Oorzaken van de grote honger
„ELKE dag worden bijna 2 miljard mensen wakker in een wereld waarin hun leven beheerst zal worden door één verlangen . . . dat naar voedsel”, aldus de woorden van L. R. Brown van de Amerikaanse Overzeese Ontwikkelingsraad. Miljoenen mensen hebben meer en beter voedsel nodig. Moet dit gebrek op rekening van de aarde geschreven worden?
Neen, de aarde blijkt miljarden mensen meer te kunnen voeden dan de huidige 3,7 miljard die haar bevolken. Volgens sommige autoriteiten is er op aarde tweemaal zoveel bebouwbaar land beschikbaar als in de afgelopen tientallen jaren is gebruikt.
Onvoorspelbaar weer verergert voedseltekort
Eén belangrijke factor die echter in sterke mate de oogstopbrengst van zelfs voortreffelijke grond kan beknotten, is het weer. „Op de grillen van het weer”, zo werd in een Newsweek-artikel opgemerkt, „is nog geen antwoord gevonden.”
De hongersituatie in Azië en Afrika is grotendeels veroorzaakt door droogte. De moessonregens waren in 1972 te beperkt of kwamen te laat om van nut te zijn voor de Indiase zomergewassen. In Bangla Desh bleef de neerslag tijdens de groeimaanden 40 percent beneden normaal. Ook op de Filippijnen hebben de oogstgewassen danig te lijden gehad van de wisselvalligheden van het weer. In het noorden werd de rijstoogst weggevaagd door de ergste watervloed van de eeuw, terwijl in het zuiden de opbrengsten beneden peil bleven wegens de droogte.
Rusland heeft op zijn beurt de laatste twee jaar grote graanverliezen geleden ten gevolge van de geringe hoeveelheid sneeuw die in de beide afgelopen winters is gevallen, zodat het graan vorstschade opliep. In China hebben volgens het Hsinhua-persbureau niet alleen droogte, overstromingen en vorst grote delen van de oogst vernield, maar zijn de gewassen ook geteisterd door stormen, hagelbuien en insekten. De heersende voedselcrisis heeft de mens weer krachtig doen voelen hoe zwak hij is ten opzichte van de natuurelementen.
De onzekere weersfactor heeft het effect van de „groene revolutie” grotendeels teniet gedaan. Nochtans vreest men dat het beperkte succes van de „groene revolutie” nog verder verkleind zal worden. Waarom?
Wegens het feit dat een uitgestrekt gebied dat met één enkele graansoort is bebouwd, ook bijzonder snel door één enkele ziekte kan worden aangetast. Insgelijks zouden insekten die op een bepaalde graanvariëteit goed gedijen, een complete oogst kunnen verwoesten. In Pakistan doet dan ook de plaatselijke grap de ronde dat ’het nieuwe wondergraan een nieuwe wondersprinkhaan heeft doen ontstaan’!
Technologie niet in staat voedseltekort op te heffen
Ofschoon het duidelijk is dat de mens aan de natuurelementen weinig kan doen, zou men zich kunnen afvragen of er met behulp van de technologie niet heel wat op andere gebieden aan de situatie verbeterd zou kunnen worden. Wel, ook al heeft de technologie waardevolle landbouwmethoden en machines ontwikkeld, toch heeft ze eveneens in grote mate bijgedragen tot het huidige voedseltekort. ’Stadsuitbreidingen’ slokken veel voortreffelijk bouwland op. Ontelbare hectaren grond zijn sterk in vruchtbaarheid achteruitgelopen door verontreiniging met industrievuil en een verkeerd gebruik van kunstmeststoffen.
Bovendien concentreert het landbouwkundig onderzoek zich voornamelijk op de „marktgewassen”, terwijl de werkelijke voedingsgewassen van armere landen vergeten worden. In het tijdschrift BioScience werd er in een artikel op gewezen dat het wereldvoedselprobleem grotendeels in de tropen ligt. Niettemin richt het wetenschappelijk onderzoek zich voornamelijk op de gewassen die in de gematigde luchtstreken groeien, en niet op die in de tropen.
De moderne technologie heeft derhalve het alom heersende voedseltekort niet opgeheven. In feite heeft ze in bepaalde opzichten zelfs tot de huidige crisis bijgedragen. Andere factoren, eveneens van menselijke aard, hebben het voedselprobleem nog verergerd.
Politiek en honger
’s Mensen politieke oorlogen — geen ’natuurelementen’ — kunnen als oorzaak worden aangewezen van de voedseltekorten die nu in gebieden als Cambodja en Bangla Desh bestaan. Landbouwsystemen, granen watervoorraden, alsmede trekdieren, zijn door de oorlogshandelingen verloren gegaan.
Dit heeft onder andere in Phnom Penh, de hoofdstad van Cambodja, geleid tot voedseloproeren en plunderingen. De soldaten die de bruggen bewaken, heffen „zwarte accijns” op vrachtwagenladingen voedsel die naar de hoofdstad worden gebracht, zodat de voedselprijs daar tot het dubbele is gestegen; op andere plaatsen in Cambodja zijn de prijzen verdrievoudigd.
In Bangla Desh kan er geen voedsel de havens binnenkomen, daar deze zijn geblokkeerd door mijnen en gezonken schepen; nog veel bruggen in dat land verkeren in onbruikbare staat. Hoewel er vorig jaar oktober voor ƒ 3.000.000.000 aan geld naar Bangla Desh werd gezonden, is slechts één derde daarvan gebruikt voor voedsel. De rest was nodig voor het herstel van ’s lands transport- en communicatiesystemen.
Vaak vormt het politieke bestel van een land een beletsel voor het bestrijden van de hongersnood aldaar. In Newsweek werd opgemerkt:
„In Indonesië vormen de bureaucraten het probleem. Onderhevig als zij zijn aan een typisch Indonesisch systeem, abs asal asal bapak senang genaamd (lett.: zolang de vader gelukkig is), bleven landbouwfunctionarissen niet alleen in gebreke de slechte berichten over produktieverminderingen aan president Soeharto door te geven, maar verzuimden zij ook de regeringsvoorraad rijst te vermeerderen.”
Ook de in Bombay (India) verschijnende Economic and Political Weekly bericht iets dienovereenkomstigs en geeft toe:
„Het patroon is nu reeds uitentreuren bekend; de klachtenfunctionarissen vertellen de onderministers wat dezen willen horen; de onderministers vertellen op hun beurt aan de ministers wat dezen willen horen en dat gaat zo door tot het nieuws de premier bereikt.”
Religie en hongersnood
Ook religie heeft in veel gevallen tot het voedselprobleem bijgedragen. Neem het volgende voorbeeld:
In het dorp Nazrichawk, in de Indiase deelstaat Bihar, wonen drieënzeventig mensen. De grond daar wordt beschreven als „goed”. Verder werd er na de laatste droogteperiode in 1967 een doeltreffend irrigatiesysteem aangelegd. Op dit moment staat de dieselpomp van het irrigatiesysteem echter te roesten en lijden de mensen honger! Toch zou de pomp gerepareerd kunnen worden. Waarom gebeurt dat dan niet? Het tijdschrift Natural History geeft als antwoord:
„Het probleem is dat de noodzakelijke werkprojecten een gezamenlijke inspanning zouden vergen: om schema’s op te stellen die ingewikkelder zijn dan in het geval van een door een os aangedreven waterwiel, moet overeenstemming worden bereikt over zulke punten als de waterdistributie, de financiering en het te verrichten werk. Dergelijke gemeenschappelijke behoeften brengen echter maar zelden een door religie, kastenwezen en politiek verdeelde gemeenschap tot eenheid. . . . Een groot aantal kleine, op het kastenstelsel geënte politieke partijen zijn alom in het land werkzaam en hun activiteiten versplinteren de dorpsgemeenschappen nog meer. In plaats van een eenheid te vormen, is een dorp vaak in kleine vijandige kampen verdeeld, volgens religieuze, politieke en op het kastenwezen berustende scheidslijnen.” — Januari 1973, blz. 34 en 35.
Ja, mensen sterven de hongerdood ten gevolge van verdeeldheid-brengende religieuze en andere sociale krachten! Sommige religies oefenen echter op nog andere wijze een nadelige invloed uit op de wereldvoedselsituatie.
Bepaalde religies moedigen aan tot de vorming van grote gezinnen; meer geboorten betekenen echter meer monden die gevoed moeten worden. India alleen heeft reeds een bevolking van 550 miljoen mensen. En elk jaar neemt het aantal inwoners van dit land met twaalf tot dertien miljoen mensen toe, een groep mensen gelijkwaardig met de bevolking van Nederland of het continent Australië. Hoewel de Indiase regering ernstig schijnt te hebben getracht kleinere gezinnen te propageren, heeft ze — wegens religie — op dit punt weinig succes geboekt.
Heel duidelijk wordt dit geïllustreerd door het volgende: Uit recente cijfers bleek dat gedurende de afgelopen tien jaar het aantal Hindoes met slechts 24 percent was toegenomen en het aantal moslims met meer dan 31 percent. Wat hebben Hindoeleiders na het vernemen hiervan gedaan? Journalist A. S. Abraham uit Bombay schreef dat zij „er geen gras over lieten groeien en deze statistische gegevens onmiddellijk gingen gebruiken ter ondersteuning van een herhaalde malen gedaan beroep op de Hindoes, geen gezinsplanning te beoefenen, ten einde te vermijden een minderheidsgroep in het land te worden. Hierbij gingen zij eenvoudig voorbij aan het feit dat de Hindoes 82 percent van de bevolking uitmaken en de moslims maar ongeveer 12 percent”. Dergelijke religieuze leiders belemmeren de regering terdege in haar pogingen de bevolkingstoename in te dammen.
Daarbij komt nog dat de meeste Indiërs snel bereid zijn gehoor te geven aan de verlangens van hun religieuze leiders in dezen. Waarom? Omdat kinderen voor hen een soort van ’welzijnsverzekering’ vormen. Boeren gebruiken bijvoorbeeld hun kinderen om ’op de geiten te passen’. Ook willen ouders kinderen omdat dezen voor hen kunnen zorgen als zij oud geworden zijn. Veel Aziatische kinderen sterven op jeugdige leeftijd; hoe meer nakomelingen iemand derhalve heeft, zo redeneren ouders, des te waarschijnlijker het is dat er enkelen in leven zullen blijven die hen op oudere leeftijd kunnen verzorgen.
De tegenstand die de regeringsprogramma’s voor geboortenregeling ondervinden, komt niet alleen van de kant van de ’Oosterse religies’. Ook de christenheid vormt een bron van krachtige oppositie.
In 1930 gaf paus Pius XI in zijn encycliek Casti connubii een korte samenvatting van het officiële katholieke standpunt inzake geboortenregeling. Hij noemde de meeste geboortenregelingsmethoden „een overtreding van de wet van God en de natuur, terwijl degenen die ze toepassen, zich brandmerken met de schuld van een zware zonde”. Zijn opvolgers hebben dit geloofspunt bevestigd.
De huidige paus, Paulus VI, noemde in oktober 1965 in een toespraak voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties „kunstmatige geboortenregeling” „strijdig met de rede”. Daarop vaardigde hij in juli 1968 zijn eigen encycliek uit, onder de titel Humanae Vitae. In het midden van 1970, precies twee jaar later, was de bevolking van het katholieke Zuid-Amerika met een tien miljoen personen toegenomen, ofte wel met tweemaal zoveel mensen als er op dit moment in het land Bolivia wonen! Toch is in Latijns-Amerika sinds 1944 de voedselproduktie per hoofd van de bevolking meer gedaald dan in enig ander deel van de wereld.
Zogenaamd christelijke religieuze leiders zouden goed doordrongen dienen te zijn van de waarheid die is vervat in de woorden van de christelijke apostel Paulus: „Wie niet zorgt voor eigen familie en zelfs niet voor het eigen gezin, heeft het geloof verloochend en is erger dan een ongelovige” (1 Timótheüs 5:8, in de katholieke Sint-Willibrordvertaling). De bepaling van de grootte van iemands gezin is natuurlijk een persoonlijke zaak. Dienen ouders echter aangemoedigd te worden zoveel kinderen voort te brengen dat zij niet meer voor hen kunnen ’zorgen’, en hen moeten laten verhongeren? Dat dient duidelijk niet te gebeuren.
Enkele van ’s werelds grootste religies zijn derhalve medeverantwoordelijk voor de explosieve toename van de wereldbevolking en de thans heersende voedselcrisis.
Er zijn echter nog andere factoren die hebben bijgedragen en nog bijdragen tot de heersende hongertoestanden, factoren waar weldoorvoede mensen uit ’rijke landen’ moeilijk volledig de draagwijdte van kunnen beseffen.
Gevolgen van ondervoeding
Een van deze is het nadelige effect dat ondervoeding op het lichaam heeft. Hongerige mensen zijn vaak niet meer in staat in hun eigen onderhoud te voorzien. Zij zijn bijzonder vatbaar voor ziekten, aangezien de natuurlijke immuniteit van het lichaam met slechte voeding na enige tijd verdwijnt. In veel landen kan men mensen zien met uitgeputte ledematen, die niet in staat zijn te lopen vanwege hun verzwakte toestand. Hoeveel zwaar werk zouden zulke personen op het land kunnen verrichten?
Ook geestelijk ondervinden mensen gevolgen van ondervoeding. Wat in sommige landen voor een bezoeker op het eerste gezicht natuurlijke ’rust en kalmte’ mag lijken, is vaak alleen maar een symptoom van de vermoeidheid, doelloosheid en onverschilligheid die het gevolg zijn van een tekort aan volwaardig voedsel. A. Hopcraft merkte in zijn boek Born to Hunger over één land op: „Ik zag onder de kinderen heel weinig lust tot spelen; er werden nauwelijks spelletjes gedaan. De overheersende zwakte en afgestomptheid van de kinderen is een van de meest in het oog springende aspecten van het dagelijks leven.” Kan men van ontgoochelde en verzwakte personen verwachten dat zij met kracht het hoofd zullen bieden aan de uitdaging hun gezinnen van voldoende voedsel te voorzien? Zij zijn duidelijk beperkt met betrekking tot wat zij tot stand kunnen brengen.
Ongelukkig genoeg beseffen mensen uit rijkere landen bovendien vaak niet dat personen die in een geheel andere cultuur zijn opgegroeid en die in het algemeen ook anders denken dan zijzelf, niet noodzakelijkerwijs achterlijk of minderwaardig zijn. Toch kan het voorkomen dat de mannen die worden geacht het wereldvoedselprobleem op te lossen, zich superieur voelen aan de inheemse bevolking van een vreemd land. Dit beperkt in sterke mate de doeltreffendheid van hun pogingen, en is nog een factor die als oorzaak van de wereldvoedselcrisis kan worden aangewezen. H. D. Thurston van de Cornell-universiteit merkte hieromtrent op:
„Iemands vermogen om met zijn gastheren te kunnen omgaan en hen als gelijken en medewerkers te behandelen, is vaak belangrijker dan zijn wetenschappelijke kennis. . . . Zelfs de armste boer of arbeider bezit in de meeste gevallen een grote trots en is zich scherp bewust van zijn menselijke waardigheid. Het geringste blijk van superioriteitsgevoel wordt iemand kwalijk genomen en kan al zijn toekomstige werk zinloos maken.”
Desondanks is de nederigheid waaraan met het oog op de oplossing van de internationale voedselproblemen van dit samenstel zo’n dringende behoefte bestaat, nauwelijks te vinden.
Met een juiste grond- en weersgesteldheid is derhalve het probleem niet opgelost; het gaat veel dieper. Niet alleen ’s mensen politieke, technologische en religieuze activiteiten en sociale gewoonten, maar ook zijn gebrek aan menselijk mededogen, hebben het probleem ontwijfelbaar zo ingewikkeld gemaakt dat het oplossen ervan het vermogen van de onvolmaakte mens te boven gaat.
Dientengevolge zijn wij thans getuige van een wereldgrote paradox. Gaat u maar na: de mens bezit nu de technische ’know-how’ hoe hij met uitgebreide irrigatiewerken en opslagsystemen overvloedige oogsten kan produceren. Hij heeft scholen waar verfijnde landbouwmethoden worden onderwezen. Hij heeft indrukwekkende machines ontworpen voor de bewerking van grote stukken land. Een internationale F.A.O. houdt hem op de hoogte van de voedselsituatie overal ter wereld, en dank zij snelle communicatiemiddelen weet hij bijna onmiddellijk waar voorraden nodig zijn. Vlugge transportsystemen kunnen het voedsel met spoed op de plaats van bestemming brengen. Niettemin sterven ELKE DAG duizenden mensen de hongerdood.
Hoe komt het dat er juist nu, in deze tijd, zo’n paradoxale situatie bestaat? De oorzaak hiervan moet opgespoord kunnen worden. En — een vraag die even belangrijk is — bestaat er een werkelijke oplossing voor de wereldcrisis?
[Illustratie op blz. 7]
De wisselvalligheid van het weer en andere problemen hebben het effect van de „groene revolutie” grotendeels teniet gedaan
[Illustraties op blz. 8]
LEIDERS VAN BELANGRIJKE GODSDIENSTEN MOEDIGEN AAN TOT DE VORMING VAN GROTE GEZINNEN — ZELFS IN ARME LANDEN!
’Hindoes mogen geen minderheidsgroep worden’ — Hindoeleiders in India
’Geboortenregeling is strijdig met de rede’ — Paus Paulus VI
’Wat moeten wij eten?’