-
Hoop voor de levenden en de dodenDe Wachttoren 1955 | 15 januari
-
-
voorschijn riep uit het herinneringsgraf, zal hij alle mensen die in de herinnering van God worden bewaard, te voorschijn roepen en zij zullen uitkomen met een gelegenheid om voor alle eeuwigheid onder zijn koninkrijksregeling te leven. De profeten van God hebben dezelfde hoop gekoesterd, namelijk, onder het door Christus geregeerde koninkrijk te leven. Zoals Job schreef: „Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart! Als een man gestorven is, zal hij weder leven? Ik zou al de dagen mijns strijds hopen, totdat mijn verandering komen zou. Dat Gij zoudt roepen, en ik U zou antwoorden, dat Gij tot het werk Uwer handen zoudt begerig zijn.” — Ps. 49:13, 16; Joh. 5:28, 29, NW; Job 14:13-15.
Maar wij die thans leven en die geloof oefenen in Jehovah God en zijn Zoon, Jezus Christus, hebben de onuitsprekelijke hoop dat wij nimmer zullen sterven! Sommigen vinden dit misschien moeilijk om te geloven; niettemin is het waar. Luister naar de woorden van Jezus (Joh. 11:25, 26, NW): „Ik ben de opstanding en het leven. Hij die in mij geloof oefent, zelfs al sterft hij, zal tot leven komen, en iedereen die leeft en in mij geloof oefent, zal in het geheel niet sterven. Gelooft gij dit?”
Jehovah’s getuigen geloven het. Dit is de hoop van de doden en de levenden. Voor de doden zal deze hoop worden verwezenlijkt door middel van een opstanding; de levenden ontvangen haar door de geest en kracht van God, die deze hoop zowel te begrijpen als mogelijk maakt.
-
-
De vrucht van de geestDe Wachttoren 1955 | 15 januari
-
-
De vrucht van de geest
„De vrucht van de geest is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, goedgunstigheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing.” — Gal. 5:22, 23, NW.
1. Waarom lopen de krachtsinspanningen der mensen met betrekking tot zelfontwikkeling dikwijls op niets uit, en welke schriftuurplaats werpt hierop licht?
SEDERT onheuglijke tijden heeft de mens een levendige belangstelling gehad voor zelfontwikkeling in elk aspect van zijn structuur, op physiek, geestelijk en moreel gebied. Ten gevolge van onvolmaaktheid zijn zijn pogingen in deze richting vaak onevenwichtig geweest, gepaard gaande met de neiging tot uitersten te gaan. Er zijn bijvoorbeeld mensen die zeer trots zijn op de ontwikkeling van hun spieren, of op het verrichten van kunstige lichaamsoefeningen welke bewondering en applaus oogsten. Wat echter niet wordt beseft, is, dat dit dikwijls ten koste gaat van een goede gezondheid hetgeen naderhand in het leven blijkt, en vaak betekent dat de superieure, alhoewel ontastbare, dingen met betrekking tot de geest en het hart worden veronachtzaamd. Zoals de apostel zegt: „Want lichamelijke oefening is heilzaam voor weinig, maar godvruchtige toewijding is heilzaam voor alle dingen, daar ze de belofte heeft van het tegenwoordige en het toekomstige leven.” — 1 Tim. 4:8, NW.
2. (a) Hoe heeft de religie in het algemeen het idee van zelfontwikkeling gekweekt? (b) Wat zeide Paulus met betrekking tot deze aangelegenheid in verband met het Judaïsme?
2 Deze onevenwichtigheid en neiging om tot uitersten te gaan, hebben zich ook duidelijk voorgedaan wanneer mensen hebben getracht zich op geestelijk en moreel gebied te ontwikkelen en te verbeteren, terwijl zij dikwijls zeer trots zijn op hun prestaties, of deze nu werkelijk of ingebeeld zijn. Vaak is dit gedaan onder invloed en leiding van een van de vele religiën welke deel uitmaken van het tegenwoordige samenstel van dingen, en die beweren dat degene die zich strikt aan de voorgeschreven handelwijze houdt, voor zichzelf een zekere verdienste en zekere voordelen zal verwerven, welke zowel op zijn tegenwoordige als toekomstige leven van invloed zullen zijn. Evenmin zijn de religiën die hebben beleden de ene waarachtige God te erkennen, aan deze valstrik ontkomen. Hoe kwam Paulus er toe in zijn brief aan de Galaten te schrijven over „de vrucht van de geest” in tegenstelling met „de werken van het vlees”? Kwam het niet door deze zelfde kwestie, welke te berde was gebracht door enkelen die nog
-