse deel tot poeder vermalen en het onzichtbare demonische deel in de asgrond van op de dood gelijkende inactiviteit werpen, waar zij de duizend jaar van Christus’ regering zullen zijn. Jehovah’s aardse dienstknechten zullen aan deze „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” niet met letterlijke wapenen deelnemen. Nu moeten wij ons werk als het juiste soort van soldaten voor Christus verrichten. In Armageddon zal God het zijne doen. (Ps. 46:10; Rom. 12:17-21; Openb. 19:11-16, 19). Tot die tijd moeten wij de juiste soort van oorlog blijven voeren, niet in de conflicten van het zichtbare deel van Satans organisatie, maar in de oorlog tussen waarheid en dwaling, tussen de juiste religie en de valse, nimmer verslappend in ijver of in geloof, ’wat achter ons ligt, vergetend, en ons uitstrekkend naar wat voor ons ligt,’ zoals de apostel Paulus (Fil. 3:13, NW). Wanneer wij dit doen, zal Jehovah ons de overwinning schenken en zullen wij de beloning van vrede en leven in zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid ontvangen (2 Petr. 3:13). Nu moeten wij strijden; na Armageddon zullen wij vrede kunnen smaken.
[Voetnoten]